ECLI:NL:RBNHO:2018:6260

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
15/860203-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit door lid van Hells Angels Haarlem

Op 18 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een lid van de Hells Angels Haarlem, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met andere leden van de Hells Angels, heeft deelgenomen aan een organisatie die zich bezighoudt met het plegen van misdrijven, waaronder geweldsdelicten en wapenbezit. De verdachte is gedurende de periode van 1 mei 2014 tot en met 26 januari 2017 betrokken geweest bij deze organisatie, die een bedreigende en gewelddadige reputatie heeft. Tijdens de rechtszittingen zijn verschillende feiten en omstandigheden besproken die de criminele activiteiten van de Hells Angels Haarlem onderbouwen, waaronder intimidatie, afpersing en geweld tegen leden van andere motorclubs. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet alleen lid was van de organisatie, maar ook een actieve rol heeft gespeeld door het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 261 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij een criminele organisatie en de gevolgen van het wapenbezit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Amsterdam Osdorp (Bunker)
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860203-16
Uitspraakdatum: 18 juli 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 maart 2018, 25 april 2018, 15 mei 2018 en 4 juli 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. J. van der Putte en S.M. de Vries en van hetgeen verdachte en zijn raadsman,
mr. F.N. Dijkers, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte (hierna ook: [verdachte] ) is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
[ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk]
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2014 tot en met 26 januari 2017 te Haarlem en/of elders in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie (al dan niet in wisselende samenstellingen) bestond uit (onder meer)
  • Hells Angels, charter Haarlem (gevormd door: verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] ) en/of
  • [medeverdachte 9] en/of
  • [medeverdachte 10] ,
welke organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, te weten één of meer misdrijven omschreven in:
  • artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen) en/of
  • artikel 141a van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen) en/of
  • artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk brand stichten of een ontploffing te weeg brengen) en/of
  • artikel 170 van het Wetboek van Strafrecht (een gebouw of een voor het publiek toegankelijke plaats opzettelijk vernielen of beschadigen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen is te duchten) en/of
  • artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander of tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden) en/of
  • artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of brandstichting) en/of
  • artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht (doodslag) en/of
  • artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (moord) en/of
  • artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling) en/of
  • artikel 301 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en/of
  • artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling) en/of
  • artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en/of
  • artikel 304 aanhef en onder sub 2 van het wetboek van strafrecht (mishandeling, mishandeling met voorbedachte raad en/of zware mishandeling van een of meer ambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn / hun bediening)
  • artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (diefstal met geweld) en/of
  • artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (afpersing) en/of
  • artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (voorhanden hebben van (een) wapen(s) en munitie van de categorie(ën) II en III van de Wet wapens en munitie);
2.

[ZD C-30 Hoek]

hij op of omstreeks 26 januari 2017 te Haarlem, in elk geval in Nederland (in een woning aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
twee, in elk geval een of meer vuurwapen(s) van categorie III (merk Pietro Beretta, semi automatisch pistool en/of merk Nagant, revolver)
en/of
18, in elk geval één of meer (kogel)patronen (15 stuks van het merk CBC, kaliber 7,75 x 17 (.32 auto) en/of 3 stuks .32 wadcutter), zijnde munitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp 17 maart 2015 is onder leiding van de officier van justitie te Noord-Holland onderzoek Toren opgestart. Het onderzoek heeft zich bij aanvang gericht op drie leden van de Hells Angels Haarlem: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Gedurende het onderzoek heeft het onderzoek zich uitgebreid met de overige leden van de Hells Angels Haarlem: [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] . Naast deze personen zijn op enig moment tijdens het opsporingsonderzoek ook [medeverdachte 10] en de [medeverdachte 9] (hierna ook: de Stichting) als verdachten aangemerkt.

Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit 32 afzonderlijke zaaksdossiers. [verdachte] wordt ervan verdacht dat hij samen met het charter Hells Angels Haarlem, gevormd door negen full colour leden, de Stichting en [medeverdachte 10] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Daarnaast wordt [verdachte] verweten dat hij twee vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk had het plegen van (gewelds)misdrijven. Zij hebben ter onderbouwing van dat standpunt, kort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Het Haarlemse charter van de Hells Angels, gevormd door de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 8] , is een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en daarmee aan te merken als een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Deze organisatie had het oogmerk heeft om (gewelds)misdrijven te plegen. Dit blijkt uit uitlatingen over wat het inhoudt om Hells Angel te zijn en het Haarlemse charter, het gebruik van patches (waaronder Dequiallo en Filthy Few), de Deathhead Purple Heart pin en een Ball Peen Hammer als symbool, en uit de gepleegde strafbare feiten.
Dat de leden van Hells Angels Haarlem in zijn algemeenheid wisten dat Hells Angels Haarlem het oogmerk had om gewelddadige misdrijven te plegen, blijkt uit de algemene criminogene factoren van Hells Angels Haarlem, uit de wetenschap van het gebruik van de hiervoor genoemde gewelddadige patches, pin en symbool, alsmede uit de wetenschap van concreet gepleegde strafbare feiten.
Voor deelname aan een criminele organisatie is vereist dat de verdachten behoren tot de organisatie én een aandeel daarin hebben. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [verdachte] en [medeverdachte 8] vormden in de ten laste gelegde periode Hells Angels Haarlem en behoorden er dus toe.
[medeverdachte 9] draagt dezelfde naam als de aanduiding die de negen leden voor hun charter gebruiken. Het bestuur van de Stichting wordt gevormd door een lid van Hells Angels Haarlem en door een oud lid van Hells Angels Haarlem. De Stichting stelt het pand waarvan zij eigenaar is aan het charter ter beschikking als clubhuis. De versmelting van de Stichting met het charter van Hells Angels in Haarlem is zodanig dat de Stichting behoort tot de criminele organisatie.
[medeverdachte 10] is en was geen lid van Hells Angels Haarlem. Als levenspartner van de president van Hells Angels Haarlem heeft zij als spreekbuis gefungeerd tussen haar partner en leden van Hells Angels Haarlem. In die zin heeft zij samen met Hells Angels Haarlem, gevormd door de leden daarvan, en de Stichting een crimineel samenwerkingsverband gevormd en behoort zij daar zodoende toe.
De leden van het charter Hells Angels Haarlem vormden een team, met ieder een eigen rol. Ze hadden invloed op de besluitvorming binnen het charter, waren betrokken bij de werving van nieuwe leden, droegen bij aan de bewaking en het onderhoud van het clubhuis en steunden gedetineerde leden financieel en moreel. Daarnaast hebben de leden een zwijgcultuur laten ontstaan, uitgedragen en in stand gehouden. Op die manier hebben ze er zorg voor gedragen dat de organisatie haar misdadige plannen kon verwezenlijken.
De Stichting had daarbij een belangrijke faciliterende rol door het clubhuis aan [adres] ter beschikking te stellen. Het aandeel van [medeverdachte 10] bestond er uit dat zij op de momenten dat president [medeverdachte 1] gedetineerd zat als intermediair optrad tussen hem en de overige leden van Hells Angels Haarlem.
Dit alles leidt de officieren van justitie tot de conclusie dat het charter Hells Angels Haarmen, gevormd door de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [verdachte] , [medeverdachte 8] , samen met de [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had om gewelddadige misdrijven te plegen. Het aan [verdachte] ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen te achten.
Ten aanzien van feit 2
Tijdens de doorzoeking op 26 januari 2017 werden in de woning van [verdachte] twee werkende en voor gebruik gereed liggende vuurwapens met bijbehorende munitie aangetroffen. Beide wapens en de munitie vallen onder de Wet wapens en munitie.
De wapens en munitie lagen in een wandmeubel in de woonkamer en er kon onmiddellijk over worden beschikt. In dat deel van het wandmeubel stond een printer die aan stond, een teken dat deze gebruikt werd door de bewoners. Het is aannemelijk dat de bewoners de koffer en de tas waarin de wapens en munitie zich bevonden in het kastje hebben gezien.
Het wandmeubel is een plek die wel voor bewoners toegankelijk is, maar niet voor anderen. Dat betekent dat de wapens ofwel door een bewoner zelf daar zijn neergelegd, ofwel – op zijn minst – er toestemming is gegeven aan een derde om de spullen daar neer te leggen. Als bewoner ben je verantwoordelijk voor wat je in je huis hebt. De aanwezigheid van een ‘vreemde’ koffer en tas moet vragen oproepen, omdat je moet weten wat je in huis hebt, en als je die vragen niet stelt neem je het risico dat er verboden spullen in de woning zijn. [verdachte] is hoofdbewoner van het huis, samen met zijn echtgenote. De andere bewoners zijn hun twee volwassen kinderen. De conclusie is dat [verdachte] tezamen en in vereniging met anderen de twee vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs is voor de vaststelling dat sprake is van ‘deelname’ aan een organisatie in de zin van artikel 140 Sr. Niet is gebleken van enige organisatie en/of structureel samenwerkingsverband tussen de vier hoofdverdachten en [verdachte] . Er is immers geen enkele communicatie waar te nemen tussen de hoofdverdachten en [verdachte] ten aanzien van enig strafbaar feit. [verdachte] wordt bovendien geen gedragingen verweten die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de criminele organisatie.
