ECLI:NL:HR:2019:564

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
17/03151
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over eenvoudige belediging van gezinshuis en hulpverleners in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van eenvoudige belediging en smaad jegens gezinshuis [A] en hulpverleners die betrokken waren bij de opvang van zijn kinderen, die onder toezicht waren gesteld en uit huis waren geplaatst. De klacht van het Openbaar Ministerie was dat er geen bijzondere schriftelijke volmacht was overlegd door het gezinshuis om de klacht in te dienen, zoals vereist volgens artikel 164, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof had echter vastgesteld dat de aangifte door [betrokkene 1] mede namens gezinshuis [A] was gedaan en dat er voldoende bewijs was dat het gezinshuis de vervolging wenste. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en oordeelde dat de omstandigheid dat er geen schriftelijke volmacht was, niet in de weg stond aan de vervolging. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarbij werd benadrukt dat de klachttermijn en de intentie van de klager cruciaal zijn voor de ontvankelijkheid van de vervolging. De uitspraak bevestigt de noodzaak van een duidelijke klachtprocedure in zaken van smaad en belediging, vooral in de context van jeugdzorg.

Uitspraak

9 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/03151
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 15 juni 2017, nummer 21/004510-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de verwerping door het Hof van het verweer dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte ter zake van het onder 2 met betrekking tot gezinshuis [A] tenlastegelegde omdat een bijzondere schriftelijke volmacht van gezinshuis [A] om klacht te doen als bedoeld in art. 164, eerste lid, Sv ontbreekt.
2.2.
Aan de verdachte is onder 2 tenlastegelegd dat:
"primair:
hij in de periode van 21 mei 2012 tot en met 21 november 2012 te Emmeloord, in de gemeente Noordoostpolder, in ieder geval in Nederland opzettelijk de eer en/of de goede naam van [betrokkene 1] en/of gezinshuis [A] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel op zijn/een internetsite (www. [...] .com en/of hyves) (onder andere) de volgende teksten geplaatst/laten plaatsen:
- "Hoe is het mogelijk dat onze kinderen met een ander geloof door Buro Jeugdzorg/Leger des Heils uit huis worden geplaatst en dan weer in huis worden geplaatst bij een "christelijke geloofsgemeenschap" wat zich de [A] noemt hier in [plaats] ? Ook moslims worden hier geplaatst en geprobeerd hen te bekeren naar het christelijke geloof. Deze www. [A] .com die bekend staat waar drugs en alcohol en sex veel gebruikt wordt? Ook schijnt een donker gekleurd iemand die daar enige "leiding" uitoefent sex te hebben met de uithuisgeplaatsten aldaar. De familie die deze onverantwoordelijke "stichting" runt zou van de meeste praktijken op de hoogte zijn en hun steentje daaraan bijdragen? Eert uw vader en uw moeder zegt het christendom en deze zogenaamde christenen van gezinshuis " [A] " stoken de kinderen juist op, tegen hun vader en moeder en zelfs onder druk van deze mensen heeft een van de dochters vader aangegeven voor bedreiging" en/of
- "De rechter die dit behandeld en verboden heeft moet wel stekeblind zijn en knettergek zijn als zij dit onmenselijke gebeuren niet doorheeft wat Buro Jeugdzorg en het Leger des Heils hier spelen";
subsidiair:
Hij in de periode van 21 september tot en met 21 november 2012 te Emmeloord, in de gemeente Noordoostpolder, in ieder geval in Nederland opzettelijk [betrokkene 1] en/of gezinshuis [A] , in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd door op zijn/een internetsite (www. [...] .com en/of hyves) (onder andere) de volgende teksten geplaatst/laten plaatsen:
- "Hoe is het mogelijk dat onze kinderen met een ander geloof door Buro Jeugdzorg/Leger des Heils uit huis worden geplaatst en dan weer in huis worden geplaatst bij een "christelijke geloofsgemeenschap" wat zich [A] noemt hier in [plaats] ? Ook moslims worden hier geplaatst en geprobeerd hen te bekeren naar het christelijke geloof. Deze www. [A] .com die bekend staat waar drugs en alcohol en sex veel gebruikt wordt? Ook schijnt een donker gekleurd iemand die daar enige "leiding" uitoefent sex te hebben met de uithuisgeplaatsten aldaar. De familie die deze onverantwoordelijke "stichting" runt zou van de meeste praktijken op de hoogte zijn en hun steentje daaraan bijdragen? Eert uw vader en uw moeder zegt het christendom en deze zogenaamde christenen van gezinshuis " [A] " stoken de kinderen juist op, tegen hun vader en moeder en zelfs onder druk van deze mensen heeft een van de dochters vader aangegeven voor bedreiging" en/of
- "De rechter die dit behandeld en verboden heeft moet wel stekeblind zijn en knettergek zijn als zij dit onmenselijke gebeuren niet doorheeft wat Buro Jeugdzorg en het Leger des Heils hier spelen"."
2.3.
