Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vennootschap onder firma[gedaagde sub 1] BEMIDDELING EN VEEHOUDERIJ,
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 3]
[gedaagde sub 4],
[gdaagde sub 5],
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 augustus 2019
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 9 oktober 2019
- het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2020 en de daarin genoemde comparitie-aantekeningen van mr. Stehouwer.
2.De feiten
In deze koopovereenkomst heeft [XXYY] c.s. - met het oog op het voornemen van de wetgever om fosfaatrechten in het leven te roepen - aan [eiser] (netto) 600 kg fosfaatrechten verkocht tegen een totale koopprijs van € 63.000,00 (€ 105,00 per kg).
B. Verkoper in eerdere transacties reeds 600 kg [eiser] ) en 1500 kg (…) fosfaatrechten heeft verkocht.
(…)
(…)
3. Naast deze overeenkomst draagt verkoper per 31-12-2016 zijn veehouderij bedrijf over aan koper (…). Vanuit deze bedrijfsoverdracht worden alle fosfaatrechten genoemd onder artikel A. geleverd aan koper. Koper zal tevens in 2018 zorgdragen voor levering van de transacties genoemd in artikel B. (600 kg [eiser] en 1500 kg (…).”
[gedaagde sub 1] heeft aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
3.Het geschil
Als gevolg van de niet-nakoming heeft [eiser] schade geleden, zijnde het verschil tussen het bedrag waarvoor [eiser] van [XXYY] c.s. heeft gekocht (€ 105,00 per kg) en het bedrag waarvoor [eiser] de fosfaatrechten eind december 2018 had kunnen verkopen (€ 195,- per kg). De totale schade bedraagt (600 kg x € 90,- =) € 54.000,-.
4.De beoordeling
Laten we eerst de uitspraak van de rechter afwachten. Als de rechter beslist dat [XXYY] niet gehouden is te leveren, dan zijn wij hiertoe ook niet gehouden”. Volgens de advocaat van [gedaagde sub 1] was de strekking van het gesprek dat er volgens [gedaagde sub 1] ‘niets was’.
4.14. Uit de enkele mededeling van [gedaagde sub 1] aan [eiser] ”
Als de rechter beslist dat [XXYY] niet gehouden is te leveren, dan zijn wij hiertoe ook niet gehouden” behoefde [eiser] , nadat hij in de loop van 2018 bekend raakte met het derdenbeding, redelijkerwijs niet te begrijpen dat de contractuele verplichting tot levering van de fosfaatrechten door [gedaagde sub 1] is aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat [XXYY] c.s. op basis van de koopovereenkomst [XXYY] - [eiser] gehouden zou zijn om aan [eiser] fosfaatrechten te leveren. [eiser] wist immers dat [XXYY] c.s. vanwege de overdracht van zijn bedrijf aan [gedaagde sub 1] niet kón leveren, zodat het voor hem voor de hand lag dat [gedaagde sub 1] in de plaats van [XXYY] c.s. de fosfaatrechten zou leveren.
[gedaagde sub 1] heeft geen andere concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat [eiser] niet in redelijkheid mocht verwachten dat op [gedaagde sub 1] een onvoorwaardelijke leveringsverplichting rust. Daarom wordt aan bewijslevering van de bedoeling van [XXYY] c.s. en [gedaagde sub 1] het beding voorwaardelijk te maken niet toegekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering niet toewijsbaar. Met de aanvaarding van het derdenbeding is [eiser] partij geworden bij de koopovereenkomst [XXYY] - [gedaagde sub 1] . Het gaat hier dus om een meerpartijenovereenkomst. Anders dan [eiser] veronderstelt, is er geen zelfstandige overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] ontstaan, die voor ontbinding in aanmerking kan komen.
[eiser] heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij er, gelet op de huidige prijs van fosfaatrechten, niets aan heeft als hem nu fosfaatrechten worden geleverd. Die levering had in 2018 moeten plaatsvinden. Daarom heeft hij alsnog gekozen voor volledige schadevergoeding vanwege de wanprestatie van [gedaagde sub 1] . Niet gebleken is dat de gerechtvaardigde belangen van [gedaagde sub 1] hierdoor in het gedrang komen. De keuze van [eiser] acht de rechtbank daarom niet in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid. [gedaagde sub 1] zal niet, zoals door haar verzocht, alsnog in de gelegenheid worden gesteld de fosfaatrechten te leveren.
heeft daarop aangegeven dat van de berekening van [gedaagde sub 1] wat betreft de 8,3% generieke korting kan worden uitgegaan. Dit leidt ertoe dat de rechtbank bij de schadeberekening de hoeveelheid 556,19 kg netto fosfaatrechten tot uitgangspunt neemt.
€ 2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
5.De beslissing
mr. I.H. Lips, rolrechter, op 25 maart 2020. [1]