De enige gedraging die [verdachte] wordt verweten is het voorhanden hebben van twee vuurwapens. Echter is het voorhanden hebben van die vuurwapens – mits bewezen – niet in de context van de criminele organisatie te plaatsen. Voor de overige misdrijven heeft te gelden dat [verdachte] op geen enkele manier met deze in verband wordt gebracht. Het enige wat het Openbaar Ministerie [verdachte] verwijt, is wetenschap van die misdrijven omdat hij bij gesprekken in het clubhuis aanwezig zou zijn geweest waar één of meerdere ten laste gelegde misdrijven achteraf werden besproken, en dat [verdachte] vervolgens niets met die wetenschap heeft gedaan. Volgens de verdediging bevat het dossier onvoldoende bewijs dat [verdachte] wist dat andere leden van Hells Angels Haarlem strafbare feiten pleegden. Met verwijzing naar een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 juni 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2433, merkt de verdediging bovendien op dat het enkel aanwezig zijn bij gesprekken over criminele activiteiten op zichzelf onvoldoende is om deel uit te maken van een crimineel samenwerkingsverband.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat, indien de rechtbank van oordeel is dat [verdachte] ten aanzien van enkele gedachtestreepjes deel heeft genomen aan enige criminele organisatie, dit louter kan worden bewezen ten aanzien van de misdrijven waarvoor het Openbaar Ministere zich ook op het standpunt heeft gesteld dat [verdachte] ook daadwerkelijk wetenschap van heeft gehad. Dit betreffen zaaksdossiers C-14 Uitkijk, C-15 Martini, C-20 Slechtvalk en C-22 Spits. Ten aanzien van alle overige feiten heeft het Openbaar Ministerie niet gesteld dat [verdachte] daar ooit wetenschap van heeft gehad, laat staan enig aandeel in heeft gehad. Gelet op het voorgaande verzoekt de verdediging derhalve [verdachte] in ieder geval partieel vrij te spreken voor de overige misdrijven die onder de tenlastegelegde criminele organisatie worden geschaard.
Ten aanzien van feit 2
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat [verdachte] zich bewust is geweest van de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie in zijn woning en dat hij een zodanige beschikkingsmacht over de wapens uitoefende dat hij deze op basis van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen voorhanden heeft gehad. Afgezien van het feit dat de wapens in de woning van [verdachte] zijn aangetroffen, ontbreekt ieder technisch bewijs dat de verdenking tegen [verdachte] objectief kan ondersteunen. Bovendien blijkt uit geen enkel bewijsmiddel dat de koffer en het tasje waarin de wapens zijn aangetroffen voor een ieder zichtbaar waren na opening van de kastdeuren.
Mocht de rechtbank hier wel van uitgaan, dan kan dit enkele gegeven niet tot het oordeel leiden dat [verdachte] in dat geval ook op de hoogte was of moet zijn geweest van de inhoud van die koffer en dat tasje.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken nu niet blijkt van voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de wapens al vóór 26 januari 2017 in de kast lagen en [verdachte] daadwerkelijk op 26 januari 2017 op de hoogte was van de aanwezigheid van de vuurwapens en de munitie in de woning. Uit het dossier volgt dat [verdachte] ten tijde van de doorzoeking op 26 januari 2017 niet aanwezig was in zijn woning in Haarlem. Niet kan worden uitgesloten dat de koffer en het tasje niet eerder dan op 26 januari 2017 in de kast zijn neergelegd.
Meer subsidiair heeft de verdediging betoogd dat het opvallend is dat uit het dossier, noch uit de tenlastelegging blijkt met welke “anderen” [verdachte] de vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad. Uit het dossier blijkt slechts dat de wapens zijn aangetroffen in de woning van [verdachte] . Concrete informatie over de vermeende “medeplegers” ontbreekt. Voor zover het Openbaar Ministerie meent dat dit medeplegen ziet op de overige leden van het gezin, verwijst de verdediging naar hetgeen zij ten aanzien van [verdachte] heeft aangevoerd over het ontbreken van zijn bewustzijn van de aanwezigheid van het wapen in de woning. De verdediging verzoekt de rechtbank in ieder geval voor dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 2 (ZD C-30: Hoek)
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26 van de Wet wapens en munitie, is vereist dat de [verdachte] zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van dat wapen (vgl. HR 17 november 1998, LJN ZD1403, NJ 1999/152).
De wapens en de munitie zijn in de woning van [verdachte] aangetroffen, verpakt in een koffer respectievelijk hoes die in een kast lagen die in de woonkamer staat. Onder deze omstandigheden mag van [verdachte] een redelijke verklaring worden gevergd voor het aantreffen van de wapens en munitie in zijn woning. Een dergelijke verklaring heeft [verdachte] niet gegeven. Evenmin heeft hij inzicht verschaft over de gang van zaken binnen zijn gezin waarmee hij in de woning woont. Hierdoor ontneemt [verdachte] de rechtbank de gelegenheid om aanwijzingen te verzamelen om zijn beweerde onschuld aan te kunnen nemen. Gelet hierop kan het niet anders dan dat [verdachte] zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van de wapens en de munitie.
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] bij het voorhanden hebben van de wapens en munitie nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen, zodat hij van het ten laste gelegde medeplegen zal worden vrijgesproken.
