ECLI:NL:RBNHO:2018:8600

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
6556103 WM VERZ 18-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersboete opgelegd voor rijden over busbrug de Binding ondanks niet voldoen aan beleidsregels

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 4 oktober 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het rijden over de busbrug de Binding op 28 december 2016, terwijl dit niet was toegestaan. De betrokkene stelde dat de foto van de overtreding onduidelijk was en dat niet voldaan was aan de voorwaarden van Bijlage L van de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar. De kantonrechter oordeelde echter dat, hoewel de foto niet voldeed aan de eisen, de boete toch geldig was opgelegd. Dit was mogelijk omdat uit aanvullend bewijs bleek dat de C-borden aanwezig waren en dat de betrokkene het bord had gepasseerd. De kantonrechter verwees naar eerdere uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd vastgesteld dat de aanwezigheid van de borden op andere wijze kon worden aangetoond. De kantonrechter concludeerde dat de buitengewoon opsporingsambtenaar bevoegd was om de boete op te leggen, aangezien de handhaving gericht was op het verbeteren van de leefbaarheid in de wijk. De betrokkene had verder aangevoerd dat mistige omstandigheden hem belemmerden om de bebording tijdig te zien, maar de kantonrechter oordeelde dat dit voor zijn rekening kwam. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en bleef de boete in stand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 6556103 \ WM VERZ 18-12
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 oktober 2018
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats 1]
gemachtigde : [naam] wonende te [woonplaats 2]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 april 2018. Op die zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting in een uitspraak van 1 mei 2018 vragen aan de officier van justitie gesteld. Naar aanleiding daarvan heeft de officier van justitie in een brief van 12 juli 2018 informatie verstrekt en een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant van 10 januari 2018 overgelegd. Vervolgens is de zaak opnieuw op zitting behandeld op 4 september 2018, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie is verschenen. Betrokkene is niet verschenen.

Overwegingen

Betrokkene heeft een boete gehad, omdat met een auto waarvan het kenteken op zijn naam stond, op 28 december 2016 om 16:51 uur over de zogenoemde busbrug de Binding te Zaanstad is gereden, terwijl dat op dat tijdstip niet was toegestaan. De omschrijving van de gedraging luidt daarbij: handelen in strijd met gesloten verklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift met name gesteld dat de foto van de gedraging erg onduidelijk is. De kantonrechter heeft deze stelling aangemerkt als een beroep op de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Stcrt. 2016, nr. 33381, 28 juni 2016), die golden op het moment van de gedraging (hierna: de Beleidsregels).
In Bijlage L van de Beleidsregels staat een aantal voorwaarden waaraan een gemeente moet voldoen als zij een boete wil opleggen in een geval als hier aan de orde. Voorwaarden zijn onder meer dat het C-bord (het bord waaruit de geslotenverklaring blijkt) zichtbaar moet zijn op de foto en dat op de foto zichtbaar moet zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd.
In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd. Gelet daarop is niet voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden van Bijlage L van de Beleidsregels.
Echter, in dit geval is de boete toch geldig opgelegd, ook al is niet voldaan aan de voorwaarden van Bijlage L van de Beleidsregels. Daarbij is het volgende van belang.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in een aantal uitspraken geoordeeld dat in een geval als hier aan de orde de omstandigheid dat het C-bord niet zichtbaar is op de foto van de gedraging, op een andere wijze kan worden ondervangen (zie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 14 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5537 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16 juli 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6520). Wanneer anders dan op grond van de foto blijkt dat het C-bord toch aanwezig was, kan de gedraging volgens deze uitspraken worden vastgesteld.
De kantonrechter overweegt dat de verbalisant in een aanvullend proces-verbaal van 28 juni 2017 heeft verklaard dat de C-borden aan beide kanten van de busbrug de Binding aanwezig zijn. Ook zijn daarbij foto’s overgelegd waaruit blijkt dat een eerste C-bord is geplaatst op 200 meter vóór het punt van de geslotenverklaring en dat een tweede C-bord is geplaatst bij de ingang van de geslotenverklaring. Op die foto’s is ook te zien dat de flitscamera zich kort na het tweede bord bevindt. In het aanvullende proces-verbaal van de verbalisant van 10 januari 2018 wordt dit bevestigd en wordt vemeld dat de flitscamera zich na het tweede C-bord bevindt, waarbij alleen voertuigen worden gecontroleerd die dat tweede bord al gepasseerd zijn. Ook betrokkene zelf heeft verklaard dat hij of de bestuurder het C-bord heeft gezien. Verder overweegt de kantonrechter dat hem ook ambtshalve bekend is dat de door de verbalisant genoemde bebording aanwezig is en dat de flitscamera is geplaatst na het tweede C-bord.
Gelet op het voorgaande kan in dit geval dus ook op andere wijze worden vastgesteld dat de C-borden aanwezig waren ten tijde van de gedraging en dat het voertuig van betrokkene die borden is gepasseerd.
Verder overweegt de kantonrechter nog het volgende. De boete is in dit geval opgelegd door een buitengewoon opsporingsambtenaar. Uit de hiervoor genoemde uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgt dat een buitengewoon opsporingsambtenaar een boete als hier aan de orde mag opleggen, als het gaat om handhaving ten aanzien van gedragingen die te maken hebben met de openbare orde. Daaronder vallen blijkens die uitspraken ook maatregelen die zijn genomen ter verbetering van de leefbaarheid. Uit het aanvullend proces-verbaal van de verbalisant van 10 januari 2018 blijkt dat door de gemeente Zaanstad op 18 maart 2010 een verkeersbesluit is genomen tot beperkte geslotenverklaring van busbrug de Binding, en dat daarmee wordt beoogd sluipverkeer tegen te gaan op spitstijden, om daarmee de leefbaarheid van de wijk te verbeteren. Overigens is ook door de rechtbank Noord-Holland al eerder geoordeeld dat handhaving van de geslotenverklaring van busbrug de Binding is gericht op het verbeteren van de leefbaarheid van de wijk (zie: rechtbank Noord-Holland, 21 oktober 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:9808). Gelet op het voorgaande was de buitengewoon opsporingsambtenaar in dit geval dus bevoegd een boete op te leggen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de foto en de aanvullende verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is begaan.
Betrokkene heeft nog aangevoerd dat het ten tijde van de gedraging mistig was, waardoor betrokkene de bebording pas op het laatste moment heeft gezien. Daarin ziet de kantonrechter geen reden om de boete te matigen. Van iedere weggebruiker wordt verwacht dat hij oplettend is op aanwezige bebording, ook en juist bij weersomstandigheden als mist. Bovendien geldt in dit geval dat het C-bord wordt herhaald en dus twee keer is gepasseerd door betrokkene. Dat betrokkene beide borden niet of te laat heeft gezien, komt dan ook voor zijn rekening en risico, evenals de keuze om niet te keren. Dat betrokkene door te keren de verkeersveiligheid in gevaar zou hebben gebracht, zoals is gesteld, is niet aannemelijk gemaakt en onvoldoende gebleken.
De conclusie is dat de boete terecht is opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de Sectie Kanton van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, Postbus 1165, 1500 AD Zaandam. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: