6.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen maategel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte zoals omschreven in bovengenoemde rapportages en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft tijdens zijn verblijf in een GGZ-instelling gepoogd een medepatiënt van het leven te beroven. Dat het door de verdachte toegepaste, buitenproportionele geweld het slachtoffer niet fataal is geworden, is louter te danken geweest aan toeval. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn broer en vader door beiden met kracht in het gezicht te slaan. De verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Pro Justitia rapportages en overwegingen van de rechtbank
Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank verdachte niet strafbaar voor zijn handelen, zodat aan hem enkel een maatregel kan worden opgelegd.
De deskundigen [naam psycholoog] en [naam psychiater M.] hebben in hun eerste adviezen geadviseerd dat aan verdachte de maatregel ter beschikkingstelling met voorwaarden moet worden opgelegd. Vanwege de door de officier van justitie ingebrachte brief van de IND van 14 maart 2019 zijn deze deskundigen in de gelegenheid gesteld aanvullend te rapporteren. In de brief van de IND is uiteengezet wat de mogelijke gevolgen voor de verblijfsstatus van verdachte kunnen zijn als de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd.
Uit het Pro Justitia rapport, inhoudende een aanvulling op het psychologisch onderzoek, opgemaakt door de deskundige [naam psycholoog] , gedateerd 15 april 2019, blijft zij bij haar eerder gegeven advies op 19 februari 2019 (pagina’s 9, 10, 11):
Vanuit klinisch oogpunt is betrokkene een ernstig zieke psychiatrische man, die momenteel geheel afhankelijk is van behandeling en verpleging. Er is nog onvoldoende zicht op de gevolgen van de ingrijpende gebeurtenissen in zijn leven en in hoeverre deze mogelijk de agressieve uitbarstingen ten tijde van een psychotische episode dragen. Een groot punt van zorg is het gebrek aan ziekte-inzicht, het ontkennen/verbloemen van de symptomen en de wens om te stoppen met de medicatie. Zonder adequate psychiatrische behandeling wordt de kans op decompensatie en daarbij mogelijk gevaarlijk gedrag als hoog ingeschat. (…)
Op basis van het voorgaande wordt het risico op recidive als hoog ingeschat op het moment dat betrokkene zich aan de behandeling zou onttrekken. Het recidiverisico is gekoppeld aan psychiatrische decompensatie. (…)
Het beloop van eerdere opnames laat zien dat het traject van een IBS en machtiging
(RM) onvoldoende effectief is gebleken en het (maatschappelijk) gevaar hier
onvoldoende mee kan worden afgewend. Het is van belang dat er een steviger traject
wordt ingezet dan een art. 37 / BOPZ-traject, waarbij steeds kortdurende opeenvolgende
maatregelen niet afdoende zijn gebleken voor de problematiek van betrokkene. Hij werkt
steeds toe naar beëindiging van de maatregel, hetgeen ook gebeurt als hij zijn medicatie
inneemt. Zodra hij thuis is, stopt hij er vervolgens weer mee. Binnen de GGZ wordt steeds afgestemd op het acute gevaar dat hij vormt, en dat is er niet als hij zijn medicatie inneemt. Er wordt echter niet afgestemd op het gevaar als hij naar huis gaat en zijn medicatie niet meer neemt, hetgeen reëel is, aangezien hij steeds hetzelfde patroon laat zien. Dit terwijl het veiligheidsrisico voor anderen op die momenten groot is.
Pas nadat er zich geweldsincidenten voordoen, wordt met behulp van de BOPZ weer
ingegrepen.
Met een TBS met voorwaarden kan dit inadequate patroon worden doorbroken en is het mogelijk om een langduriger traject in te zetten, afgestemd op de mate van het ziekte- inzicht en het gevaarsrisico dat daarmee samenhangt. Naar verwachting moet er een langdurige behandeling worden ingezet, waarbij naast het behandelen van de schizofrenie, bekeken moet worden of traumabehandeling nodig is. De kans op decompensatie is dan aanwezig, wat tevens het gevaarsrisico doet toenemen. Daarnaast wordt er steeds een risicotaxatie uitgevoerd, is er controle en toezicht vanuit de reclassering en is er borging ten aanzien van het vervolgtraject na de klinische fase.
Verwacht wordt dat hij zich aan de voorwaarden kan houden, zeker als hij in een stabiele fase verkeert, omdat hij dit ook eerder heeft laten zien bij een opname binnen de GGZ en dan ook in staat is om keuzes te maken die zijn verblijf binnen de GGZ verkorten, zoals hij wenst. Als hij zich niet aan de voorwaarden houdt, dan kan er middels de maatregel tijdig worden ingegrepen.
Een TBS met dwangverpleging wordt op dit moment als te zwaar ingeschat, omdat er nog mogelijkheden zijn binnen de TBS met voorwaarden.