4.3.2
Feit 1 (ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk)
I.
Organisatie
De rechtbank stelt voorop dat onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af. De [medeverdachte 9] is in 1979 opgericht. De Stichting staat ingeschreven op het adres aan [adres] te Haarlem en zij is eigenaar van het aldaar gelegen pand. [verdachte] is voorzitter van de Stichting. Hells Angels, charter Haarlem, is in 1980 opgericht. Het charter gebruikt het pand aan [adres] te Haarlem als clubhuis. De Stichting beschikt over een bankrekening, waarop de club Hells Angels Haarlem geld stort om vaste lasten te betalen. De penningmeester heeft de beschikking over de bankrekening van de Stichting. In de ten laste gelegde periode zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] allen lid van dit charter. [medeverdachte 1] is president, [medeverdachte 4] is vice-president, [medeverdachte 5] is road captain, [medeverdachte 3] is treasurer (penningmeester), [medeverdachte 6] is secretary en [medeverdachte 2] is de sergeant at arms. [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] zijn full colour member. De leden dragen een hesje, de zogenaamde ‘colours’, waardoor zichtbaar is dat zij lid zijn van Hells Angels, charter Haarlem. Zij betalen contributie voor het lidmaatschap. Op donderdagavond vergaderen de leden in het clubhuis. Hells Angels Haarlem heeft eigen clubregels. Beslissingen worden op democratische wijze genomen, waarbij alle leden een stem hebben in te nemen beslissingen.
[medeverdachte 10] is geen lid van Hells Angels, charter Haarlem. Ten tijde van de detentie van haar partner [medeverdachte 1] was zij wel de cruciale schakel tussen [medeverdachte 1] en andere leden van Hells Angels, charter Haarlem. Met name met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] onderhield zij telefonisch contact en zij had ontmoetingen met hen, onder meer over club gerelateerde zaken.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen Hells Angels, charter Haarlem, bestaande uit de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] , samen vormend Hells Angels charter Haarlem, en [medeverdachte 10] en de [medeverdachte 9] gedurende de ten laste gelegde periode.
II.
Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag aan de orde of de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel “oogmerk” zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
A. Bedreigende en gewelddadige reputatie
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de Hells Angels Haarlem een bedreigende en gewelddadige reputatie hebben. Personen die zeggen slachtoffer te zijn geworden van een strafbaar feit gepleegd door een lid of leden van Hells Angels Haarlem, of daarover een (getuigen)verklaring zouden kunnen afleggen, geven aan dat zij dit niet durven in verband met hun veiligheid omdat zij bang zijn te worden geconfronteerd met geweld. Daarnaast blijkt dat leden van de motorclub hun bedreigende en/of gewelddadige reputatie, waarvan zij zich ook bewust zijn, in het dagelijks leven tegen willekeurige personen inzetten.
Zo blijkt uit een afgeluisterd gesprek dat [medeverdachte 2] vertelt over dat hij een buschauffeur te pakken heeft gehad die naar aanleiding van een verkeerssituatie had geclaxonneerd. [medeverdachte 2] zou zijn uitgestapt waarop die persoon toen deze zag dat hij een Hells Angel was, excuserend reageerde. [medeverdachte 2] voegde hem vervolgens toe: “
Luister, zeg tegen je kankercollega’s nog een keer hier mans rijden, ja, stomp ik al jullie kankerkoppen eraf.”
[medeverdachte 1] zegt in een gesprek dat is afgeluisterd:
“Stoer doen voor je maatje en dat er dan in één keer twee Hells Angels zo uitstappen. Dat is mooi hè, geen klap uitgedeeld en toch geïntimideerd.”
Uit het dossier blijkt verder dat een medeweggebruiker schade aan de Mercedes van [medeverdachte 10] zou hebben veroorzaakt. In een afgeluisterd gesprek waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] deelnemen wordt besproken dat [medeverdachte 3] de schadeafwikkeling op zich dient te nemen en dat hij dan wel een clubfoto op de app moet zetten omdat dit helpt. Deze voorbeelden zijn exemplarisch voor de bedreigende en gewelddadige reputatie van de Hells Angels Haarlem, die zij zichzelf ook toedichten gelet op de uitspraken van [medeverdachte 2] dat het charter als kei en kei hard bekend staat en van president [medeverdachte 1] dat zij het beestachtige chapter zijn en hoe slechter hun naam, des te beter het is.
