3.4.1Vrijspraak van feit 2 primair (smaad) en subsidiair (eenvoudige belediging)
De rechtbank stelt voorop dat zij het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, aldus begrijpt dat het om hetzelfde feitencomplex gaat en dat dit primair moet worden gekwalificeerd als smaad en subsidiair als belediging. Gelet hierop zal de rechtbank het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde tezamen bespreken.
Op grond van het dossier en de verklaringen van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte het iCloud account van slachtoffer 1 gedurende een langere periode meermalen heeft gehackt en op 24 december 2016 een back-up van haar iCloud account heeft gemaakt waarna verdachte op 23 januari 2017 wijzigingen in deze back-up heeft aangebracht (feit 1). Uit de aangifte volgt dat ten tijde van het maken van deze back-up zich hieronder mede de, eerst op 17 maart 2017, op de websites [website 1] ” en [website 2] gepubliceerde seksueel getinte foto’s en video’s bevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij na het hacken van het iCloud account van slachtoffer 1 op enig moment foto’s en video’s van haar heeft verstrekt aan derden. Hij heeft ontkend dit materiaal op internet te hebben geplaatst of daarbij betrokken te zijn geweest.
Om tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde te komen moet de rechtbank kunnen vaststellen dat verdachte degene is geweest die deze foto’s en video’s heeft gepubliceerd, of dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander (of anderen) die het materiaal heeft gepubliceerd.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte zelf de foto’s en video’s op voornoemde websites heeft gepubliceerd. Naar publicatie van het materiaal op de website [website 2] is geen onderzoek verricht. Dit is wel onderzocht voor de website [website 1] ”. Hieruit volgt dat het materiaal op 17 maart 2017 is geplaatst door een administrator onder de naam “ [naam 3] ”. Nader onderzoek naar deze administrator heeft geen resultaten opgeleverd over de identiteit van de persoon die onder deze usernaam schuilgaat. Evenmin is enige relatie vastgesteld tussen verdachte en deze administrator of is gebleken dat de administrator dit materiaal van verdachte middels een tussenpersoon heeft verkregen.
Verder is het moment van verkrijgen van de foto’s en video’s door de administrator op grond van de onderzoeksbevindingen niet vastgesteld, zodat ook niet duidelijk is geworden of dit materiaal direct, korte of langere tijd na het verkrijgen door verdachte, is gepubliceerd op de website. Op grond hiervan kan eveneens geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de administrator worden aangenomen. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat het gepubliceerde materiaal blijkens de aangifte van slachtoffer 1 dateert van twee tot zeven jaren geleden en dat slechts de inloggegevens van haar iCloud account over de periode 20 september 2016 tot en met 11 september 2017 zijn bevraagd. Het enkele feit dat verdachte heeft verklaard dat hij foto’s en video’s van slachtoffer 1 heeft verstrekt aan derden is gelet op het vorenstaande onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs voor het onder feit 2 ten laste gelegde ontbreekt, zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
3.4.3Redengevende feiten en omstandigheden feiten 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.3.1 Bewijsmotivering feit 6 (poging tot oplichting)
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 6, omdat de ten laste gelegde gedragingen geen (poging tot) oplichting opleveren. Hiertoe is in de eerste plaats aangevoerd dat geen sprake is van een oogmerk tot wederrechtelijke bevoordeling. Verdachte heeft – door het geven van een onjuiste voorstelling van zaken – geprobeerd om foto’s van slachtoffer 3 te bemachtigen. Niet valt in te zien welke (financiële) winst te behalen viel met dit handelen. Voorts kan volgens de verdediging een foto niet als ‘enig goed’ of een ‘gegeven’ in de zin van artikel 326 Sr worden gekwalificeerd. Ten slotte is aangevoerd dat het onder 6 ten laste gelegde feitencomplex kan worden aangemerkt als een vorm van verleiding, hetgeen in het geval van meerderjarigen niet strafbaar is gesteld.