ECLI:NL:RBNHO:2020:11828

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5037
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van zeecontainers in achtererfgebied en de beoordeling van vergunningvrij gebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen. De eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen het plaatsen van twee zeecontainers in het achtererfgebied van zijn perceel, gelegen binnen het bestemmingsplan 'Recreatieterreinen Harenkarspel'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de containers niet beroepsmatig of bedrijfsmatig worden gebruikt, maar voor hobbymatige activiteiten. De rechtbank oordeelde dat er geen vergunning vereist is voor het plaatsen van de zeecontainers, omdat de planregels permanente bewoning van de recreatiewoningen op het perceel toestaan. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de containers als bijbehorende bouwwerken bij een reguliere woning kunnen worden gekwalificeerd en dat de aanwezigheid van de containers niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en bestuursprocesrecht, waarbij de rechtbank de relevante wet- en regelgeving heeft toegepast en de argumenten van eiser en verweerder heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5037

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats 1] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

(gemachtigden: L. Plak en mr. drs. C.R. Waal).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen:
[derde partij 1] en [derde partij 2], te [woonplaats 2] .

Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om handhavend op te treden afgewezen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2020. Eiser is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Derde-partij is verschenen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
2.1
Eiser heeft verweerder op 15 februari 2019 verzocht handhavend op te treden tegen het plaatsen en verbouwen van twee zeecontainers in het achtererfgebied op het perceel [het perceel 1] (het perceel). Het perceel is gelegen binnen het bestemmingsplan “Recreatieterreinen Harenkarspel” (het bestemmingsplan). De betreffende gronden hebben de bestemmingen “Recreatie- verblijfsrecreatie 3” en Dubbelbestemming “Waarde- Archeologie 3’’. Eiser is eigenaar van de woning op het perceel [adres] .
2.2
Op 7 maart 2019 hebben twee toezichthouders van de gemeente Schagen geconstateerd dat twee containers op het achtererfgebied van het perceel aanwezig zijn. Geconstateerd is dat een zeecontainer gebruikt wordt ten behoeve van opslag. Tijdens een controle op 4 juni 2019 is gebleken dat de andere zeecontainer gebruikt wordt voor het vervilten van schapenvachten. De zeecontainers zijn beide zes meter lang, 2,4 meter breed en 2,5 meter hoog, met een totale oppervlakte van ongeveer 28,8 vierkante meter. Verweerder heeft het verzoek om handhaving afgewezen omdat voor de zeecontainers geen vergunning is vereist. De in artikel 2, derde lid, onder 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) opgenomen uitzondering ziet niet op een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door een huishouden waarvoor een planologische regeling geldt waardoor het recreatief nachtverblijf met onbeperkte gelding voor permanente bewoning mag worden gebruikt. Volgens artikel 7.1 van de planregels is permanente bewoning van de recreatiewoningen toegestaan op het perceel, waardoor de containers met toepassing van artikel 2, derde lid, van bijlage II van het Bor vergunningvrij geplaatst mogen worden. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft, in afwijking van het advies van de ambtelijke hoorcommissie, die stelt dat de aanwezigheid van de containers in strijd is met de redelijke eisen van welstand, overwogen dat geen concreet verzoek om handhaving is ingediend ten aanzien van een mogelijk welstandsexces. Voorts kan de reikwijdte van een handhavingsverzoek na het besluit daarop niet meer worden uitgebreid. Verder heeft de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit Schagen zich in haar advies van 9 oktober 2019 op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een welstandsexces. De bijgebouwen voldoen echter niet aan de redelijke eisen van welstand, zodat de zeecontainers bekleed moeten worden zoals getoond in aan de gemeente verstrekte referentiebeelden.
4.1
Eiser voert aan dat verweerder de recreatiewoning ten onrechte gelijkgesteld heeft met reguliere woningen, omdat de recreatiewoning niet over dezelfde faciliteiten als reguliere woningen beschikt. Het onderhoud van de wegen, de verlichting en de riolering en het ophalen van huisvuil gebeurt in eigen beheer.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat zij de recreatiewoning niet gelijkgesteld heeft aan reguliere woningen, maar dat artikel 2, derde lid, onder g, onderdeel 3 van bijlage II van het Bor niet ziet op een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door een huishouden waarvoor een planologische regeling geldt waarvoor het recreatief nachtverblijf met onbeperkte gelding voor permanente bewoning mag worden gebruikt (uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:206). Voor de geplaatste zeecontainers gelden de regels die gelden voor de plaatsing van bijbehorende bouwwerken bij een reguliere woning.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat geen vergunning is vereist voor het plaatsen van de zeecontainers. Gelet op artikel 7.1, onder a, van de planregels is permanente bewoning van de recreatiewoningen toegestaan op het perceel. De Afdeling heeft in de door verweerder terecht genoemde uitspraak van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:206 geoordeeld dat de onder artikel 2, derde lid, onder g, onderdeel 3 van bijlage II bij het Bor opgenomen uitzondering niet opgaat, indien de planregels het permanent bewonen van de recreatiewoning toelaten. Faciliteiten en onderhoud zijn niet van belang voor de beoordeling of de containers vergunningvrij geplaatst mogen worden. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.1
Eiser voert aan dat de door verweerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016 niet van toepassing is op onderhavige situatie, omdat het in deze uitspraak ging over bijgebouwen die nagelvast zijn verbonden met de grond en niet over mobiele objecten, zoals zeecontainers.