B. Belonen van geweld
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank bovendien af dat door Hells Angels Haarlem een oorkonde, een patch en een symbool gebruikt worden, waaruit blijkt dat het gebruik van geweld wordt beloond. In het clubhuis hangt een oorkonde met betrekking tot Deathhead Purple Heart. Deze oorkonde geeft aan dat een ieder die de Purple Heart heeft verdiend zijn bloed heeft gegeven ter verdediging en eer van de Hells Angels. Ook staat het woord “dequiallo” op de muur geschreven. “Dequiallo” verwijst naar toegepast geweld door clubleden van Hells Angels richting overheidspersoneel. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] dragen de patch “dequiallo” op hun colours. Dat deze term een andere betekenis zou hebben of dat [verdachte] niet bekend was met deze betekenis, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk. Bovendien wordt de ball peen hammer door Hells Angels Haarlem als symbool gebruikt. De bolhamerspeld of bolhamerpatch is bedoeld voor leden die geverifieerd geweld namens de club hebben gebruikt. Achter de bar in het clubhuis ligt een ball peen hammer op een sokkel, met een verwijzing naar het 20-jarig bestaan van de club. Op de motor van [medeverdachte 6] is eveneens een ball peen hammer aangetroffen.
Verdachten zelf hebben over de betekenis van patches, pin en symbolen en overige club gerelateerde zaken niet willen verklaren. Het woord omerta staat op de muur van het clubhuis geschreven. [verdachte] fluistert in de arrestantenbus, waarin hij en andere aangehouden leden van de Hells Angels Haarlem vervoerd worden: “
zwijgen… met alles”.
C. Gepleegde strafbare feiten
Uit de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de na te noemen zaaksdossiers blijkt dat leden van Hells Angels Haarlem zich in de ten laste gelegde periode schuldig hebben gemaakt aan verschillende misdrijven, die naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks verband houden met de club Hells Angels Haarlem en waaruit het oogmerk van de organisatie op die misdrijven kan worden afgeleid.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer 1] wederrechtelijk gedwongen tot het beëindigen van zijn lidmaatschap bij motorclub No Surrender en het niet meer dragen van zijn “colours” (zaaksdossier C-02, Alt). Toen bleek dat [slachtoffer 1] zijn lidmaatschap nog niet had opgezegd, is hij in zijn café in Haarlem in het gezicht geslagen. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat deze feiten zijn gepleegd omdat [slachtoffer 1] lid is van een andere motorclub en Hells Angels Haarlem deze niet duldt in “hun stad”.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich voorts – ondanks een technische vrijspraak – in het contact met [slachtoffer 2] schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk dwingen van [slachtoffer 2] tot het sluiten van zijn pas geopende tattooshop aan de [adres] in Haarlem (zaaksdossier C-01, Budel). Volgens de bewijsmiddelen was de reden daarvoor dat de Hells Angels geen tattooshop van [slachtoffer 2] in Haarlem wilden hebben. Het door [medeverdachte 1] ter zitting geschetste alternatief scenario, dat niet is onderbouwd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
[medeverdachte 1] heeft tweemaal opdracht gegeven tot brandstichting aan sporthal [naam] in Hoogwoud (zaaksdossier C-04, Begles, en C-05, Bornrif). Bij een van die brandstichtingen heeft hij de opdracht daartoe via [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 3] gegeven, die voor de verdere uitvoering moest zorgdragen (zaaksdossier C-05, Bornrif). [medeverdachte 1] heeft ook op verschillende momenten dreigberichten naar [slachtoffer 3] verstuurd (zaaksdossier C-04, Begles, en C-07, Stereo). Met de brandstichtingen aan de sporthal en de dreigberichten heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] als eigenaar van sporthal [naam] proberen te dwingen om de jaarlijks georganiseerde choppershow van motorclub Rogues MC geen doorgang te laten vinden (zaaksdossier C-08, Kasteel).
[medeverdachte 3] heeft in Alkmaar Satudarah-lid [slachtoffer 4] mishandeld (zaaksdossier C-13, Vuurduin). Tijdens die mishandeling is volgens een getuige “tering Satudarah” geroepen. De dag na de mishandeling verzamelde zich een grote groep leden van Satudarah in de binnenstad van Alkmaar, op zoek naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] is gebeld door een onbekend gebleven man met de mededeling dat hij gebeld is door [naam] , national sergeant van Satudarah. De NNman zegt:
‘En een van jullie heb gisteren een prospect, of met een paar man, een prospect van Satudarah in elkaar gerost in Alkmaar’en
‘vandaar dat ik het aan het uitzoeken ben en of ik dus iemand van 81 Haarlem, die in Alkmaar woont en of ik niet een nummertje voor hem heb. Ken ik jouw nummer geven?’. [medeverdachte 2] reageert:
‘ja, natuurlijk’. Even later wordt [medeverdachte 2] gebeld door [naam] , die vraagt wanneer en waar het gebeurd is. [medeverdachte 2] geeft hier antwoord op en zegt:
“maar ik heb het al besproken met die andere [naam] , dus euhh..’. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] contact heeft gehad met de sergeant at arms van Satudarah om het voorval te bespreken. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de mishandeling verband houdt met het feit dat [slachtoffer 4] lid is van Satudarah en niet dat het een persoonlijk akkefietje van [medeverdachte 3] met [slachtoffer 4] betrof.
