ECLI:NL:RBNHO:2019:3930

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
15/997502-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van valse veterinaire documenten bij export van vogels en deelname aan criminele organisatie

Op 8 mei 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, hierna aangeduid als [verdachte], die beschuldigd werd van het gebruik van valse veterinaire documenten bij de export van vogels naar het buitenland en deelname aan een criminele organisatie. De zaak kwam aan het licht na signalen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en het Belgische Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) over vermoedelijke vervalsingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 valse gezondheidscertificaten, laboratoriumuitslagen en certificaten van oorsprong heeft gebruikt bij de export van vogels naar landen zoals Koeweit, Bahrein, en Israël. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alle maatregelen had genomen om de verspreiding van dierziekten te voorkomen, wat in strijd is met artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er sprake was van een criminele organisatie die tot doel had financieel voordeel te behalen door middel van deze illegale praktijken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en een geldboete van € 15.000,-- opgelegd, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 15/997502-14 (P)
Uitspraakdatum: 8 mei 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15, 16 en 17 april 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
gevestigd op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. M.C.A. Plantenga en mr. K. Zweers en van hetgeen verdachte en haar raadsman mr. drs. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 als houder van dieren, een aantal transporten van voornamelijk vogels naar het buitenland heeft uitgevoerd, terwijl verdachte en de anderen wisten dat door hun handelen een verspreiding van een dierziekte kon worden veroorzaakt, niet alle maatregelen hebben genomen die van hun konden worden gevergd, omdat gebruik is gemaakt van valse of vervalste documenten;
(artikel 101a lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren)
feit 2:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste gezondheidscertificaten, dan wel deze gezondheidscertificaten voorhanden heeft gehad;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 3
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste laboratoriumuitslagen, dan wel deze laboratoriumuitslagen voorhanden heeft gehad;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 4:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste certificaten van oorsprong, dan wel deze certificaten van oorsprong voorhanden heeft gehad;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 5:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse of vervalste airwaybill en commercial invoice, dan wel deze documenten voorhanden heeft gehad;
(artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 6:
samen met anderen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
(artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1.
Inleiding
In 2011 kwamen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: de NVWA) signalen binnen dat er vermoedelijk valse documenten werden gebruikt bij het verzenden van dieren, voornamelijk vogels, vanuit Nederland naar het buitenland. In 2013 kwamen opnieuw signalen binnen, deze keer via het Belgische Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (hierna: het FAVV). Het FAVV ontving meldingen dat ook Belgische documenten werden vervalst voor de exporten van voornamelijk vogels naar derde landen, met name naar Koeweit en Bahrein. De vermoedelijk vervalste documenten betroffen voornamelijk:
- gezondheidscertificaten, die na keuring van de dieren worden afgegeven door een dierenarts die bij de NVWA of het FAVV is aangesloten;
- Certificaten van Oorsprong (hierna: CvO’s), waarmee wordt aangetoond uit welk land het dier oorspronkelijk afkomstig is en dat wordt verstrekt door de Kamer van Koophandel;
- laboratoriumuitslagen, waarbij de dieren op ziektes worden getest door het Central Veterinary Institute (hierna: CVI) te Lelystad en de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer.
Hierop is een onderzoek gestart, waarbij de volgende bedrijven in beeld zijn gekomen:
- [medeverdachte 1, hierna: rechtspersoon 1] , [adres] (hierna voor de leesbaarheid van dit vonnis [rechtspersoon 1] te noemen);
- [rechtspersoon, hierna: verdachte] [adres] ;
- [medeverdachte 2, hierna: rechtspersoon 2] , [adres] .
Dit betreffen werkmaatschappijen onder [medeverdachte 3, hierna: rechtspersoon 3] , [adres] .
[medeverdachte 4] is enig bestuurder en enig aandeelhouder (al dan niet middellijk via [rechtspersoon 3] ) van de voornoemde werkmaatschappijen. [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) geeft binnen [rechtspersoon 1] leiding aan de afdeling Customer Services en is tekenbevoegd bij [verdachte] .
[rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] , [verdachte] , [rechtspersoon 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn in dit onderzoek als (mede)verdachten aangemerkt.
De politie heeft bij de douane alle aangiften van exporten door de hiervoor genoemde bedrijven gevorderd over de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 november 2013. Deze exporten zijn vergeleken met door de bevoegde instanties afgegeven gezondheidscertificaten en CvO’s. Vervolgens heeft in 2014 bij voornoemde bedrijven een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij onder meer de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon 1] is doorzocht. Uiteindelijk heeft het opsporingsonderzoek geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit 12 afzonderlijke zaaksdossiers. De rechtbank zal de vraag of een ten laste gelegd feit al dan niet kan worden bewezen, per zaaksdossier behandelen.
3.2.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit. Het standpunt van de verdediging zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden weergegeven.
3.4
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Partiële vrijspraak feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] ten aanzien van feit 1 onder 8, 12 en 13 ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat ten aanzien van deze zendingen niet kan worden vastgesteld of de export daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen [verdachte] ten aanzien van feit 1 onder 2, 3 (en 10), 4, 5, 7 en 9 ten laste is gelegd. Ten aanzien van zaaksdossiers 1, 3, 4, 6, 7 en 12 kan enige betrokkenheid van [verdachte] niet worden vastgesteld. De rechtbank zal [verdachte] daarom ook van deze onderdelen van feit 1 vrijspreken.
3.4.2.
Partiële vrijspraken feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5
Nu de rechtbank ten aanzien van [verdachte] geen betrokkenheid bij de eerdergenoemde zaaksdossiers heeft vastgesteld, dient zij tevens van feit 2 onder 2, 3, 4, 5, 7, van feit 3 onder 1 en 2,van feit 4 onder 2 en 4 en van feit 5 onder 1 te worden vrijgesproken.
Voorts heeft de rechtbank ten aanzien van de valse documenten die niet aan een zaaksdossier zijn verbonden (feit 2 onder 8, feit 3 onder 5 en 6 en feit 4 onder 3) evenmin enige betrokkenheid van [verdachte] kunnen vaststellen, zodat [verdachte] ook van deze feiten zal worden vrijgesproken.
3.4.3.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de (overige) onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.5.