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging van verdachte voor smaad dan wel belediging van gezinshuis [A] . De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [betrokkene 1] mede namens gezinshuis [A] aangifte heeft gedaan, zonder dat is voldaan aan het vereiste van een schriftelijke volmacht zoals neergelegd in artikel 164, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat [betrokkene 1] niet door gezinshuis [A] is gemachtigd maar door [betrokkene 2] , directeur van dat gezinshuis, zonder dat duidelijk is of [betrokkene 2] [betrokkene 1] gemachtigd heeft in zijn hoedanigheid van privépersoon of als directeur van het gezinshuis. Onduidelijk is ook wat voor een rechtspersoonlijkheid het gezinshuis heeft en of [betrokkene 2] vertegenwoordigingsbevoegd is en zodoende bevoegd was om [betrokkene 1] namens het gezinshuis te machtigen. Voorts heeft de raadsman aangegeven dat uit het proces-verbaal blijkt dat er sprake is van een machtiging tot het doen van aangifte en niet van een machtiging tot het indienen van een klacht. Op basis hiervan kan van de uitlatingen die betrekking hebben op gezinshuis [A] niet worden vastgesteld dat het gezinshuis uitdrukkelijk heeft verzocht om een strafvervolging in te stellen. Dit dient in zoverre te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van verdachte.
(...)
Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof dat uit de tekst en de strekking van de aangifte van [betrokkene 1] en het proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2017 - inhoudende de verklaring van [betrokkene 2] , in zijn hoedanigheid van directeur van gezinshuis [A] , dat [betrokkene 1] gemachtigd was om aangifte te doen namens gezinshuis [A] en dat het de bedoeling was van de aangifte en het indienen van de klacht om tot vervolging van verdachte over te gaan - in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat [betrokkene 1] mede namens gezinshuis [A] handelde. Daarin komt genoegzaam de wens van het gezinshuis tot uitdrukking dat een vervolging tegen verdachte zou worden ingesteld.
Verder ligt in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de bevoegdheid van [betrokkene 2] om [betrokkene 1] te machtigen tot het doen van aangifte namens gezinshuis [A] . Onder deze omstandigheden staat het enkele gegeven dat [betrokkene 1] ten tijde van het doen van aangifte en het indienen van de klacht niet was voorzien van een bijzondere schriftelijke volmacht van gezinshuis [A] niet in de weg aan vervolging van verdachte voor smaad dan wel belediging van dat gezinshuis zoals onder 2 ten laste gelegd.
(...)
De verweren tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte voor smaad dan wel belediging van gezinshuis [A] (...) worden verworpen."
2.4.
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang.
- Art. 66, eerste lid, Sr:
"De klacht kan worden ingediend gedurende drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit."
- Art. 269 Sr:
"Belediging, strafbaar krachtens deze titel, wordt niet vervolgd dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is gepleegd, behalve in de gevallen voorzien in
artikel 267, aanhef en onder 1° en 2°."
- Art. 164, eerste lid, Sv:
"Bij strafbare feiten alleen op klachte vervolgbaar, geschiedt deze klachte mondeling of schriftelijk bij den bevoegden ambtenaar, hetzij door den tot de klachte gerechtigde in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van eene bijzondere schriftelijke volmacht voorzien. De klachte bestaat in eene aangifte met verzoek tot vervolging."
2.5.
Ingevolge het bepaalde in art. 269 Sr wordt belediging niet vervolgd dan op klacht van degene tegen wie het misdrijf is gepleegd. Dit klachtvereiste strekt ertoe dat het persoonlijk belang van het slachtoffer niet te worden geconfronteerd met eventuele negatieve gevolgen van een strafvervolging, de voorrang heeft boven het algemene belang van strafvervolging. Met die gedachte strookt ook dat art. 164 Sv ertoe strekt te doen vaststaan dat de tot klacht gerechtigde persoon uitdrukkelijk heeft verzocht een strafvervolging in te stellen. Het bestaan van een klacht als omschreven in art. 164, eerste lid, Sv kan ook worden aangenomen, indien op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van de aangifte de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. Het enkele feit dat namens de klager aangifte is gedaan, is evenwel ontoereikend om die bedoeling aan te nemen. (Vgl. HR 14 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1198.)
De klachtgerechtigde bij een delict als het onderhavige kan zijn bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn uitoefenen. Dat betekent dat in het geval dat voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist en de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennis genomen van het gepleegde delict, de vervolging daarop afstuit. Ingeval de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, zal van die wens binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken. (Vgl. HR 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2242.)
2.6.
Het Hof heeft op grond van de aangifte van [betrokkene 1] en de nadien afgelegde verklaring van de directeur van gezinshuis [A] vastgesteld dat [betrokkene 1] ten tijde van de aangifte mede namens gezinshuis [A] handelde en dat toen de bedoeling van het gezinshuis bestond dat een vervolging tegen de verdachte zou worden ingesteld. Het Hof heeft voorts geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat [betrokkene 1] toen niet was voorzien van een bijzondere schriftelijke volmacht van gezinshuis [A] als bedoeld in art. 164, eerste lid, Sv niet in de weg staat aan de vervolging van de verdachte voor smaad dan wel eenvoudige belediging van gezinshuis [A] zoals onder 2 tenlastegelegd. Dat oordeel getuigt, gelet op wat onder 2.5 is vooropgesteld, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.7.
Het middel faalt.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 april 2019.