In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Heemstede. De eiser ontving sinds 1 maart 2006 bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw), maar zijn recht op bijstand werd per 1 juni 2017 ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, zoals vastgelegd in artikel 17 van de Pw. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet de gevraagde gegevens had overgelegd, waaronder bankafschriften en informatie over zijn inkomsten als zelfstandige. Hierdoor kon het college niet vaststellen of de eiser recht had op bijstand.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser meerdere keren was verzocht om informatie te verstrekken, maar dat hij hieraan niet had voldaan. De rechtbank oordeelde dat de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van teveel ontvangen bijstand. De eiser had ook een bestuurlijke boete van € 4.100,25 opgelegd gekregen, die verband hield met de schending van de inlichtingenplicht. De rechtbank oordeelde dat de boete evenredig en passend was, en dat er geen dringende redenen waren om van de boete af te zien.
De rechtbank verklaarde de beroepen van de eiser ongegrond, zowel tegen de intrekking van de bijstandsuitkering als tegen de opgelegde boete. De uitspraak werd gedaan in het kader van de maatregelen rondom het Coronavirus, waardoor deze niet op een openbare zitting kon worden uitgesproken. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.