Bewijsoverwegingen
3.5.1
Bewijsverweer ten aanzien van de valse documenten (feit 1 tot en met 5)
De raadsman van [verdachte] heeft niet betwist dat de in de tenlastelegging onder feit 1 tot en met 5 genoemde documenten vals zijn, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat alle valse documenten door derden (klanten van [rechtspersoon 1] ) zijn aangeleverd. [medeverdachte 4] is weliswaar bestuurder van onder meer [rechtspersoon 1] en [verdachte] , maar heeft deze documenten nooit gezien en ook zijn medeverdachte [medeverdachte 5] wist niet dat de documenten vals waren. [rechtspersoon 1] regelde alleen het vervoer van de vogels naar het buitenland. Nu binnen [rechtspersoon 1] noch [verdachte] sprake is geweest van opzet op de valsheid, kunnen de feiten niet aan [verdachte] worden toegerekend en moet zij volgens de raadsman van feit 1 tot en met 5 worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. In het digitale administratiesysteem van [rechtspersoon 1] , genaamd Sprinter, zijn vele valse gezondheidscertificaten, CvO’s en laboratoriumuitslagen aangetroffen. Na onderzoek van de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon 1] met behulp van het programma Xiraf (een zoekprogramma van het NFI) zijn nog meer valse documenten bij haar aangetroffen. De rechtbank wil aannemen dat mogelijk een deel van de valse documenten door klanten is aangeleverd, maar uit de hierna volgende bewijsoverwegingen blijkt dat [medeverdachte 4] als (middellijk) bestuurder van [rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] en [verdachte] en dat [medeverdachte 5] , werknemer van [rechtspersoon 1] , opzettelijk van deze valse documenten gebruik hebben gemaakt door deze mee te sturen bij het verzenden van vogels naar het buitenland. Dit is aan [rechtspersoon 1] , [rechtspersoon 2] en [verdachte] toe te rekenen.
Bewijsoverwegingen met betrekking tot door derde landen als mogelijk verdacht gemelde zendingen
3.5.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaaksdossier 2
De rechtbank stelt op grond van de (in de bewijsmiddelenbijlage genoemde) bewijsmiddelen het volgende vast. Op 14 november 2011 heeft [rechtspersoon 1] een zending van 165 duiven naar een adres in Canada laten vervoeren. De exporteur van deze zending was [handelsnaam verdachte] . [handelsnaam verdachte] is, zoals is gebleken uit het procesdossier, een handelsnaam van [verdachte] . [medeverdachte 4] is volledig gevolmachtigde en sinds 1 februari 2013 zelfstandig bestuurder van [verdachte] . Een jaar na de zending heeft een veterinair vertegenwoordiger van de Canadese autoriteiten bij de NVWA melding gemaakt van dit transport, omdat er vermoedens waren dat het bijbehorende gezondheidscertificaat vals zou zijn. Op het gezondheidscertificaat stond als exporteur [handelsnaam verdachte] vermeld. Als dierenarts stond de naam ‘Animal Clinic Amsterdam’ vermeld. Na onderzoek bleek dat deze kliniek niet bestaat. Op het gezondheidscertificaat stond een ‘natte’ stempel van de Voedsel en Waren Autoriteit Regionale Dienst Zuidwest. Deze dienst bestond ten tijde van dagtekening van het gezondheidscertificaat niet meer. De stempel was dus valselijk gebruikt. Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat het gezondheidscertificaat vals is.
In het douanebestand is een airwaybill-nummer betreffende dit transport aangetroffen. In de kasboekadministratie van [rechtspersoon 1] is een factuur van deze zending aangetroffen. Daarnaast zijn nog meer documenten in de administratie aangetroffen die betrekking hadden op deze zending, zoals de ‘airwaybill, ‘shippers’s certification for live animals’, de ‘airline booking note’ en de ‘shipping invoice’. Voorts blijkt uit de administratie dat vanuit het e‑mailaccount van [medeverdachte 4] en uit zijn naam een aantal e-mails aan onder meer KLM Cargo is verzonden dat betrekking heeft op deze zending.
Tijdens de doorzoeking in het pand van [rechtspersoon 1] is op het bureau van [medeverdachte 4] een format van een gezondheidscertificaat aangetroffen dat identiek was aan het bij deze zending gebruikte valse gezondheidscertificaat, maar dan zonder stempels en handtekeningen. Op dit certificaat stonden hetzelfde nummer en dezelfde ringnummers als op het bij de zending gebruikte gezondheidscertificaat.
Gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het valse gezondheidscertificaat is gebruikt bij de verzending van 165 duiven naar Canada. Zoals hierna zal worden overwogen, is dit feit aan [rechtspersoon 1] en [verdachte] toe te rekenen.
3.5.3.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaaksdossier 8
De rechtbank stelt op grond van de (in de bewijsmiddelenbijlage genoemde) bewijsmiddelen het volgende vast.
De Israëlische autoriteiten hebben ten aanzien van een zending afkomstig van [verdachte] van 282 duiven op 21 oktober 2013 naar Israël contact opgenomen met de NVWA, omdat het vermoeden was ontstaan dat er valse documenten bij de zending zaten. De documenten behorende bij deze zending bleken inderdaad vals te zijn.
Op 19 november 2013 heeft [verdachte] wederom een zending van 99 duiven naar een adres in Israël laten vervoeren. De Israëlische autoriteiten hebben deze duiven getest. De duiven werden aldaar positief getest op symptomen van het New Castle Disease virus. De Israëlische autoriteiten hebben de bij de zending behorende documenten, een gezondheidscertificaat en twee laboratoriumuitslagen, ter verificatie naar de NVWA gestuurd.
Op het gezondheidscertificaat stond een ‘natte’ stempel van de Voedsel en Waren Autoriteit Regionale Dienst Zuidwest. Zoals hiervoor is overwogen, bestaat deze dienst al geruime tijd niet meer. Het gezondheidscertificaat was afgestempeld door dierenarts T. Mensink. Deze dierenarts bleek niet bij het CIBG geregistreerd te staan. Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat het gezondheidscertificaat vals is.
De twee laboratoriumuitslagen behorende bij de zending zouden zijn opgemaakt door het Central Veterinary Institute (hierna: CVI) in Lelystad. De aanvrager van de uitslagen was [verdachte] . Op de laboratoriumuitslagen stond eveneens de stempel van de niet meer bestaande Voedsel en Waren Autoriteit Regionale Dienst Zuidwest. Het CVI heeft aangegeven dat deze laboratoriumuitslagen niet door haar zijn opgemaakt. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de laboratoriumuitslagen eveneens vals zijn.