5.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat een zeecontainer kan worden gekwalificeerd als bouwwerk in het geval dat deze zodanig geplaatst is dat deze kennelijk bedoeld is om permanent ter plaatse te functioneren, daardoor een plaatsgebonden karakter heeft en gedurende de geplaatste periode niet is verplaatst (uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:836). De uitspraak van 3 februari 2016 is daarom van toepassing.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat de zeecontainers gezien hun afmetingen en omvang alsmede hun plaatsgebonden karakter, kunnen worden gekwalificeerd als bouwwerk. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat de uitspraak van 3 februari 2016 van toepassing is op deze situatie. De beroepsgrond slaagt niet.
6.1
Eiser voert aan dat sprake is van een welstandsexces omdat niet is voldaan aan de minimale welstandseisen en dat de zeecontainers van mindere kwaliteit zijn dan de bestaande bouw.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek om handhaving niet ziet op handhaving van een welstandsexces, waardoor dit in de besluitvorming niet is beoordeeld. Voorts meent de welstandscommissie dat geen sprake is van een welstandsexces, maar dat de containers bekleed moeten worden. De eigenaren van de containers zijn voornemens de bouwwerken met diverse soorten hout te bekleden en de deuren te vervangen, zodat de bouwwerken een andere uitstraling krijgen.
6.3
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling mag het college aan het advies van de welstandscommissie in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 3 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3294).
6.4
Nog daargelaten of het handhavingsverzoek de welstand betrof, is de rechtbank van oordeel dat verweerder het handhavingsverzoek in redelijkheid kan afwijzen, omdat niet is gebleken van een welstandsexces. Verweerder mocht doorslaggevende betekenis toekennen aan het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit bij het nemen van het bestreden besluit. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser geen deskundige heeft ingeschakeld. Inmiddels is derde-partij tegemoet gekomen aan het verzoek van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en zijn de containers bekleed met hout. Derde-partij heeft hiervan foto’s gestuurd. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.1
Eiser voert aan dat de containers zijn geplaatst in strijd met het Bouwbesluit. De afvoer van water dat gebruikt wordt in de containers gebeurt niet op het riool, maar op de hemelwaterafvoer of de achterliggende singel. Voorts is controle door de gemeente niet uitgevoerd.
7.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de regels uit het Bouwbesluit waarnaar eiser verwijst strekken ter bescherming van de gebruiker en niet ter bescherming van eiser. Voorts is door de toezichthouders geen overtreding van de regels uit het Bouwbesluit geconstateerd.
7.3
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat ten tijde van de bestreden besluit geen sprake was van overtreding van het Bouwbesluit. Toezichthouders hebben op 6 maart 2019 en 4 juni 2019 een controle uitgevoerd en geen overtreding van het Bouwbesluit geconstateerd. Voorts heeft derde-partij op 7 maart 2020 verklaard dat het hemelwater via een regenpijp uitkomt op de hemelwaterafvoer van het woonhuis. De spoelbak in de container is aangesloten op de vuilwatertank die in het woonhuis wordt geleegd. De beroepsgrond slaagt niet.
8.1
Eiser voert aan dat het gebruik van de zeecontainers in strijd is met het bestemmingsplan omdat de containers worden gebruikt voor beroeps- en/of bedrijfsmatig gebruik. De containers worden gebruikt voor het vervilten van schapenvachten en een van de containers bevat een keuken. Voorts heeft een van de eigenaren een cateringbedrijf.
8.2
Verweerder heeft tot op heden niet geconstateerd dat sprake is van beroeps- en/of bedrijfsmatig gebruik van de zeecontainers. Tijdens de controles op 7 maart 2019 en 4 juni is geconstateerd dat een container gebruikt wordt ten behoeve van opslag. De tweede container wordt gebruikt voor het vervilten van schapenvachten. Dit is hobbymatig gebruik, waarvoor de eigenaresse water nodig heeft. Voorts heeft verweerder geen reden gezien om aan te nemen dat sprake is van beroepsmatig gebruik vanwege de aanwezigheid van keukenapparatuur.
8.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ook ten aanzien van het gebruik terecht van handhavend optreden heeft afgezien. Uit de controlerapportages van 7 maart 2019 en 4 juni 2019 blijkt dat de toezichthouders geen beroeps- en/of bedrijfsmatig gebruik van de zeecontainers hebben geconstateerd. Niet is gebleken van beroepsmatige exploitatie of van bedrijfsmatige commerciële activiteiten. Onder die omstandigheden bestaat geen bevoegdheid om te handhaven.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 8 september 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Bijlage II Bor
Artikel 2
Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
3. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
a. voor zover op een afstand van niet meer dan 4 m van het oorspronkelijk hoofdgebouw, niet hoger dan:
1°. 5 m,
2°. 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, en
3°. het hoofdgebouw,
g. niet aan of bij:
1°. een woonwagen,
2°. een hoofdgebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat de vergunninghouder na het verstrijken van een bij die vergunning aangegeven termijn verplicht is de voor de verlening van de vergunning bestaande toestand hersteld te hebben,
3°. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden;
Bestemmingsplan recreatieterreinen Harenkarspel
Recreatie- verblijfsrecreatie 3
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. recreatiewoningen waarbinnen permanente bewoning is toegestaan al dan niet in combinatie met een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis en/of mantelzorg ;
b. vrijstaande bergingen;
c. gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van beheer en onderhoud;