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed/gegevens, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft slachtoffer 3 gedurende bijna drie jaar met enige regelmaat emailberichten verzonden. In deze berichten heeft hij zich voorgedaan als een vrouw, genaamd [naam 2] en voorgewend dat hij net als slachtoffer 3 modellenwerk wil gaan doen en meer in het bijzonder zou willen meedoen met de wedstrijd ‘babe van de maand’. Verdachte heeft slachtoffer 3 gevraagd of zij hem daarbij zou willen helpen. Vervolgens heeft hij haar per mail een seksueel getinte foto gestuurd van een vrouw (waarbij haar gezicht niet zichtbaar was) en daarbij voorgewend dat hij deze foto per ongeluk naar haar heeft gestuurd. Later stuurt hij haar nog meer soortgelijke foto’s onder de vermelding ‘voor wat hoort wat’ met de bedoeling om – zo heeft verdachte zelf verklaard – slachtoffer 3 zover te krijgen dat zij soortgelijke seksueel getinte foto’s van zichzelf naar hem zou sturen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte door het aannemen van een valse naam, het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen bij het slachtoffer een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen teneinde haar te bewegen tot afgifte van (seksueel getinte) digitale foto’s. Nu slachtoffer 3 niet is ingegaan op de door verdachte gecreëerde onjuiste voorstelling van zaken is het bij een poging tot oplichting gebleven.
De rechtbank is voorts van oordeel dat digitale foto’s kunnen worden aangemerkt als gegevens in de zin van artikel 326 Sr. Bij de Wet computercriminaliteit (wet van 23 december 1992, Stb. 1993, 33) zijn de woorden ‘het ter beschikking stellen van gegevens’ toegevoegd, omdat de wetgever meende dat de term ‘gegevens’ niet onder ‘goed’ moet worden gerubriceerd, maar in het strafrecht een afzonderlijke begripsmatige behandeling behoeft. Het gaat om gegevens die in het economische verkeer verhandelbaar zijn. Onder ‘gegevens’ wordt verstaan ‘een weergave van feiten, begrippen of instructies op een overeengekomen wijze, geschikt voor overdracht, interpretatie of verwerking door personen of door automatische middelen’.Bij wet van 12 juni 2009, Stb. 2009, 245 (i.w.tr. op 1 juli 2009) is de zinsnede ‘met geldswaarde in het handelsverkeer’ komen te vervallen zodat sindsdien ook onder deze bepaling valt de situatie waarin het gaat om het ter beschikking stellen van goederen die geen onmiddellijke geldswaarde in het handelsverkeer hebben, zoals in dit geval virtuele afbeeldingen.
Ten slotte verwerpt de rechtbank het verweer dat geen sprake zou zijn geweest van wederrechtelijk bevoordeling. Het begrip ‘wederrechtelijke bevoordeling’ wordt in de jurisprudentie ruim uitgelegd. Iemand die door een van de oplichtingsmiddelen een ander beweegt tot afgifte van een goed of in dit geval gegevens, handelt in het algemeen met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling, zelfs als hij recht had of meende te hebben op dat goed. De onoorbare eigenrichting maakt de bevoordeling ook in die gevallen wederrechtelijk. Het enkele feit dat verdachte in het bezit wilde komen van iets (in dit geval seksueel getinte digitale foto’s van slachtoffer 3) dat hij nog niet had, maar waar hij wel graag over wilde beschikken maakt reeds dat sprake is van wederrechtelijke bevoordeling.
3.4.3.2 Feit 7 en 8 (poging tot) computervredebreuk met betrekking tot slachtoffers 4 tot en met 42
Verdachte heeft in algemene zin een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van de feiten 7 en 8. De rechtbank merkt de hiervoor (onder de inleiding) beschreven werkwijze van verdachte om toegang te krijgen tot de iCloud accounts aan als computervredebreuk, dat wil zeggen: het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in (een deel van) een geautomatiseerd werk door een beveiliging te doorbreken, met gebruikmaking van een valse sleutel (het door verdachte gewijzigde wachtwoord van het account nadat de beveiligingsvragen juist waren beantwoord) en door het aannemen van een valse hoedanigheid (namelijk die van degene die bevoegd was de beveiligingsvragen te beantwoorden: de houder van het account).