In Sprinter, het administratiesysteem van [rechtspersoon 1] , zijn meerdere documenten aangetroffen die betrekking hebben op deze zending, waaronder een interne checklist van [rechtspersoon 1] waarop de initialen van [medeverdachte 5] staan ( [initialen] ), een ‘shipper certification for live animals’ en een airwaybill, waarop staat dat deze is opgemaakt door [medeverdachte 5] .
Voorts is bij de digitale doorzoeking van de administratie van [rechtspersoon 1] via het zoekprogramma Xiraf eenzelfde gezondheidscertificaat aangetroffen als het valse gezondheidscertificaat dat door de Israëlische autoriteiten naar het NVWA was gestuurd, maar dan zonder stempels. Dit gezondheidscertificaat werd aangetroffen op de server op het path:
profielen/ [voornaam medeverdachte 5] .V2/Desktop/Cert Ex AMS/ISRAEL/TLV DUIVEN.doc. Het document was aangemaakt op 17 oktober 2013 en als laatste gewijzigd op 19 november 2013. Als ‘last author’ stond [medeverdachte 5] vermeld. Ook werden identieke laboratoriumuitslagen aangetroffen als de valse laboratoriumuitslagen, maar dan wederom zonder stempels. Deze documenten zijn aangetroffen op de server op het path:
profielen/ [voornaam medeverdachte 5] .V2/Desktop/Cert Ex AMS/ISRAEL/Lab test Salmonella – kopie.rtfen het path:
profielen/ [voornaam medeverdachte 5] .V2/Desktop/Cert Ex AMS/ISRAEL/Bloed Test – kopie.rtf. Via Xiraf werd op de server van [rechtspersoon 1] een ander gezondheidscertificaat aangetroffen uit 2010 met als exporteur [verdachte] en bestemming Israël, die de naam T. Mensink draagt. Zoals hiervoor is overwogen komt de naam Mensink niet voor in het CIBG. Dit document stond op het path:
Users/Shares/ [voornaam medeverdachte 4] /Email/ [rechtspersoon 1] .pst/ Verwijderde items/ [email]/STATE OF ISRAEL.doc.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het valse gezondheidscertificaat en de valse laboratoriumuitslagen zijn gebruikt bij de verzending van 99 duiven naar Israël en dat [medeverdachte 5] deze documenten opzettelijk bij deze zending heeft gebruikt. Zoals hierna zal worden overwogen, is dit feit aan [verdachte] en [rechtspersoon 1] toe te rekenen.
Bewijsoverweging met betrekking tot de zending via België
3.5.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaaksdossier 5
De rechtbank stelt op grond van de (in de bewijsmiddelenbijlage genoemde) bewijsmiddelen het volgende vast.
Uit het onderzoek Aiglon is gebleken dat [rechtspersoon 1] een aantal zendingen vogels, afkomstig uit Nederland, in België heeft laten keuren en vervolgens naar Schiphol heeft vervoerd om de zendingen naar Koeweit, Bahrein en Indonesië te versturen. In het dossier wordt deze route ‘de Belgiëroute’ genoemd, die zou zijn gevolgd om importbeperkingen van de desbetreffende landen te omzeilen. De exporteur bij deze zendingen betrof in een aantal gevallen ‘een vreemde naam’, met het adres van [rechtspersoon 1] ( [adres] ) of het adres [adres België] (België). De naam van de exporteur bleek meestal ook de ontvanger van de zending te zijn.
Op 11 oktober 2013 zijn door exporteur [exporteur 1] te [plaatsnaam] , 1210 kanaries en 12 kardinalen via Schiphol naar Indonesië verzonden.
In Sprinter, het administratiesysteem van [rechtspersoon 1] , zijn meerdere documenten aangetroffen die betrekking hebben op deze zending. Dit betreffen onder meer een factuur van [rechtspersoon 1] aan [exporteur 1] waarop staat dat de vogels bij [exporteur 1] in [plaatsnaam] zijn afgehaald, twee Belgische gezondheidscertificaten, afgegeven door de Belgische dierenarts [dierenarts 1] , een ‘commercial invoice’ waarop als exporteur [verdachte] staat vermeld met als adres [adres België] , en een airwaybill, waarop staat dat deze is opgemaakt door [medeverdachte 5] .
Voorts is in Sprinter een Belgisch CvO op naam van [verdachte] aangetroffen, met als adres [adres België] . [verdachte] is gevestigd op het adres [adres] . Het CvO is afgegeven door de Kamer van Koophandel te Kempen en is ondertekend door K. Groot. De directeur van de Kamer van Koophandel te Kempen heeft aangegeven dat dit CvO niet door hen is afgegeven en de naam K. Groot wordt niet herkend. Voorts blijkt uit de eerder genoemde factuur dat alle vogels uit Nederland afkomstig zijn. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het CvO vals is.
3.5.5.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsman van [verdachte] heeft aangevoerd dat de verplichting van artikel 101a GWWD alleen de houder van dieren regardeert. [medeverdachte 4] en zijn bedrijven hebben zich uitsluitend bezig gehouden met het transporteren van dieren en de dieren worden verder niet bij hen ondergebracht. Volgens de raadsman kunnen [medeverdachte 4] en zijn bedrijven daarom niet als ‘houder’ worden aangemerkt in de zin van artikel 101a GWWD en moeten zij van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verplichting van artikel 101a GWWD is op iedere houder, als bedoeld in artikel 1 van de GWWD, van toepassing. Artikel 1 van de GWWD definieert het begrip houder als ‘eigenaar, houder of hoeder’. In de kamerstukken 1991/1992 bij artikel 101a GWWD wordt overwogen dat voor de vaststelling of een dier gehouden wordt, allereerst als indicatie kan dienen of iemand de beschikkingsmacht heeft over het desbetreffende dier. Gelet op de Memorie van Toelichting bij dit artikel (MvT wijziging van de GWWD 2000-2001, p. 40) betekent dit dat ook vervoerders van dieren, voor zover zij de feitelijke beschikkingsmacht over de dieren hebben, onder de reikwijdte van de bepaling vallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [rechtspersoon 1] de feitelijke beschikkingsmacht over de vogels gehad, nu de vogels bij haar werden afgeleverd of zij deze bij haar klanten ophaalde. [rechtspersoon 1] was de noodzakelijke schakel om de vogels naar de plaats van bestemming te vervoeren. Ook [rechtspersoon 2] kan als houder worden aangemerkt, voor zover de vogels daar in quarantaine verbleven. Voor medeplegen is niet vereist dat de samenwerkende (rechts)personen ieder voor zich alle bestanddelen van het delict vervullen, zodat [medeverdachte 4] en zijn bedrijven, waaronder [verdachte] , als houder in de voornoemde zin kunnen worden aangemerkt.
