ECLI:NL:RBNHO:2019:3616
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting 2014 met betrekking tot huurrecht als ondernemingsvermogen
In deze zaak heeft eiser verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2014, omdat hij het huurrecht van zijn woning als ondernemingsvermogen wenst aan te merken. De rechtbank Noord-Holland heeft op 22 maart 2019 uitspraak gedaan in deze kwestie. Eiser, die sinds 2004 in een huurwoning woont en sinds 2005 een eenmanszaak drijft, heeft in zijn aangifte over 2014 huisvestingskosten als ondernemingskosten opgevoerd. De inspecteur van de Belastingdienst heeft echter de aanslag inkomstenbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.535.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering, maar de rechtbank oordeelt dat de afwijzing terecht is. De rechtbank stelt vast dat de woning voor meer dan 90% als woning wordt gebruikt en dat er geen sprake is van verplicht ondernemingsvermogen. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat het huurrecht niet als ondernemingsvermogen kan worden aangemerkt zonder bijzondere omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de aanslag onherroepelijk vaststaat en dat eiser niet kan terugkomen op de gemaakte keuze in de aangifte.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen kosten ter zake van het huurrecht in aftrek kunnen worden gebracht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof.