In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Ryanair DAC wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht van Dublin naar Amsterdam-Schiphol op 30 september 2017. De passagiers hebben compensatie van € 750,00, vermeerderd met wettelijke rente, gevorderd op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Ryanair heeft de bevoegdheid van de rechtbank Noord-Holland betwist, stellende dat de passagiers niet voldaan hebben aan de procedure in hun algemene voorwaarden en dat de Ierse rechtbank bevoegd zou zijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat artikel 15.2 van de algemene voorwaarden van Ryanair als een oneerlijk beding moet worden aangemerkt, waardoor de rechtbank Noord-Holland bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 500,00 toegewezen, maar de vordering van passagier sub 3 afgewezen omdat niet vaststond dat deze passagier niet dezelfde was als passagier 1. De wettelijke rente en proceskosten zijn toegewezen aan de passagiers, terwijl het meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is uitgesproken door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.