ECLI:NL:RBROT:2019:10775
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Inbeslagname van honden in het kader van strafrechtelijk onderzoek naar gevaarlijk gedrag
Op 22 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de inbeslagname van twee honden, Staffords, die onder de vriendin van de klager waren in beslag genomen. De inbeslagname vond plaats op 1 augustus 2019, naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar het niet voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een gevaarlijk dier en het overtreden van een muilkorfgebod. De klager, die domicilie had gekozen in Utrecht, diende op 16 oktober 2019 een klaagschrift in op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij stelde dat de inbeslagname onrechtmatig was en dat het beslag in strijd was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De officier van justitie, mr. N. Linnenbank, heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslagname rechtmatig was, omdat de honden op het moment van inbeslagname het muilkorfgebod overtraden. De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname niet onrechtmatig was, aangezien er een rechtsgrond voor was en dat de klager niet had aangetoond dat de inbeslagname in strijd was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank concludeerde dat de honden een hoog risico vormden voor kinderen en andere dieren, en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de rechter later de onttrekking aan het verkeer zou bevelen.
De rechtbank verklaarde het beklag van de klager ongegrond, waarmee de inbeslagname van de honden werd bevestigd. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter V.M. de Winkel, in tegenwoordigheid van griffier mr. K. Dere.