Voorts heeft de raadsman in meer algemene zin aangevoerd dat de regelgeving op het gebied van het verzenden van vogels naar het buitenland ingewikkeld en slecht toegankelijk is. Ook de informatieverstrekking door de NVWA met betrekking tot de vereisten van een transport naar het buitenland is niet eenduidig en onoverzichtelijk. Uit de informatievoorziening kan slechts worden afgeleid dat niet de NVWA, maar het land van import bepaalt welke eisen aan een transport moeten worden gesteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
De ratio van artikel 101a GWWD is het verkleinen van het risico met betrekking tot het verspreiden van dierziektes. Bewezen moet worden dat de houder van het dier wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat door zijn handelen besmetting met dan wel verspreiding van een dierziekte kon worden veroorzaakt. Het criterium ‘redelijkerwijs’ houdt volgens de MvT in dat het handelen zal moeten worden beoordeeld in het licht van de kennis die bij de houder van een dier in zijn algemeenheid mag worden verondersteld. Daarbij wordt opgemerkt dat, mede gelet op de voortdurende aandacht van de overheid en de sector op het verkleinen van deze risico’s, zowel bij de primaire bedrijven als bij de tussenliggende schakels (zoals handel en vervoer) een gedegen kennis mag worden verondersteld.
[rechtspersoon 1] , [verdachte] en [rechtspersoon 2] hebben valse gezondheidscertificaten, valse laboratoriumuitslagen en valse CvO’s bij de zendingen gebruikt. Op die manier hebben zij ten onrechte doen voorkomen dat de naar het buitenland te transporteren dieren gezond waren, dat Nederlandse vogels van oorsprong uit België kwamen en dat de dieren op (besmettelijke) ziektes waren getest. De rechtbank is van oordeel dat een houder reeds door het gebruik van dergelijke valse documenten – en dus nog daargelaten de vraag in hoeverre de betreffende documenten door de derde landen als vereiste voor import waren gesteld – de kans dat er een besmettelijke ziekte wordt verspreid heeft vergroot en dat een houder zich daar ook van bewust moet zijn, nu zowel de afnemers van de dieren als de buitenlandse autoriteiten op de echtheid van de documenten en de daarin genoemde informatie moeten kunnen vertrouwen. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat een vergrote kans op besmetting zich ook daadwerkelijk heeft gerealiseerd, omdat bij een zending naar Israël duiven zijn aangetroffen die positief zijn getest op en aldus besmet waren met het New Castle Disease virus, terwijl de duiven volgens het valse laboratoriumrapport vrij van deze ziekte zouden zijn.
Gelet op alle feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat feit 1 (onder 1 en 6) wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank merkt op dat ten aanzien van feit 1 onder 1 (zaaksdossier 2) de datum van verzending 14 november 2011 was (en niet 11 november 2011). De rechtbank zal deze kennelijke verschrijving aanpassen in de bewezenverklaring. Voorts is de zending van zaaksdossier 8 twee keer ten laste gelegd (onder 6 en onder 11). De rechtbank zal onderdeel 11 van feit 1 dan ook uitstrepen in de bewezenverklaring.
3.5.6.
Bewijsoverweging ten aanzien van de strafbaarheid van de rechtspersoon [verdachte]
Volgens bestendige jurisprudentie is het uitgangspunt dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend (vgl. HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938; HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1382). Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon zal sprake kunnen zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
- het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
- de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon,
- de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf,
- de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon werd aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder bedoeld aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De rechtbank acht [verdachte] tezamen met anderen strafbaar aan het medeplegen van het gebruik maken van valse geschriften en overtreding van artikel 101a GWWD. De rechtbank leidt daarbij de redelijke toerekenbaarheid en het opzet van deze rechtspersonen ten aanzien van de desbetreffende strafbare feiten af uit de feitelijke gang van zaken bij de bedrijven. De strafbare gedragingen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn verricht door werknemers van de rechtspersonen. Deze gedragingen pasten in de normale bedrijfsvoering, zijn de rechtspersonen dienstig geweest en kunnen worden toegerekend aan de desbetreffende rechtspersonen. Daarbij is nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte 5] , die tekeningsbevoegd was bij [verdachte] en als werknemer van [rechtspersoon 1] de leiding had over de afdeling waar het verzenden van de vogels met gebruikmaking van valse documenten feitelijk werd geregeld.
3.5.7.
Bewijsoverweging ten aanzien van zaaksdossier 9 (criminele organisatie)
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] in de ten laste gelegde periode heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die – kort gezegd – in het bijzonder tot oogmerk had het behalen van financieel voordeel door middel van export van vogels met valse (veterinaire) documenten.
Vooropgesteld wordt dat onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon (HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378).