[medeverdachte 2] heeft zich in Haarlem schuldig gemaakt aan mishandeling (met voorbedachte raad) van No Surrender-lid [slachtoffer 5] (zaaksdossier C-15, Martini). Uit de afgeluisterde gesprekken die [medeverdachte 2] nadien met [medeverdachte 1] heeft gevoerd, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 5] heeft mishandeld vanwege het feit dat hij in Haarlem op de motor reed met een hesje van No Surrender.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben geprobeerd [slachtoffer 6] , die hangaround bij Hells Angels Haarlem was en vanwege zijn gezondheidstoestand wilde stoppen, af te persen door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen zijn motor af te geven (zaaksdossier C-14, Uitkijk).
[medeverdachte 3] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 7] door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van € 500,- (zaaksdossier C-16, Westpoint). Uit de bewijsmiddelen volgt onmiskenbaar dat [medeverdachte 3] het noemen van de club, het clubhuis en de naam van zijn president door [slachtoffer 7] en later ook door Stef uit Beverwijk, aangrijpt om hen te beschuldigen van het in diskrediet brengen van de club. Deze beschuldiging gebruikt hij vervolgens om [slachtoffer 7] voor het blok te zetten om geld te betalen en (later ook) de naam van de persoon die zich Stef noemt te geven. Wanneer [slachtoffer 7] die naam weigert te geven, slaat [medeverdachte 3] [slachtoffer 7] in het gezicht.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer 8] afgeperst door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 10.000,- (zaaksdossier C-17, Millenium). [slachtoffer 8] heeft tegenover de politie verklaard dat [naam] , destijds lid van Hells Angels Haarlem, achter de afpersing zit en dat hij mensen binnen de Hells Angels heeft overgehaald om aan hem een boete op te leggen. Uit gesprekken die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben gevoerd blijkt ook dat zij een beslissing van een ander moesten uitvoeren. Zij stonden achter deze beslissing en hebben de afpersing vervolgens uitgevoerd.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben zich ook schuldig gemaakt aan de afpersing van [slachtoffer 9] door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 15.000,- (zaaksdossier C-18, Wester). [slachtoffer 9] was lid van Alcatraz Wanted, een supportclub van Hells Angels Haarlem, en had – in de ogen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – verzuimd een envelop met ingezameld geld te bezorgen bij de vrouw van een gedetineerd lid van Alcatraz Wanted. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als leden van Hells Angels Haarlem daarin aanleiding hebben gezien om aan [slachtoffer 9] als lid van een supportclub een boete op te leggen.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben in het clubhuis van Hells Angels Haarlem een vuurwapen van het merk Scorpion en een geluiddemper voorhanden gehad (zaaksdossier C-19, Boor). Gelet op de aangetroffen kogel in de openhaard van het clubhuis is in het clubhuis met het wapen geschoten.
[medeverdachte 2] en [verdachte] hebben ieder (een) wapen(s) en munitie van categorie III voorhanden gehad (zaaksdossier C-22, Spits, respectievelijk C-30, Hoek). Een van de clubregels van Hells Angels Haarlem is aan vuurwapens gewijd. Blijkens regel 10 moeten vuurwapens bij betreding van het clubhuis worden ingeleverd bij de sergeant at arms en op een veilige plek worden weggelegd. Uit afgeluisterde gesprekken blijkt bovendien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de ten laste gelegde periode ook de beschikking hebben gehad over een vuurwapen.
D. Conclusie
Gelet op de bedreigende en gewelddadige reputatie van Hells Angels Haarlem, de heersende cultuur waarin geweld beloond wordt, de uitingen van (het gebruik van) geweld en de concreet gepleegde strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven: openlijke geweldpleging, brandstichting, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling (met voorbedachte raad en van ambtenaren), afpersing en overtreding van de Wet wapens en munitie. Van de overig ten laste gelegde misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie gericht zou zijn, acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat zij het bestaan van de patch Filty Few, die zou worden toegekend aan leden die ten behoeve van de Hells Angels iemand hebben gedood of daaraan hebben bijgedragen, onvoldoende vindt om bewezen te achten dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op moord en doodslag. Aan geen van de leden van Hells Angels Haarlem is een dergelijke patch toegekend en uit het dossier blijkt, buiten het uiten van kwade taal in die trant, onvoldoende concreet dat leden handelingen verrichten of voorbereiden die gericht waren op moord of doodslag.
III.