Ondergetekende adviseert om bovengenoemd traject te waarborgen, dit op te leggen
in het kader van een TBS met voorwaarden. De behandeling zou kunnen worden uitgevoerd in bijvoorbeeld de FPA [plaats] , wat qua beveiligingsniveau als voldoende
wordt ingeschat.
In het Pro Justitia rapport inhoudende psychiatrisch onderzoek opgemaakt door de deskundige [naam psychiater M.] , gedateerd 12 februari 2019 is, onder meer, zakelijk weergegeven, opgenomen:
Wanneer wordt gekeken naar de zorgbehoefte en de mogelijkheid tot beïnvloeding van de risicofactoren is vooral van belang dat de behadeling voor de gediagnostiseerde schizofrenie, hetgeen een chronische ziekte betreft, gecontinueerd wordt. Een voortgezette medicatie-inname is hierbij naar verwachting essentieel en het onthouden van middelen hierbij aandachtspunt. Deze dienen langdurig gemonitord en geborgd te worden. Ook dient er ruimere aandacht te komen voor psycho-educatie en binnen het behandelkader zal gekeken kunnen worden welke sporen zijn leven eerder in zijn geest heeft nagelaten en in hoeverre die sporen stressoren zijn die invloed hebben op de kans op opnieuw psychotisch decompenseren en in hoeverre die behandelbaar zijn, bijvoorbeeld middels traumatherapie. Ook dit zal naar inschatting van onderzoeker klinisch moeten gebeuren.
Onderzoeker adviseert de behandeling in het kader van een TBS onder voorwaarden te waarborgen.
Reden om dit advies te geven is dat een regelmatige risicotaxatie noodzakelijk zal zijn binnen het behandeltraject en afstemming met een (langdurig) toezicht van de reclassering. Daarnaast omdat er sprake is van de complicatie door de te verwachten traumabehandeling.
In het Pro Justitia rapport, inhoudend aanvullend psychiatrisch onderzoek, opgemaakt door de deskundige [naam psychiater M.] , gedateerd 10 april 2019, past hij zijn eerder gegeven advies op 12 februari 2019 aan, omdat de gevolgen binnen de Vreemdelingenwet van dien aard zijn (verliezen van de verblijfsstatus) dat dit advies onuitvoerbaar is en instandhouding van dit advies bovendien ongewenst veel stress bij verdachte zou opleveren. De psychiater adviseert daarom de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen in plaats van de geadviseerde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank is van oordeel dat uit de brief van de IND van 14 maart 2019 niet volgt dat indien verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt opgelegd, deze maatregel onuitvoerbaar zal zijn. Hoewel de IND aangeeft dat na oplegging van genoemde maatregel de bevoegdheid zal ontstaan om de aan verdachte verleende verblijfsvergunning in te trekken en een inreisverbod uit te vaardigen en dat van die bevoegdheid ook gebruik zal worden gemaakt, blijkt uit de brief ook dat de vraag of het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden
daadwerkelijkzal leiden tot de beëindiging van het verblijfsrecht en het uitvaardigen van een inreisverbod, pas zal kunnen worden beantwoord na een uitvoerige voornemenprocedure, waarin alle van belang zijnde aspecten van deze individuele zaak aan de orde zijn gekomen. Als er na een volledige afweging van alle van belang zijnde feiten aanleiding zou zijn om niet over te gaan tot een verblijfsbeëindiging en de uitvaardiging van een inreisverbod, zal de geldigheidsduur van de verleende verblijfsvergunning worden verlengd, tenzij er sprake zou zijn van nieuwe antecedenten of op andere gronden een intrekkingsbevoegdheid zou zijn ontstaan. De rechtbank concludeert op grond van deze informatie dat het geenszins vast staat dat een op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden feitelijk onuitvoerbaar zal zijn. Bovendien is er
– ook als er geen sprake zou zijn van strafbare feiten – geen zekerheid dat de tijdelijke verblijfsvergunning zal worden omgezet in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende reden om het aangepaste advies van deskundige [naam psychiater M.] en de ter terechtzitting gedane vordering van de officier van justitie, te volgen.
Naar aanleiding van voornoemde adviezen van de deskundigen is door de Reclassering Nederland, in de persoon van mevrouw [naam reclasseringswerker] , een zogeheten maatregelrapport opgesteld. Uit dit rapport, gedateerd 21 februari 2019, komt naar voren dat ook de reclassering de kans op recidive, met gevaar voor letselschade, als hoog inschat. Ter afwending van het gevaar van recidive wordt klinische behandeling noodzakelijk geacht. De reclassering acht zorgelijk dat verdachte zijn problematiek kan verbloemen en stabiel oogt in zijn doen en laten en daardoor een gewelddadige uitbarsting niet tijdig gesignaleerd kan worden.