Bij een deel van de slachtoffers is het daadwerkelijk gelukt op hun iCloud account in te loggen en/of gegevens te downloaden en op te slaan (feit 7). Bij een ander deel van de slachtoffers is het bij een poging gebleven (feit 8).
Feit 7 Computervredebreuk (artikel 138ab lid 1 en lid 2 Sr)
In het onderzoek Cortana wordt door de politie onder meer gerelateerd over de software Wondershare Dr. Fone die is aangetroffen op een aantal gegevensdragers van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij met hulp van voornoemde software heeft ingelogd of geprobeerd in te loggen op diverse iCloud accounts. Bij gebruik van deze software worden logbestanden aangemaakt waarin de status van het programma te vinden is. Als er een folderstructuur op het bewijsbestand (de gegevensdrager) wordt aangetroffen, is er sprake van een voltooide inlog op het iCloud account en daarmee van computervredebreuk in de zin van artikel 138ab lid 1 Sr. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van de slachtoffers 4, 6 tot en met 15, 17, 20, 21 en 25 computervredebreuk wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van de slachtoffers 4, 6 tot en met 8, 14 en 21 kan voorts wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte gegevens heeft overgenomen uit de ‘gehackte’ iClouds, zodat sprake is van de strafverzwarende omstandigheid ex artikel 138ab lid 2 Sr.
Met betrekking tot de volgende slachtoffers is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van een overtreding van artikel 138ab lid 1 en lid 2 Sr dan wel partieel dient te worden vrijgesproken van een overtreding van artikel 138ab lid 2 Sr.
Slachtoffer 5 – vrijspraak artikel 138ab lid 1 en 2 Sr
Met betrekking tot slachtoffer 5 is op de onder verdachte in beslaggenomen gegevensdragers geen folderstructuur (zoals hiervoor omschreven) aangetroffen, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een voltooide inlog. Er zijn weliswaar foto’s van het slachtoffer op een computer van verdachte aangetroffen, maar dit zijn foto’s die het slachtoffer naar eigen zeggen zelf via ‘social media’ heeft gedeeld, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze foto’s middels een hack heeft verkregen. Uit de bij Apple opgevraagde logfiles over de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017 blijkt wel dat er vanaf het IP-adres van verdachte 146 keer is geprobeerd om in te loggen op het iCloud account van slachtoffer 5 hetgeen als een poging tot computervredebreuk kan worden gekwalificeerd, maar dit feit is niet aan verdachte ten laste gelegd.
Gelet op vorenstaande zal verdachte ten aanzien van slachtoffer 5 worden vrijgesproken van een overtreding van artikel 138ab lid 1 en 2 Sr.
Slachtoffer 11 en 13 – partiële vrijspraak artikel 138ab lid 2 Sr
Met betrekking tot zowel slachtoffer 11 als slachtoffer 13 is op een gegevensdrager van verdachte een folderstructuur van het iCloud account van deze slachtoffers aangetroffen, zodat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is van computervredebreuk. Het dossier bevat geen bewijs voor de strafverzwarende omstandigheid dat verdachte uit die accounts gegevens heeft overgenomen, zodat hij voor dit deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
Slachtoffer 16 – vrijspraak artikel 138ab lid 1 en 2 Sr
Op 13 juni 2017 is een folderstructuur van het iCloud account van slachtoffer 16 aangemaakt op een gegevensdrager van verdachte. Dit ligt buiten de ten laste gelegde periode, zodat hiervan vrijspraak dient te volgen.
