ECLI:NL:RBGEL:2016:7160

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
6 juli 2017
Zaaknummer
4450833
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorschot op het loon van een vereffenaar van een nalatenschap volgens artikel 4:206 lid 3 BW

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, wordt het verzoek van mr. W.J.M. van Tongeren, benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van de heer [erflater], behandeld. De procedure is gestart met een verzoekschrift van 20 augustus 2015, gevolgd door meerdere brieven en verzoekschriften. De rechtbank heeft eerder, op 13 april 2015, een verzoek van mr. Van Tongeren om voorschotbetalingen op zijn loon afgewezen, wat door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is bekrachtigd. Mr. Van Tongeren verzoekt nu om een voorschot op zijn loon, waarbij hij een tarief van € 210,00 à € 230,00 exclusief btw per uur voorstelt. Hij onderbouwt zijn verzoek met de complexiteit van de vereffening van de nalatenschap, die onder andere bestaat uit het innen van vorderingen van debiteuren van de erflater.

De kantonrechter oordeelt dat mr. Van Tongeren zijn verzoek niet voldoende concreet heeft gemaakt. Er zijn specifieke vereisten waaraan een verzoek tot toekenning van een voorschot op het loon van een vereffenaar moet voldoen, zoals het vermelden van het toe te kennen voorschotbedrag, een inhoudelijke onderbouwing, en een verslag dat voldoet aan de eisen van de faillissementswet. De kantonrechter stelt mr. Van Tongeren in de gelegenheid om zijn verzoek aan te passen en opnieuw in te dienen, waarbij hij de nodige specificaties en onderbouwingen moet aanleveren. De beslissing om verdere stappen te ondernemen wordt aangehouden totdat mr. Van Tongeren zijn verzoek heeft aangepast en ingediend.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaakgegevens 4450833 \ EZ VERZ 15-403 \ TS
uitspraak van 26 april 2016
tussenbeschikking
in de zaak van
mr. W.J.M. van Tongerenin zijn hoedanigheid van vereffenaar
van de nalatenschap van [erflater]
kantoorhoudende te Twello
verzoekende partij
procederend in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 20 augustus 2015
- het (nieuwe) verzoekschrift van 31 augustus 2015
- de brief van 1 september 2015
- de brief van 9 september 2015
- de brief van 10 november 2015
- de brief van 17 november 2015
- de brief van 1 december 2015
- de brief van 8 januari 2016
- de aantekeningen van het gesprek van 21 januari 2016.
Mr. Van Tongeren heeft nog een zestal brieven, te weten van 25 januari 2016,
4 februari 2016, 4 maart 2016, 4 april 2016, 5 april 2016 en 21 april 2016, in het geding gebracht. Omdat deze brieven eerst na afloop van het gesprek van 21 januari 2016 zijn overgelegd, dient de kantonrechter deze buiten beschouwing te laten.

