ECLI:NL:RBNHO:2019:2560

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
C /15/286615/ HA RK 19/64
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek kennelijk niet ontvankelijk verklaard door de rechtbank Noord-Holland

Op 14 september 2018 heeft verzoeker een beroepschrift ingediend bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Noord-Holland. In dit beroepschrift werd een mededeling gedaan die later als een wrakingsverzoek werd herkend. Op 27 maart 2019 is het dossier overgedragen aan de wrakingskamer van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De wrakingskamer heeft besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

Volgens artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. Het verzoek tot wraking moet gemotiveerd zijn, zoals voorgeschreven in artikel 8:16 lid 2 AWB. In dit geval was het verzoek niet voldoende gemotiveerd, waardoor het kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Het verzoek was gericht tot alle rechters van de rechtbank Noord-Holland, maar de wet staat geen wraking toe van rechters die niet betrokken zijn bij de zaak.

De rechtbank heeft in haar beslissing verklaard dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. Deze beslissing is genomen door de voorzitter en twee leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier, tijdens een openbare zitting op 27 maart 2019. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: C /15/286615/ HA RK 19/64
datum uitspraak : 27 maart 2019
BESLISSINGop het schriftelijke verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
tegen
de rechtbank Noord-Holland.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Op 14 september 2018 heeft verzoeker bij de sector bestuursrecht, afdeling belastingzaken, van de rechtbank Noord-Holland, een beroepschrift ingediend. In dat beroepschrift staat op de eerste bladzijde een mededeling, die de rechtbank niet eerder was opgevallen, maar nu als een wrakingsverzoek is onderkend.
Het dossier is op 27 maart 2019 in handen gesteld van de wrakingskamer van deze rechtbank, locatie Alkmaar.
1.2.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is.
2.2.
Een verzoek tot wraking dient ingevolge artikel 8:16 lid 2 AWB gemotiveerd te zijn. De verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of niet onafhankelijk zal zijn.
2.3.
Het verzoek luidt als volgt:
“Wij wraken de rechtbank Noord-Holland vanwege onderstaande gronden en verzoeken verwijzing naar een rechtbank die niet betrokken is bij de onderhavige bloembollen Faillissement fraudes.”
Aangezien het verzoek niet gemotiveerd is, is het daardoor kennelijk niet-ontvankelijk.
Het onderhavige verzoek tot wraking is gericht tot alle rechters van de rechtbank Noord-Holland. Omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot wraking van een rechter die geen bemoeienis heeft met de behandeling van zaak, dient verzoeker reeds om die reden kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek tot wraking van alle rechters van de rechtbank Noord-Holland. Verwezen wordt naar de arresten van de Hoge Raad van 18 december 1998 (NJ 1999, 271) en 9 mei 2000 (ECLI:NL:HR:2000:AA5777).
2.4.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden onder: www.rechtspraak.nl/Organisatie en contact/Rechtbanken/Rechtbank Noord-Holland/Meer regels en procedures/Regelingen – zal de wrakingskamer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat de zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team bestuursrecht, rechtbank Noord-Holland.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, en mr. H.E.C. de Wit en
mr. S.W.S. Kiliç, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Bruijn, griffier, ter openbare terechtzitting van 27 maart 2019.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.