Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 augustus 2018 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
OMSCHRIJVING REGISTER(GOEDEREN)
woninggelegen op de achtste verdieping met berging in de kelder van het gebouw [A GEBOUW] , gelegen
aan de [A ADRES],…”
Geschil7. In geschil is de inbrengwaarde van het appartementsrecht op 1 januari 2007. De door verweerder toegepaste correcties in verband met de overdracht van de inventaris (€ 19.599) en met een onttrekking wegens privégebruik van de woning (€ 16.102) zijn niet in geschil.
woning. Uit het door verweerder gehouden boekenonderzoek is naar voren gekomen dat het appartement beschikt over een ingerichte slaapkamer, badkamer en sauna-fitnessruimte en voornamelijk was aangeschaft om voor bewoning te gebruiken teneinde enkele dagen per week dichter bij de werkplek in Amsterdam te wonen en zodoende reistijd te bekorten. Naar eisers verklaring ter zitting verbleef hij in de periode vanaf begin 2006 een of twee keer per week in het appartement, is hij er in 2007 af en toe gaan wonen en heeft hij zijn hoofdverblijf tot en met 2007 in verband met een autistische zoon in Amerongen gehad. Voor zover het betoog van eiser zo moet worden begrepen dat er van duurzame zelfbewoning in 2006 en begin 2007 geen sprake is geweest faalt dit. De zorg voor een autistische zoon stond er kennelijk niet aan in de weg dat eiser in 2006 en 2007 veel van huis was. Hierin kan dus geen aanwijzing voor afwezigheid van duurzame zelfbewoning van het appartement worden gevonden. Een woning waarin de eigenaar door zijn werkzaamheden weinig verblijft kan wel degelijk voor duurzame zelfbewoning bestemd zijn. Daarvoor is ook niet vereist dat de woning als hoofdverblijf aangemerkt moet kunnen worden. Ook indien het verblijf gerelateerd is aan het verrichten van werkzaamheden doet dit niet af aan het gebruik van het appartement voor woondoeleinden. Voornoemde feiten en omstandigheden brengen de rechtbank tot de conclusie dat het appartement per 1 januari 2007 voor duurzame zelfbewoning werd gebruikt. Het enkele feit dat de het appartement pas per 5 maart 2007 voor eiser als eigen woning kwalificeerde, doet aan het voorgaande niet af. Verweerder heeft derhalve terecht een correctie van de inbrengwaarde tot 65% van de waarde in het economisch verkeer toegepast.
"3.2.2 (…) Indien een ondernemer gaat wonen in een pand dat door hem terecht tot zijn ondernemingsvermogen wordt gerekend, vindt jaarlijks een onttrekking van het woongenot plaats. Ter zake daarvan moet de huurwaarde van de woonruimte worden gerekend tot zijn winst uit onderneming. Niet kan worden gezegd dat daarnaast een deel van de waarde van het pand aan het ondernemingsvermogen is onttrokken, ook niet indien, uitgaande van de tot de winst uit onderneming te rekenen huurwaarde, de rendementswaarde van het pand lager is dan de waarde in het economische verkeer."