In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de Stichting Zaan Primair, en de Voorzitter van het College van Bestuur van deze stichting. Eiseres had een voorwaardelijk strafontslag opgelegd gekregen wegens het blokkeren van een herplaatsingsonderzoek en het negeren van dienstopdrachten. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de verwijten van de werkgever feitelijke grondslag missen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen eiseres en het onderzoeksbureau niet optimaal was, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat eiseres zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de werkgever vernietigd en het primaire besluit herroepen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de opgelegde berisping niet gerechtvaardigd was. Tevens is de werkgever veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en betreft de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.