Zoals hiervoor is overwogen, zijn in de bedrijfsadministratie van [rechtspersoon 1] vele valse documenten aangetroffen die door zowel [rechtspersoon 1] , [verdachte] als [rechtspersoon 2] zijn gebruikt bij exporten van vogels naar derde landen. Bij diverse van die transporten door [rechtspersoon 1] is bovendien gebruik gemaakt van de hiervoor omschreven ‘Belgiëroute’, welke is vastgelegd in een bij [rechtspersoon 1] aangetroffen interne werkinstructie die door haar werknemers werd gebruikt. Hiervoor is al overwogen dat [medeverdachte 4] wist dat de documenten vals waren en dat hij – als enig bestuurder en enig aandeelhouder van [rechtspersoon 3] en (al dan niet via [rechtspersoon 3] ) zelfstandig bestuurder of volledig gevolmachtigde van dochtervennootschappen [rechtspersoon 1] , [verdachte] en [rechtspersoon 2] – feitelijke leiding heeft gegeven aan voornoemde strafbare feiten, die stelselmatig zijn gepleegd in een tijdsbestek van ruim drie jaar. Gedurende de gehele periode stuurde [medeverdachte 5] de afdeling van [rechtspersoon 1] aan die de exporten verzorgde. Namens [verdachte] was [medeverdachte 5] bevoegd tot het ondertekenen van (export)documenten en uit het voorgaande volgt dat hij als werknemer van [rechtspersoon 1] ook feitelijk was betrokken bij de exporten met valse documenten. Tot slot is gebleken dat [rechtspersoon 3] het salaris van [medeverdachte 4] betaalde en een management fee in rekening bracht bij haar dochtervennootschappen, waaronder [verdachte] , die van hun klanten de opbrengsten van de exporten met valse documenten ontvingen.
Op grond van alle voorgaande overwegingen, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat sprake is geweest van een zodanig bestendige en gestructureerde samenwerking tussen – in ieder geval – [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [rechtspersoon 3] , [rechtspersoon 1] , [verdachte] en [rechtspersoon 2] dat sprake is van een criminele organisatie. Zij hebben ieder een aandeel gehad in, dan wel ondersteunden zij, gedragingen die strekten tot of die rechtstreeks verband hielden met het oogmerk van de organisatie. De rechtbank komt daarom tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De bewezenverklaring is als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht. De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn daarin verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan [verdachte] onder 1 tot en met 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. [verdachte] moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 101a Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
feit 2, feit 3 (telkens):
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
feit 4, feit 5 (telkens):
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon
feit 6:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat [verdachte] zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 15.000,-- en tot een geheel voorwaardelijke bedrijfssluiting voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening te houden met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te vermelden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van [verdachte] , zoals een en ander bij het onderzoek ter zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft als actieve rechtspersoon, werkzaam in de dierentransportbranche, tezamen en in vereniging met anderen met gebruikmaking van valse documenten van verschillende aard, bedrijfsmatig twee keer vogels geëxporteerd naar het buitenland. Die valse documenten zijn telkens meegestuurd ter begeleiding van de bewezenverklaarde transporten. De handelwijze ging zelfs zo ver dat op valse documenten de naam en het adres van een bestaand bedrijf stelselmatig werd misbruikt en dat de namen van niet bestaande bedrijven en dierenartsen en een niet bestaande dierenkliniek werden gebruikt. De onrechtmatige wijze waarop deze transporten hebben plaatsgevonden, kan gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. De valse documenten wekken immers de schijn, en derden worden daardoor misleid, dat de geëxporteerde vogels getest zijn op besmettelijke ziekten (valse gezondheidstesten door laboratoria en valse gezondheidsverklaringen door erkende dierenartsen) en dat de herkomst van de vogels vast zou staan op basis van zogenaamde valse Certificaten van Oorsprong uitgegeven door de Kamer van Koophandel. Het gaat hier om documenten waarop in het handelsverkeer zonder meer moet kunnen worden vertrouwd.
Door voormelde handelswijze, die [verdachte] telkens heeft uitgevoerd met (onder meer) medeverdachten [medeverdachte 4] , zelfstandig bestuurder van [verdachte] en van medeverdachte [rechtspersoon 1] , en [medeverdachte 5] , werkend in dienst van [rechtspersoon 1] , zijn noodzakelijke veterinaire controles op grote schaal niet in acht genomen. Hierdoor bestaat het risico op verspreiding van dierziektes. Indien de relevante dierziekten zich naar derde landen verspreiden, kan dit ook grote economische gevolgen hebben.
[verdachte] heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie zich schuldig maakte aan voornoemde misdrijven. [verdachte] is de rechtspersoon die twee zendingen vogels met behulp van valse documenten door [rechtspersoon 1] naar het buitenland heeft laten vervoeren. [verdachte] heeft dan ook een aandeel gehad in het functioneren van de criminele organisatie.
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie ten name van [verdachte] , waaruit blijkt dat deze rechtspersoon niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden en gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd, dat een onvoorwaardelijke geldboete in beginsel passend en geboden is. De rechtbank dient echter de vraag te beantwoorden of sprake is van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Bij de beantwoording van die vraag gaat de rechtbank als beginpunt uit van de datum van de inverzekeringstelling van [medeverdachte 4] , de bestuurder van [verdachte] , op 29 oktober 2014 en de uitspraak in eerste aanleg van deze rechtbank op 8 mei 2019. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van schending van de redelijke termijn die moet leiden tot strafvermindering.
Bij de strafoplegging aan [verdachte] betrekt de rechtbank tot slot dat in deze periode geen aanwijzingen zijn gevonden dat zij zich nog immer bezig houdt met illegale praktijken.
Alles overwegende en met name gelet op de mate van de overschrijding van de redelijke termijn zal [verdachte] voor de bewezenverklaarde feiten veroordeeld worden tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 15.000,-- met een proeftijd van 2 jaar. De door de officieren van justitie gevorderde voorwaardelijke bedrijfssluiting acht de rechtbank, mede gelet op het tijdsverloop, niet opportuun en zal dan ook niet worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de strafoplegging in het vonnis van heden gewezen in de strafzaak tegen [medeverdachte 4] , directeur en (middels [rechtspersoon 3] ) enig aandeelhouder van [verdachte] .

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 51, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat [verdachte] de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart [verdachte] hiervoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot het betalen van een geldboete van
€ 15.000,--met bevel dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat [verdachte] voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Otter, voorzitter,
mr. H.P. van der Lelie en mr. C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2019.