Deelname
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake indien een persoon behoort tot de organisatie, en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven, ook niet wanneer het gaat om misdrijven van uiteenlopende aard. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In zijn algemeenheid weten
Bij de beoordeling van het bewijs dat [verdachte] in zijn algemeenheid heeft geweten dat de organisatie Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van de hiervoor besproken misdrijven, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
[verdachte] is 17 jaar lid van de Hells Angels Haarlem en heeft een aantal jaren de functie van president gehad. [verdachte] gaat naar de hiervoor genoemde wekelijkse clubavonden. Hij draagt zijn Hells Angels hesje als hij motor rijdt. [verdachte] heeft een tatoeage van de Hells Angels.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte] over een aantal concrete strafbare feiten achteraf is geïnformeerd, te weten de poging tot afpersing van hangaround [slachtoffer 6] op 18 augustus 2015 (zaaksdossier C-14, Uitkijk), de mishandeling van No Surrender lid [slachtoffer 5] door [medeverdachte 2] op 17 december 2015 (zaaksdossier C-15, Martini), en de vondst van het wapen van [medeverdachte 2] op 19 juli 2016 (zaaksdossier C-22, Spits). De rechtbank leidt uit afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook af dat binnen de club is besloten dat [slachtoffer 8] een geldbedrag van € 10.000,- diende te betalen (zaaksdossier C-17, Millenium). Zo zegt [medeverdachte 1] in dit verband: “Ik zeg het vind het heel vervelend en heel klote allemaal voor je maar dit is een beslissing die ligt er, ik zeg ja om het goed af te handelen ik ken er niks aan veranderen”, “ik sta gewoon achter de jongens die een beslissing hebben genomen en dan sta ik daar gewoon achter” en “Maar op het moment dat er beslissingen zijn genomen ja dan eh dan kan ik er ook niks meer aan doen. Want wij zijn mannen van ons woord en als ehh er met zijn allen wordt gezegd van zo gaat het gebeuren dan gaat het uiteindelijk zo gebeuren.”
Dat gedragingen van andere leden het daglicht niet konden verdragen en dat [verdachte] daar van op de hoogte was, blijkt eens temeer uit hetgeen is besproken tijdens de clubavond van 16 september 2016, waarbij ieder lid van de Hells Angels Haarlem aanwezig was. Bij die gelegenheid is over een aantal zaken gestemd en is onder meer gesproken over de haat tegen andere motorclubs, over het incident in het Van der Valk hotel, over dat het chapter als kei en kei hard in Holland bekend staat en dat het clubhuis gesweept moet worden, waarna door [medeverdachte 1] wordt gezegd: “je moet hier gewoon niet domme dingen lullen” en “dat weten we allemaal want we zitten allemaal van hier niet praten en daar niet praten als er echt wat te bespreken, wat we echt niet willen gaan we weg. Gaan we ergens anders heen simpel zat. Die dagelijkse dingen en die club dingen daar kennen we gewoon over praten”. [verdachte] heeft op geen enkel moment tijdens deze meeting gevraagd waar dit over ging. Hij heeft geen nadere vragen gesteld of zijn afkeuring uitgesproken.
Ook uit de OVC gesprekken van 19 juli 2016 vlak na de vondst van een vuurwapen met munitie in de woning van de partner van [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank af dat [verdachte] kennis droeg van het feit dat een mede-clublid dergelijk verboden wapentuig voorhanden had. In dat gesprek werd in aanwezigheid van [verdachte] tevens besproken dat telefoons moesten worden vernietigd en gegevens gedeletet, hoe kostbaar die telefoons ook waren. Kennelijk omdat daar belastende informatie op te vinden zou zijn.
Daarnaast kan uit het hiervoor beschreven beloningssysteem voor het gebruik van geweld dat binnen Hells Angels Haarlem wordt gehanteerd en de aanwezigheid van teksten als “dequiallo”, “omerta”, en “power is taken not given” op de muren in het clubhuis worden afgeleid dat Hells Angels Haarlem niet alleen een club is die zich richtte op motorrijden, maar ook het oogmerk had het plegen van (gewelds)misdrijven en dat [verdachte] hiervan in zijn algemeenheid op de hoogte was.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, dat het voor alle clubleden, ook voor [verdachte] , duidelijk is geweest dat er met regelmaat (ernstige) strafbare feiten werden gepleegd en dat zij dus in zijn algemeenheid hebben geweten dat Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat zij ook wetenschap hadden van een aantal concreet gepleegde strafbare feiten. [verdachte] heeft daarvan op geen enkel moment afstand genomen. De stelling van [verdachte] dat hij altijd in onwetendheid heeft verkeerd acht de rechtbank niet geloofwaardig, maar moet juist worden begrepen in het licht van de clubregels waar [verdachte] zich aan heeft gecommitteerd, meer specifiek regel 12:
’alles wat Hells Angels H'lem met elkaar bespreken blijft tussen ons; dus wordt op geen enkele manier naar buiten gebracht’ Een clubregel waar [verdachte] zich ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting meerdere keren aan heeft gehouden door te verklaren dat hij geen antwoord geeft op vragen die de club aangaan. Het is ook [verdachte] die in de arrestantenbus, waarin hij en andere aangehouden leden van de Hells Angels Haarlem vervoerd worden, fluistert “zwijgen… met alles”.