2.De feiten

2.1.
Op [sterfdatum] 2014 is te [sterfplaats] overleden de heer [erflater] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1942. Erflater woonde laatstelijk in [woonplaats] .
2.2.
Bij beschikking van 16 januari 2015 heeft deze rechtbank mr. Van Tongeren benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater.
2.3.
Bij beschikking van 13 april 2015 heeft de kantonrechter van deze rechtbank het verzoek van mr. Van Tongeren om door de kantonrechter vooraf gefiatteerde voorschotbetalingen, bijvoorbeeld om de drie of vier maanden, ten laste te (mogen) brengen van de boedel, afgewezen. Mr. Van Tongeren is tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan.
2.4.
Bij beschikking van 25 augustus 2015 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de beschikking van deze rechtbank van 13 april 2015 bekrachtigd met verbetering van gronden zoals neergelegd in de rechtsoverwegingen 3.6 en 3.7 en het meer of anders verzochte afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
Mr. Van Tongeren verzoekt de kantonrechter thans, na wijziging van het verzoek, een voorschotbetaling per maand of per kwartaal of per halfjaar op zijn loon vast te stellen, waarbij wordt uitgegaan van een tarief van € 210,00 à € 230,00 exclusief btw per uur.
3.2.
Aan zijn verzoek heeft mr. Van Tongeren het volgende ten grondslag gelegd. Er is sprake van een negatieve nalatenschap. De vereffening van de nalatenschap is complex en bewerkelijk. Erflater was leverancier van Chinese restaurants en heeft zijn miljoenenbedrijf in 2006 verkocht. Erflater heeft grote geldbedragen uitgeleend aan met name Chinese restauranthouders, vaak in het geval dat zij bij banken geen lening konden krijgen, vaak zonder onderpand en vaak zonder adequate schriftelijke vastlegging. Soms is alleen de naam van de debiteur bekend of alleen een bankrekeningnummer. Het vereist veel gesprekken, veel papierwerk en veel correspondentie om de debiteuren te achterhalen en hen ertoe te bewegen de geleende geldbedragen terug te betalen. Het innen van de vorderingen is nodig om de schulden van de nalatenschap te voldoen.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 4:206 lid 3 BW bepaalt dat een vereffenaar die door de rechter is benoemd recht heeft op loon dat door de kantonrechter vóór het opmaken van de uitdelingslijst wordt vastgesteld.
4.2.
Ten aanzien van het verzoek van mr. Van Tongeren tot toekenning van een voorschot op zijn loon heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beschikking van 25 augustus 2015 het volgende overwogen:
“(…)
3.6
De wettelijke regeling gaat aldus ervan uit dat het loon van de vereffenaar pas wordt betaald na het verbindend worden van de uitdelingslijst. Ook al biedt de wet de kantonrechter niet uitdrukkelijk de mogelijkheid te bepalen dat aan de vereffenaar al dan niet periodiek voorschotten op zijn loon worden betaald, daarmee is niet de onmogelijkheid daarvan gegeven. Betaling van voorschotten op loon kan bij de vereffening van een nalatenschap die bewerkelijk en complex is, veel tijd vraagt en lang duurt nodig zijn, indien zonder betaling van dergelijke voorschotten benoeming van enig vereffenaar en daarmee een goede vereffening niet mogelijk is. In het geval van een negatieve nalatenschap als de onderhavige ligt het in de rede voor de bepaling van het voorschot op het loon van de vereffenaar aansluiting te zoeken bij de zogeheten Recofa-richtlijnen voor faillissementen en surseances van betaling. Dit is overigens in lijn met de aanbeveling die de Handleiding Erfrechtprocedures Kantonrechter van 10 november 2008 geeft om voor artikel 4:206 lid 3 BW aan te sluiten bij de regeling voor curatoren in een faillissement. Artikel 6.2 van de Recofa-richtlijnen regelt een verzoek tot toekenning van een voorschot op het salaris van de curator in het faillissement en leent zich voor overeenkomstige toepassing op de vereffening van een nalatenschap. In die regeling is bepaald dat het verzoek wordt gedaan tegelijk met de indiening van een openbaar verslag en betrekking heeft op de periode tot aan dit verslag. Het hof merkt op dat een vereffenaar niet de verslagplicht heeft die artikel 73a Faillissementswet (Fw) aan de curator oplegt. Het ligt in de rede dat de kantonrechter van de vereffenaar die een verzoek tot toekenning van een voorschot op zijn loon doet gelijktijdige overlegging verlangt van een verslag van de vereffenaar dat, afgezien van de openbaarheid, voldoet aan de eisen die in een faillissement ingevolge artikel 73a Fw aan een dergelijk verslag worden gesteld. Het hof merkt verder op dat toekenning van een voorschot op het loon alleen mogelijk is, voor zover de toestand van de boedel (de nalatenschap) dat toelaat, ter beoordeling waarvan verslaglegging als hiervoor bedoeld essentieel is.
(…)
3.7
Op grond van het vorenstaande slaagt de grief van de vereffenaar voor zover die inhoudt dat anders dan de kantonrechter heeft overwogen voor het bepalen van een voorschot op het loon van de vereffenaar wel grondslag in de wet bestaat, althans dat aansluiting kan worden gezocht bij wel in de wet geregelde gevallen, zoals in dit geval in de Fw. De kantonrechter heeft daarom het verzoek van de vereffenaar afgewezen. In hoger beroep heeft de vereffenaar geen concreet verzoek gedaan tot het bepalen van een voorschot op zijn loon. Het verzoek in hoger beroep strekt ertoe dat het hof in algemene zin beslist dat in de vereffening van de nalatenschap van de erflater voorschotbetalingen mogelijk zijn. Een dergelijk verzoek leent zich niet voor toewijzing. Ook het verzoek in eerste aanleg is, ook al slaagt de grief, niet toewijsbaar. Ook dit verzoek concretiseert niet het te betalen voorschot, maar strekt ertoe een bepaalde wijze van declareren vast te leggen. Nu noch het verzoek in hoger beroep noch het verzoek in eerste aanleg voor toewijzing vatbaar zijn, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen, zij het met verbetering van gronden. Het hof houdt de vereffenaar voor dat hij ingevolge hetgeen hiervoor is overwogen wel een concreet en nieuw verzoek kan doen aan de kantonrechter tot het bepalen van een voorschot op het loon. (…).”