Bijlage I
Tenlastelegging:
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, als houder van één of meer dieren, te weten:
1. duiven op 11/11/2011 (zaaksdossier 2, zending 2) naar Canada en/of
2. 150 duiven op 21 februari 2012 (zaaksdossier 3 zending 1) naar Koeweit en/of
3. 197 vogels op 3 oktober 2013 [zaaksdossier 6 export 1) naar Koeweit en/of
4. 52 duiven op 23 december 2011 [zaaksdossier 4, zending 3) naar Bahrein en/of
5. 154 duiven op 16 oktober 2013 (zaaksdossier 7, export 1) naar Taiwan en/of
6. 99 duiven op 19 november 2013 (zaaksdossier 8, export 2) naar Israël en/of
7. 200 kanaries op 5 september 2011 (zaaksdossier 12, zending 1) naar Indonesië en/of
8. 500 duiven op 22 maart 2013 naar Bangladesh (doc. p. 2727) en/of
9. 165 chinchilla's op 3 februari 2012 (zaaksdossier 1, export 1) naar te Koeweit en/of
10. 197 vogels op 4 oktober 2013 (zaaksdossier 6, export 1) naar Koeweit en/of
11. 80 en/of 99, althans één of meer duiven op 19 november 2013 (zaaksdossier 8, export 2) naar Israël en/of
12. 194 live birds (p. 2795) naar Koeweit en/of
13. 1095 live birds (p. 2799) naar Koeweit,
terwijl hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat door zijn handelen of nalaten een besmetting met danwel de verspreiding van een krachtens artikel 15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt,
niet aan zijn verplichting heeft voldaan dergelijk handelen achterwege te laten, terwijl dat in redelijkheid kon worden gevergd en/of niet alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid konden worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen, danwel indien zodanige besmetting zich voordeed, de omvang en de gevolgen daarvan niet zoveel mogelijk heeft beperkt en/of ongedaan gemaakt,
immers door bij het verzamelen voor transport en verzenden van dieren en het importeren en exporteren van dieren telkens gebruik te maken van valse of vervalste gezondheidscertificaten en/of laboratoriumrapporten en/of certificaten van oorsprong, heeft/hebben verdachte en/of haar/hun mededader(s) (telkens) doen voorkomen alsof de zending(en) volde(e)d(en) aan de eisen ten aanzien van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn en/of veterinaire regelgeving;
(strafbaarstelling artikel 1 onder 1 Wet op de economische delicten juncto artikel 101a Gezondheids- en welzijnswet voor dieren)
Feit 2
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of België en/of Canada en/of Kuwait en/of Bahrein en/of Taiwan en/of Israël en/of Indonesië en/of Bangladesh, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) gezondheidscertifica(a)t(en), te weten:
1. export health certificate export pigeons to Canada CFAI Import #> A2011-05794-3 danwel A-2011-05603-3 (zaaksdossier 2, zending 2 met betrekking tot 165 duiven d.d. 11/11/2011, document p. 3348-3351) en/of
2. Health certificate for Export of Birds, number 2012 0802 3 A (zaaksdossier 3, zending 1, zending met betrekking tot 150 duiven naar Kuwait op 21 februari 2012, document p. 8267) en/of
3. Health certificate for Export of Birds, number 2011 2212 1756 A (zaaksdossier 4, zending 3, met betrekking tot 52 duiven naar Bahrein op 23 december 2011, document p. 8105) en/of
4. Veterinary certificate for ornamental birds to be exported tot Kuwait, cert.nr. 2013 0310 1478 (zaaksdossier 6, export 1, met betrekking tot 197 vogels op 3 oktober 2013, document p. 8344) en/of
5. Gezondheidscertificaat reference-number 213459993 (zaaksdossier 7, export 1 met betrekking tot 154 duiven naar Taiwan op 16 oktober 2013, document p. 8397-8402) en/of
6. Gezondheidscertificaat reference-number 2013 1911 6633A (zaaksdossier 8, export 2 met betrekking tot 99 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p. 5038-5040) en/of
7. Health certificate for Export of Birds, number 2011 1508 A (zaaksdossier 12, export 3 van [exporteur 1] , zending met betrekking tot 200 kanaries naar Indonesië op 5 september 2011, document p.3324) en/of
8. Health Certificate certifcaat number 2013 0803 A met betrekking tot 500 duiven op 22 maart 2013 naar Bangladesh (document p. 2727),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd(e) gezondheidscertifica(a)t(en) (telkens) werd(en) overgelegd en/of verstuurd aan de autoriteit(en) ten behoeve van de import en/of export van dieren, en daarmee doen voorkomen dat de zending(en) volde(e)d(en) aan de eisen ten aanzien van volksgezondheid, diergezondheid en/of dierenwelzijn,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) opzettelijk valselijk en/of (telkens) in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op #> A2011-05794-3 danwel A-2011-05603-3 een (valse) handtekening van de Official Veterinarian en/of (valse) stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of een (valse) handtekening van de Animal Clinic Amsterdam St. Frederiksplein 101 2052 CP en/of (valse) stempel van de Animal Clinic Amsterdam, St. Frederiksplein 101, 2052 CP en/of
2. op 2012 0802 3 A als afzender [naam bedrijf] [adres België] Belgium en/of als Official Veterinary Surgeon Dr. B. Zoetmelk en/of een (valse) handtekening van Dr. B. Zoetmelk en/of (valse) stempel van de Official Belgium Veterinary Competent Regional Authority/Agriculture Official Approved veterinarian Kingdom of Belgium en/of
3. op 2011 2212 1756 A als afzender [naam bedrijf] [adres België] Belgium en/of als Official Veterinary Surgeon, Drs T. Mensink en/of een (valse) handtekening van Drs. T. Mensink en/of (valse) stempel van de Official Belgium Veterinary Competent Regional Authority/Agriculture Official Approved veterinarian Kingdom of Belgium en/of
4. op 2013 0310 1478 als afzender [naam bedrijf] [adres België] Belgium en/of als Official Veterinary Surgeon Dr, B. Bavel en/of een (valse) handtekening van Dr. B. Bavel en/of (valse) stempel van Official Belgium Veterinary Competent Regional Authority/Agriculture Official Approved veterinarian Kingdom of Belgium,
en/of
5. op 213459993 een (valse) handtekening namens de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of (valse) stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of als dierenarts van de NVWA R. Weijers en/of een (valse) handtekening van deze R. Weijers, en/of
6. op 2013 1911 6633A een (valse) handtekening namens de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of (valse) stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en/of als dierenarts van de (N)VWA T. Mensink en/of (valse) handtekening van deze T. Mensink, en/of
7. op 2011 1508 A een (valse) handtekening van de Animal Clinic Amsterdam St. Frederiksplein 101 2052 CP Amsterdam en/of (valse) stempel van de Animal Clinic Amsterdam St. Frederiksplein 101 2052 CP Amsterdam en/of als Official Veterinary Surgeon dr. T. Menzink en/of een (valse) handtekening van deze T. Menzink,
en/of
8. op 2013 0803A een (valse) handtekening namens dierenkliniek [dierenarts 2] en/of stempel van dierenkliniek [dierenarts 2] en/of als Registered Veterinary Surgeon Ricksen en/of een (valse) handtekening van deze Ricksen,
en/of
(telkens) opzettelijk de bovengenoemde, onder 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 en/of 7 en/of 8 vervalste gezondheidscertifica(a)t(en) voor gebruik bij importen en/of exporten van dieren voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat gezondheidscertifica(a)t(en) bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