Feit 8 Poging tot computervredebreuk
Slachtoffers 23 en 24 - vrijspraak
Uit de bij Apple opgevraagde logfiles blijkt niet dat er vanaf het IP-adres van verdachte is geprobeerd om in te loggen op de iCloud accounts van slachtoffer 23 en 24. De enkele bekennende verklaring van verdachte is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen zodat verdachte ten aanzien van zowel slachtoffer 23 en 24 zal worden vrijgesproken.
Slachtoffer 33, 35 en 38 – vrijspraak (absoluut ondeugdelijke poging)
Uit de bij Apple opgevraagde gegevens van het IP-adres van verdachte blijkt dat op 21 maart 2017 is geprobeerd om in te loggen op een iCloud account dat is gekoppeld aan een emailadres met daarin verwerkt de voornaam van slachtoffer 33 en het emaildomein van de voormalige werkgever van verdachte, alwaar slachtoffer 33 ook werkzaam is geweest. Dit emailadres wordt door slachtoffer 33 niet in haar aangifte genoemd. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat slachtoffer 33 voor haar iCloud account in ieder geval geen gebruik heeft gemaakt van het door verdachte gebruikte emailadres. Een soortgelijke situatie deed zich voor bij slachtoffer 35. Uit de bij Apple opgevraagde gegevens van het IP-adres van verdachte blijkt dat op 10 oktober 2017 is geprobeerd om in te loggen op een iCloud account dat is gekoppeld aan diverse emailadressen. In ieder geval één van die adressen was in gebruik bij slachtoffer 35, maar dit adres gebruikte zij blijkens haar aangifte niet voor haar iCloud account.
Gelet hierop is de rechtbank met de raadsvrouw van oordeel dat sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging. Een absoluut ondeugdelijk poging is een situatie waarin het middel hetzij het object ondeugdelijk is. In het geval van slachtoffer 33 en 35 was het door verdachte aangewende middel, te weten (al dan niet bestaande) emailadressen, niet gekoppeld aan het iCloud account van respectievelijk slachtoffer 33 en 35, zodat de uitvoeringshandelingen in geen geval tot het door verdachte beoogde doel (computervredebreuk) kon leiden.
Hetzelfde geldt voor slachtoffer 38, zij het dat daar sprake is van een omgekeerde situatie. Uit de bij Apple opgevraagde gegevens van het IP-adres van verdachte blijkt dat op 22 april 2017 is geprobeerd om in te loggen op een iCloud account dat is gekoppeld aan een viertal emailadressen met diverse emaildomeinnamen. Twee van deze adressen zijn in gebruik (geweest) bij slachtoffer 38. Zij heeft echter verklaard dat zij geen gebruik maakt van iCloud. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank ook hier sprake van een absoluut ondeugdelijke poging, zij het dat in dit geval wel gebruik is gemaakt van een deugdelijk middel (twee bestaande emailadressen) maar het beoogde object ondeugdelijk was, nu slachtoffer 38 geen iCloud account had.
Slachtoffer 26 en 37– bewijsoverweging (absoluut ondeugdelijke poging)
Uit de bij Apple opgevraagde gegevens van het IP-adres van verdachte blijkt dat op 21 maart 2017 en 4 april 2017 is geprobeerd om in te loggen op een iCloud account dat is gekoppeld aan een emailadres van respectievelijk slachtoffer 26 en slachtoffer 37. De verdediging heeft aangevoerd dat in beide gevallen sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging omdat de mailadressen die in de aangifte worden genoemd niet overeenkomen met de loggegevens van Apple. In het ene geval zou er een punt in het adres ontbreken en in het andere geval zou er juist een punt teveel in het adres staan vermeld. De rechtbank verwerpt dit verweer onder verwijzing naar een proces-verbaal bevindingenwaaruit blijkt dat het bij gebruik van een Gmail adres niet uitmaakt of er een punt teveel of te weinig staat in het emailadres.