4.3.
Uit bovenstaande overwegingen blijkt dat het hof de vereffenaar, in dit geval
mr. Van Tongeren, heeft geadviseerd een concreet en nieuw verzoek te doen aan de kantonrechter tot het bepalen van een voorschot op zijn loon.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het thans voorliggende verzoek van mr. Van Tongeren niet als een concreet verzoek kan worden beschouwd. Een concreet verzoek tot vaststelling van een voorschot op het loon van een vereffenaar dient aan de volgende vereisten te voldoen:
  • het toe te kennen voorschotbedrag, dat wil zeggen het bedrag dat de vereffenaar verzoekt als voorschot op zijn loon;
  • een inhoudelijke onderbouwing van het verzoek;
  • de periode waarover de vereffenaar een voorschot verzoekt;
  • een specificatie van de werkzaamheden van de vereffenaar met de daaraan bestede uren (tijdregistratie), in het geval het voorschot wordt verzocht over een periode in het verleden;
  • een schatting van de werkzaamheden van de vereffenaar met de daaraan te besteden uren (tijdregistratie), in het geval het voorschot wordt verzocht over een periode in de toekomst;
  • het te hanteren uurtarief;
  • een verslag van de vereffenaar dat, afgezien van de openbaarheid, voldoet aan de eisen die in een faillissement ingevolge artikel 73a Fw aan een dergelijk verslag worden gesteld.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft mr. Van Tongeren zijn verzoek voldoende inhoudelijk onderbouwd. Aannemelijk is dat de vereffening van de nalatenschap van erflater bewerkelijk en complex is, veel tijd vraagt en lang duurt.
4.6.
Mr. Van Tongeren heeft in zijn verzoekschrift niet verzocht om een voorschotbedrag vast te stellen, maar slechts een voorstel gedaan om een wijze van declareren vast te stellen. De kantonrechter zal mr. Van Tongeren in de gelegenheid stellen alsnog een voorschotbedrag te noemen dat mr. Van Tongeren verzoekt als voorschot op zijn loon.
4.7.
Mr. Van Tongeren heeft over de periode van januari 2015 tot en met december 2015 een tijdregistratie in het geding gebracht. Daaruit leidt de kantonrechter af dat mr. Van Tongeren toekenning van een voorschot op zijn loon verzoekt voor het jaar 2015.
4.8.
Mr. Van Tongeren heeft zijn werkzaamheden gespecificeerd aan de hand van tien categorieën. De specificatie van de werkzaamheden voldoet niet aan artikel 6.1 van de Recofa-richtlijnen, in die zin dat daaruit niet valt af te leiden met wie is gesproken of gecorrespondeerd, of wat het onderwerp is waarop de studie of het overleg betrekking heeft gehad. De kantonrechter zal mr. Van Tongeren in de gelegenheid stellen alsnog een specificatie van zijn werkzaamheden in het geding te brengen die voldoet aan de vereisten van artikel 6.1 van de Recofa-richtlijnen.
4.9.
In de door mr. Van Tongeren gehanteerde categorieën worden de categorieën ‘processtukken opstellen’ en ‘zitting’ genoemd. Indien en voor zover deze werkzaamheden betrekking hebben op de hoger beroepsprocedure, kunnen deze werkzaamheden en de daaraan bestede uren niet worden aangemerkt als daadwerkelijk aan de vereffening van de nalatenschap bestede tijd. In dat geval dient mr. Van Tongeren een aangepaste specificatie van zijn werkzaamheden met de daaraan bestede uren in het geding te brengen. Ook het griffierecht van € 311,00 voor de procedure in hoger beroep mag mr. Van Tongeren niet ten laste brengen van de nalatenschap.
4.10.
Mr. Van Tongeren heeft aanvankelijk een uurtarief van € 200,00 verzocht en later een uurtarief van € 210,00 tot € 230,00, gelet op de ingewikkeldheid en bewerkelijkheid van de vereffening van de nalatenschap. Het is niet aan de kantonrechter om een keuze te maken ten aanzien van het te hanteren uurtarief van een vereffenaar. Mr. Van Tongeren dient een concreet en onderbouwd voorstel te doen voor het te hanteren uurtarief.
4.11.
De door mr. Van Tongeren gegeven financiële informatie kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden aangemerkt als een verslag van de vereffenaar dat, afgezien van de openbaarheid, voldoet aan de eisen die in een faillissement ingevolge artikel 73a Fw aan een dergelijk verslag worden gesteld. Mr. Van Tongeren zal in de gelegenheid worden gesteld alsnog een dergelijk verslag in het geding te brengen. Toekenning van een voorschot op het loon is immers alleen mogelijk, voor zover de toestand van de boedel (de nalatenschap) dat toelaat, ter beoordeling waarvan een faillissementsverslag essentieel is.
4.12.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de kantonrechter mr. Van Tongeren in de gelegenheid zal stellen alsnog een concreet verzoek tot toekenning van een voorschot op zijn loon te doen zoals hierna onder de beslissing vermeld.
4.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
stelt mr. Van Tongeren in de gelegenheid alsnog een concreet verzoek tot toekenning van een voorschot op zijn loon te doen. Dit concrete verzoek dient het volgende in te houden: -het toe te kennen voorschotbedrag;
-een specificatie van zijn werkzaamheden die voldoet aan de vereisten van artikel 6.1 van de Recofa-richtlijnen, eventueel aangepast indien en voor zover de categorieën ‘opstellen processtukken’ en ‘zitting’ betrekking hebben op de hoger beroepsprocedure;
-het te hanteren uurtarief;
-een verslag dat, afgezien van de openbaarheid, voldoet aan de eisen die in een faillissement ingevolge artikel 73a Fw aan een dergelijk verslag worden gesteld;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. W.C. Haasnoot en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2016.