Feit 3
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, en/of in België, en/of Kuwait en/of Israël, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) laboratoriumuitslag(en), te weten:
1. Laboratory results van de Gezondheidsdienst voor Dieren, submissionnumber IP2012-06020 (zaaksdossier 1, export 1 van 165 chinchilla's naar Kuwait op 3 februari 2012, document p. 7685-7686) en/of
2. Laboratory results van de Gezondheidsdienst voor Dieren, submissionnumber IP2013-20500 (zaaksdossier 6, export 1 met betrekking tot 197 vogels naar Kuwait op 4 oktober 2013, document p. 8342) en/of
3. Laboratorytestresults van de Central Veterinary Institute, Report Number 14025444-U01 (zaaksdossier 8, export 2 van 99 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p.5041-5044) en/of
4. Laboratorytestresults van de Central Veterinary Institute, Report Number 14025236-U01 (zaaksdossier 8, export 2 van 80 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p.5045-5048) en/of
5. CODA Laboratory results met submission number IP2013-21355, 194 vogels naar Kuwait (document p.2795-2796) en/of
6. CODA Laboratory results met submission number IP2013-21360, 1095 vogels naar Kuwait (document p.2797-2798),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd(e) laboratoriumuitslag(en) (telkens) werd(en) overgelegd en/of verstuurd aan de autoriteit(en) ten behoeve van de import en/of export van dieren, alsof de gezondheid van deze dieren was getest op het al dan niet aanwezig zijn van dierziekten,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op IP2012-06020 dat 165 chinchilla's waren getest en/of als Managing Director van de Gezondheidsdienst voor Dieren dr. [ex-werknemer GD] en/of een (valse) handtekening van dr. [ex-werknemer GD] en/of relatienummer 36760222 en/of als opdrachtgever [naam bedrijf] [adres België] Belgium, en/of
2. op IP2013-20500 als Managing Director van de Gezondheidsdienst voor Dieren dr. [ex-werknemer GD] en/of een ((ver)vals(t)e) handtekening van dr. [ex-werknemer GD] en/of relatienummer 36760222, en/of
3. op 14025444-U01 als aanvrager [verdachte] en/of de term 'final report' en/of in de koptekst 'for quality of live' en/of referentienummer 120534436 en/of als report number 14025444-U01, en/of
4. op 14025236-U01 als aanvrager [verdachte] en/of de term 'final report' en/of in de koptekst 'for quality of live' en/of referentienummer 120534450 en/of report number 14025236-U01, en/of
5. op IP-2013-21355 de ((ver)vals(t)e) handtekening van [getuige 1] en/of submission number IP-2013-21355 en/of relatienummer 3676022, en/of
6. op IP-2013-21360 de ((ver)vals(t)e) handtekening van [getuige 1] en/of submission number IP-2013-21360 en/of relatienummer 3676022,
en/of (telkens) opzettelijk de bovengenoemde, onder 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 vervalste laboratoriumuitslag(en) voor gebruik bij importen en/of exporten van dieren voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat laboratoriumuitslag(en) bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
(strafbaarstelling artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 4
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België en/of Indonesië en/of Kuwait, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) certifica(a)t(en) van oorsprong, te weten:
1. Certificaat van Oorsprong nr S100538898 (zaakdossier 5, export 1 van 1210 kanaries en 12 kardinalen naar Indonesië op 11 oktober 2013 (document p. 8168) en/of
2. Certificaat van Oorsprong nr S100538893, 197 (zaaksdossier 6, export 1 document met betrekking tot 197 vogels naar Kuwait op 3 oktober 2013 (doc p. 8341)) en/of
3. Certificaat van Oorsprong nr S100305115, 1576 vogels naar Indonesië, afgegeven op 26 april 2013 (document p. 2748) en/of
4. Certificaat van Oorsprong nr V744492, zaaksdossier 12, export 3 van [exporteur 1] , zending met betrekking tot 200 kanaries naar Indonesië op 5 september 2011 (document p. 3325),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd(e) certific(a)t(en) van oorsprong (telkens) werd(en) overgelegd en/of verstuurd aan de autoriteit(en) ten behoeve van de import en/of export van dieren, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat telkens opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op S100538898 een (valse) stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en/of naam en handtekening van K. Groot als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen en/of België als land van oorsprong en/of als afzender [verdachte] , [adres België] (België), en/of
2. op S100538893 een (valse) stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en/of naam en handtekening van K. Groot als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen,
en/of
3. op S100305115 een (valse) stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en/of naam en handtekening van L. Mensink als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen,
en/of
4. op V744492 een (valse) stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en/of naam en handtekening van L. Bavel als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen,
en/of (telkens) opzettelijk de bovengenoemde, onder 1 en/of 2 en/of 3 en/of 4 vervalste certifica(a)t(en) van oorsprong voor gebruik bij importen en/of exporten van dieren voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat certifica(a)t(en) van oorsprong bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
(strafbaarstelling: artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 5
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België, en/of Kuwait en/of Indonesië, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift(en) , te weten:
1. Airwaybill 074-56362563 (zaaksdossier 3 zending 1, zending met betrekking 150 duiven naar Kuwait op 21 februari 2012, document p. 8240) en/of
2. Commercial Invoice 2013 1505 (zaaksdossier 5 export 2, met betrekking tot 1800 kanaries naar Indonesië (document p. 8174)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd(e) documenten (telkens) werd(en) overgelegd en/of verstuurd aan de autoriteit(en) ten behoeve van de import en/of export van dieren, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat telkens opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op Airwaybill 074-56362563 all pigeons from belgium origin, en/of als shippers name and address [naam bedrijf] , [adres België] Belgium en/of
2. op Commercial Invoice 2013 1505 all not CITES-birds are captivity bred in Belgium;
en/of
(telkens) opzettelijk de bovengenoemde, onder 1 en/of 2 vervalste Airwaybill en/of Commercial Invoice voor gebruik bij importen en/of exporten van dieren voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl zij en/of haar/hun mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat Airwaybill en/of Commercial Invoice bestemd was/waren voor gebruik als echt en onvervalst,
(strafbaarstelling: artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 6