Ook de Reclassering adviseert verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. In het rapport van de Reclassering zijn de op te leggen voorwaarden nader uitgewerkt. Voorts blijkt uit de ter terechtzitting gedane mededeling van mevrouw [naam reclasseringswerker] dat verdachte terecht kan in de GGZ-instelling in [plaats] op de Forensisch Psychiatrische Afdeling. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij bereid is de door reclassering geformuleerde algemene en bijzondere voorwaarden na te leven.
De rechtbank is, evenals de deskundige [naam psycholoog] en de Reclassering, van oordeel dat gelet op alle omstandigheden van het geval vanuit het oogpunt van terugdringen van recidivegevaar en het feit dat verdachte een gebrek aan ziektebesef heeft de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, een en ander als nader in het dictum van dit vonnis aan te duiden.
De rechtbank acht een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis middels artikel 37 Wetboek van Strafrecht of een voorzetting in het kader van de Wet BOPZ met name met betrekking tot de beveiliging van de maatschappij niet wenselijk en volgt daarin ook de adviezen van deskundige [naam psychiater G.] niet. De maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden biedt meer mogelijkheden tot behandeling en beveiliging. Belangrijk is gelet op het ziektebeeld en persoon van verdachte dat er ook langdurig kan worden meegekeken en direct ingegrepen kan worden, indien noodzakelijk. Zoals in eerste instantie ook op de terechtzitting van 28 februari 2019 verwoord door deskundige [naam psychiater M.] en zoals steeds verwoord door deskundige [naam psycholoog] ook in haar laatste rapportage (pagina’s 12 en 13) en met welke daarin gestelde conclusie de rechtbank zich verenigt:
Het risico op gewelddadig gedrag komt pas aan de orde als betrokkene zich aan de behandeling onttrekt en als er niet tijdig kan worden ingegrepen. Betrokkene verblijft nu sinds medio september 2018 in het PPC Den Haag, alwaar hij goed is ingesteld op medicatie. Als betrokkene stabiel is, zoals nu het geval is, is hij een vriendelijke en aangepaste jongeman, die geen agressief gedrag vertoont. Het gevaar komt pas aan de orde als betrokkene zijn medicatie niet meer inneemt, vanuit de overtuiging dat hij genezen is en een leven kan leiden zonder beperkingen. Dit is helaas in het geval van betrokkene niet het geval. Er is sprake van een persisterende psychose (schizofrenie), die ook na het staken van de cannabis, bij staken van medicatie floride wordt. Er is geen weg terug; betrokkene heeft onderhoudsmedicatie nodig vanwege de blijvende symptomen en hij moet leren zich bewust te zijn van waarschuwingssignalen van een naderende terugval.Een behandeling in het kader van de BOPZ dan wel artikel 37 Wetboek van Strafrecht kan betrokkene in de klinische fase de nodige zorg bieden. Het risico op psychotische decompensatie ligt vooral in de fase na de klinische fase, welke in het kader van een artikel 37 Wetboek van Strafrecht naar verwachting niet langdurig van aard zal zijn omdat betrokkene nu stabiel is. Als er vervolgens geen adequaat toezicht is en er geen kader is wat de mogelijkheid tot ingrijpen biedt in de aanloop naar decompensatie, zal er pas actie worden ondernomen, middels een inbewaringstelling, als de situatie al te ver uit de hand is gelopen, namelijk als er sprake is van aantoonbaar gevaar voor zichzelf en/of zijn omgeving. Als betrokkene in een psychose raakt, verliest hij de grip over zijn gedrag, maar ook zijn omgeving kan hem dan niet meer bereiken. Hij heeft in de thuissituatie zijn gezinsleden aangevallen en heeft (voor zover bekend) tot tweemaal toe naar een mes gegrepen. De agressie die betrokkene ten tijde van een psychotische episode vertoonde, is vooral onnavolgbaar en voortkomend uit de psychose. In het geval van een artikel 37 plaatsing kan er na afloop een (voorwaardelijke) rechterlijke machtiging volgen, waardoor eerder ingegrepen kan worden. Het is de vraag of dit daadwerkelijk zal gebeuren en of dit gecontroleerd kan worden, omdat er geen toezicht (van bijvoorbeeld de reclassering) is gekoppeld is aan de uitvoering van maatregel art. 37 Wetboek van Strafrecht. (…)
Concluderend kan gezegd worden dat ondergetekende van mening is dat afname van
de kans op recidive als ook het welzijn van betrokkene en het maatschappelijk belang
het meest gewaarborgd zal zijn in het kader van een TBS met voorwaarden.
De rechtbank houdt eveneens rekening met het op naam van verdachte staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 oktober 2018, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden is voldaan, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en er sprake is van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de algemene veiligheid van personen en/of goederen het opleggen van deze maatregel eist.
De maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van het misdrijf poging tot doodslag. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, zodat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde misdrijven door verdachte zijn begaan, zoals hiervoor weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op een eerdere veroordeling van verdachte ter zake van een geweldsmisdrijf alsmede gelet op de inhoud van de hiervoor besproken rapporten van de gedragsdeskundigen en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte wederom een zodanig misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.