ECLI:NL:RBNHO:2020:4452
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging WIA-uitkering na bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van de WIA-uitkering. Eiser, die sinds 2015 ziek is, ontving een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en was geclassificeerd als 80-100% arbeidsongeschikt. Na een herbeoordeling door het UWV, waarbij eiser's arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%, werd zijn uitkering per 16 december 2019 beëindigd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft het bezwaar gegrond verklaard, wat leidde tot een herziening van het primaire besluit in zijn nadeel, wat eiser betwistte op basis van het verbod van reformatio in peius.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV bevoegd was om de uitkering te herzien, ook zonder het ingediende bezwaar. De rechtbank oordeelde dat de medische rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van hun bevindingen. Eiser voerde aan dat zijn klachten chronisch zijn en dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, maar de rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende beperkingen hadden aangenomen en dat eiser in staat was om bepaalde functies te vervullen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen proceskostenveroordeling nodig was.