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland en/of in België en/of Canada en/of Kuwait en/of Bahrein en/of Taiwan en/of Israël en/of Indonesië en/of Bangladesh,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een of meer personen bestaande uit hem, verdachte, [rechtspersoon 1] en/of [medeverdachte 2, hierna: rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of andere natuurlijke personen en/of rechtspersonen welke organisatie telkens tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het opzettelijk verrichten van handelingen waardoor een besmetting dan wel verspreiding van een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt (101a GWWD)
en/of
- het opzettelijk gebruik maken van en/of opzettelijk voorhanden hebben van een vals of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst terwijl zij/hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd waren voor zodanig gebruik als bedoeld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht,
(strafbaarstelling artikel 140 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
zij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk, als houder van dieren, te weten:
1. duiven op 14 november 2011 (zaaksdossier 2, zending 2) naar Canada en
6. 99 duiven op 19 november 2013 (zaaksdossier 8, export 2) naar Israël en
terwijl zij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat door haar handelen of nalaten een besmetting met dan wel de verspreiding van een krachtens artikel 15 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aangewezen besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt,
niet alle maatregelen heeft genomen die in redelijkheid konden worden gevergd, teneinde zodanige besmetting of verspreiding te voorkomen,
immers door bij het verzamelen voor transport en verzenden van dieren en het exporteren van dieren telkens gebruik te maken van valse gezondheidscertificaten en/of laboratoriumrapporten en/of certificaten van oorsprong, hebben verdachte en haar mededader(s) telkens doen voorkomen alsof de zending voldeed aan de eisen ten aanzien van volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn en veterinaire regelgeving;
Feit 2
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of Canada en/of Israël tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk gebruik hebben gemaakt van een vals gezondheidscertificaat, te weten:
1. Export health certificate export pigeons to Canada CFAI Import #> A2011-05794-3 dan wel A-2011-05603-3 (zaaksdossier 2, zending 2 met betrekking tot 165 duiven d.d. 11 november 2011, document p. 3348-3351) en
6. Gezondheidscertificaat reference-number 2013 1911 6633A (zaaksdossier 8, export 2 met betrekking tot 99 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p. 5003‑5005) en
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemde gezondheidscertificaten werden verstuurd aan de autoriteiten ten behoeve van de export van dieren, en daarmee doen voorkomen dat de zending voldeed aan de eisen ten aanzien van volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn,
en bestaande die valsheid hierin dat opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op #> A2011-05794-3 dan wel A-2011-05603-3 een valse handtekening van de Official Veterinarian en een valse stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en een valse handtekening van de Animal Clinic Amsterdam St. Frederiksplein 101 2052 CP en een valse stempel van de Animal Clinic Amsterdam, St. Frederiksplein 101, 2052 CP en
6. op 2013 1911 6633A een valse handtekening namens de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en een valse stempel van de NVWA Regionale Dienst Zuid-West van de Voedsel en Warenautoriteit en als dierenarts van de NVWA T. Mensink en een valse handtekening van deze T. Mensink;
Feit 3
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of Israël, tezamen en in vereniging met anderen,
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse laboratoriumuitslag, te weten:
3. Laboratorytestresults van de Central Veterinary Institute, Report Number 14025444-U01 (zaaksdossier 8, export 2 van 99 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p. 5010-5013) en
4. Laboratorytestresults van de Central Veterinary Institute, Report Number 14025236-U01 (zaaksdossier 8, export 2 van 80 duiven naar Israël op 19 november 2013, document p. 5006-5009),
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemde laboratoriumuitslagen werden verstuurd aan de autoriteiten ten behoeve van de export van dieren, alsof de gezondheid van deze dieren was getest op het al dan niet aanwezig zijn van dierziekten,
bestaande die valsheid hierin dat opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid was vermeld:
3. op 14025444-U01 als aanvrager [verdachte] en de term 'final report' en in de koptekst 'for quality of live' en referentienummer 120534436 en als report number 14025444-U01, en
4. op 14025236-U01 als aanvrager [verdachte] en de term 'final report' en in de koptekst 'for quality of live' en referentienummer 120534450 en/of report number 14025236-U01;
Feit 4
zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België en/of Indonesië, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals certificaat van oorsprong, te weten:
1. Certificaat van Oorsprong nr S100538898 (zaakdossier 5, export 1 van 1210 kanaries en 12 kardinalen naar Indonesië op 11 oktober 2013 (document p. 8168)
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd certificaat van oorsprong werd verstuurd aan de autoriteiten ten behoeve van de export van dieren,
bestaande die valsheid hierin dat opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid was vermeld:
1. op S100538898 een valse stempel van de Kamer van Koophandel Kempen en naam en handtekening van K. Groot als medewerker van de Kamer van Koophandel Kempen en België als land van oorsprong en als afzender [verdachte] , [adres België] (België);
Feit 5
zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland en/of in België, en/of Indonesië tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, te weten:
2. Commercial Invoice 2013 1505 (zaaksdossier 5 export 2, met betrekking tot 1800 kanaries naar Indonesië (document p. 8174),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat genoemd document werd verstuurd aan de autoriteiten ten behoeve van de export van dieren,
bestaande die valsheid hierin dat opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid was vermeld:
2. op Commercial Invoice 2013 1505 all not CITES-birds are captivity bred in Belgium;
Feit 6
zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 april 2014 te Hoofddorp en/of Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland en/of in België,
heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van (rechts)personen bestaande uit haar, verdachte, en [rechtspersoon 1] en [medeverdachte 2, hierna: rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , welke organisatie telkens tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het opzettelijk verrichten van handelingen waardoor een besmetting dan wel verspreiding van een besmettelijke dierziekte kon worden veroorzaakt (101a GWWD) en
- het opzettelijk gebruik maken van en/of opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd waren voor zodanig gebruik als bedoeld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.