ECLI:NL:RBNHO:2018:9683

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 474
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing extra kinderbijslag op basis van inkomen minstverdienende partner met persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de toekenning van extra kinderbijslag. De eiser, die dubbele kinderbijslag ontving voor zijn dochter vanwege haar intensieve zorgbehoefte, had een extra bedrag aan kinderbijslag aangevraagd. De SVB had echter vastgesteld dat het inkomen van de minstverdienende partner van eiser in 2016 meer dan € 4.881,- bedroeg, waardoor er geen recht op de extra tegemoetkoming bestond.

De rechtbank oordeelde dat de SVB voldoende informatie had verstrekt over de voorwaarden voor de extra kinderbijslag, inclusief dat het persoonsgebonden budget (pgb) als inkomen werd beschouwd. Eiser had aangevoerd dat hij niet had kunnen weten dat het pgb als inkomen werd geteld en dat de SVB meer informatie had moeten geven. De rechtbank verwierp dit argument en stelde vast dat de SVB niet de ruimte had om persoonlijke omstandigheden in de besluitvorming te betrekken, omdat de wet dit niet toestond.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/474

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

30 oktober 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. S.C.M. Rooijers).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2017 heeft verweerder eiser bepaald dat hij over 2016 geen recht heeft op extra bedrag aan kinderbijslag. Bij besluit van 20 december 2017 heeft verweerder de te veel betaalde kinderbijslag, een bedrag van € 2.005,99, van eiser teruggevorderd.
Bij besluit van 1 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn echtgenote, [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser ontvangt dubbele kinderbijslag voor zijn dochter [dochter] , in verband met haar intensieve zorgbehoefte. Hij heeft een extra bedrag aan kinderbijslag aangevraagd. Bij de aanvraag heeft hij vermeld dat er een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen wordt.
3. Bij besluit van 2 februari 2017 heeft verweerder over 2016 de extra kinderbijslag bij wijze van voorschot aan eiser toegekend. In het besluit is opgenomen dat de definitieve beslissing genomen zal worden als de inkomensgegevens van de belastingdienst zijn ontvangen.
4. Op grond van de gegevens van de belastingdienst heeft verweerder geconcludeerd dat het inkomen van de partner van eiser in 2016 meer bedraagt dan € 4.881,-, waardoor geen aanspraak bestaat op de extra tegemoetkoming.
5. Eiser voert aan dat hij niet heeft kunnen weten dat het pgb ook inkomen was. Eiser meent dat het pgb is bedoeld voor de zorgkosten voor zijn dochter. De SVB had meer informatie moeten verstrekken.
6. De rechtbank is van oordeel dat de SVB voldoende informatie heeft verstrekt. Zo staat in de brief van 19 januari 2017 dat het pgb inkomen is en dat het inkomen van de minstverdienende partner minder dan € 4.881,- moet bedragen om aanspraak op het extra bedrag aan kinderbijslag te hebben. Ook het besluit waarbij het voorschot is toegekend, bevat daarover informatie. Verder is over dit onderwerp informatie te vinden op de website van de SVB.
7. Eiser voert verder aan dat de SVB ook de persoonlijke omstandigheden had moeten betrekken in de besluitvorming.
8. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat niet voldaan is aan de voorwaarde dat het inkomen van de minstverdienende partner minder dan € 4.881,- bedraagt. Dan bestaat geen recht op de extra tegemoetkoming. De SVB heeft niet de ruimte om naar persoonlijke omstandigheden te kijken en een belangenafweging te maken, omdat de wet die ruimte niet biedt.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.A.M. van Brussel, voorzitter, mr. M.E. Fortuin en mr. E.G. van Roest, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.