Op 15 augustus 2019 is een klaagschrift ingediend door mr. J. Baar, gemachtigde van de klaagster, met het verzoek tot opheffing van het beslag op haar hond, die in beslag was genomen na meerdere bijtincidenten. De rechtbank Noord-Holland heeft op 30 september 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. De klaagster, wonende in Utrecht, had een hond die betrokken was bij een bijtincident op 11 juli 2019, waarbij een vrouw ernstig gewond raakte. Een tweede bijtincident vond plaats op 30 juli 2019. De officier van justitie had op 12 augustus 2019 opdracht gegeven tot inbeslagname van de hond, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een heterdaad situatie, wat noodzakelijk is voor een rechtmatige inbeslagname op basis van art. 425 Sr. De rechtbank concludeerde dat het beslag onrechtmatig was gelegd, omdat de hond niet op heterdaad was in beslag genomen en er geen spoedeisende situatie was die dit rechtvaardigde. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de hond aan de klaagster, onder voorwaarde dat er een gedragskundig onderzoek zou plaatsvinden. De uitspraak benadrukte dat de beslissing maatschappelijk onwenselijk kan zijn, maar dat het niet aan de rechter is om dit probleem op te lossen, maar aan de wetgever.