In dat kader kent de rechtbank nog in het bijzonder betekenis toe aan de verklaring van voormalig full colour lid van Hells Angels Haarlem [naam] die, naar eigen zeggen, in september 2014 in zogenaamde bad standing de club is uitgezet. Hij zou zijn motor hebben moeten inleveren en zijn tatoeages, voor zover verwijzend naar de club, moeten aanpassen/verwijderen. De reden daarvan was naar eigen zeggen gelegen in het feit dat hij niet altijd instemde met clubbesluiten.
In zijn verklaringen schetst [naam] een beeld van de Hells Angels Haarlem waarbij er vanaf 2014 met de komst van [medeverdachte 1] , die vervolgens president werd, een groep binnen de groep is ontstaan; de ‘oude’ en de ‘nieuwe garde’.
Hoewel er op grond van de verklaringen van [naam] aanwijzingen zijn dat de oude garde, waartoe [verdachte] behoorde, rustig aan wilde doen en problemen met andere motorclubs pratend wilde oplossen in plaats van met geweld, heeft [verdachte] er voor gekozen zijn lidmaatschap te laten voortduren, ook toen het voor hem duidelijk was dat leden van de club waartoe hij behoorde, uit naam van de Hells Angels Haarlem geweldsmisdrijven pleegden en op het oog hadden. [verdachte] heeft ook nimmer het initiatief genomen het lidmaatschap van leden die uit naam van de club strafbare feiten pleegden te laten beëindigen door dit op een vergadering in stemming te brengen.
Daarmee heeft [verdachte] bewust een cultuur laten ontstaan en laten voortbestaan waarin misdrijven werden gepleegd. Daar komt bij dat hij ook zelf een strafbare bijdrage aan de organisatie heeft geleverd door het voorhanden hebben van een wapen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In de bijlage heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de [verdachte] de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
[ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk]
hij in de periode van 1 mei 2014 tot en met 26 januari 2017 te Haarlem en elders in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie bestond uit
  • Hells Angels, charter Haarlem, gevormd door: verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en
  • [medeverdachte 9] en
  • [medeverdachte 10] ,
welke organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, te weten één of meer misdrijven omschreven in:
  • artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen) en
  • artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk brand stichten of een ontploffing te weeg brengen) en
  • artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander of tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden) en
  • artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of brandstichting) en
  • artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling) en
  • artikel 301 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en
  • artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling) en/of
  • artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en
  • artikel 304 aanhef en onder sub 2 van het wetboek van strafrecht (mishandeling, mishandeling met voorbedachte raad en/of zware mishandeling van een of meer ambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn / hun bediening) en
  • artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (afpersing) en
  • artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (voorhanden hebben van (een) wapen(s) en munitie van de categorie(ën) II en III van de Wet wapens en munitie);
2.
[ZD C-30 Hoek]
hij op 26 januari 2017 te Haarlem, in een woning aan de [adres]
twee vuurwapens van categorie III (merk Pietro Beretta, semi automatisch pistool en merk Nagant, revolver)
en
18, kogelpatronen (15 stuks van het merk CBC, kaliber 7,75 x 17 (.32 auto) en 3 stuks .32 wadcutter), zijnde munitie van categorie III,
voorhanden heeft gehad;
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht bij een bewezenverklaring een aanzienlijk lagere straf op te leggen dan door de officieren van justitie geëist. De raadsman heeft verzocht te volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de door verdachte reeds ondergane voorlopige hechtenis. Indien de rechtbank dat noodzakelijk acht kan aanvullend een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf en/of een geldboete worden opgelegd.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan [verdachte] moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie en aan verboden wapenbezit.
De criminele organisatie waaraan [verdachte] heeft deelgenomen, bestond uit het Haarlemse charter van motorclub Hells Angels (gevormd door de negen full colour members van dat charter, te weten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] ), [medeverdachte 10] (de partner van [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 9] . Deze criminele organisatie had het oogmerk om misdrijven te plegen.
[medeverdachte 10] is, met name in de periodes waarin [medeverdachte 1] gedetineerd zat, steeds een belangrijke zo niet onmisbare schakel geweest tussen [medeverdachte 1] en andere leden van de Hells Angels Haarlem. Zij heeft club gerelateerde berichten van [medeverdachte 1] doorgegeven aan andere leden en [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden van de zaken die binnen de club speelden. De [medeverdachte 9] had een faciliterende rol. De Stichting heeft het clubhuis ter beschikking gesteld, alwaar strafbare feiten werden gepleegd.
[verdachte] is 17 jaar lid van de Hells Angels Haarlem. Hij heeft een aantal jaren de functie van president gehad en is thans full colour member.
Sinds [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] lid zijn geworden van de Hells Angels Haarlem, is dit charter onder presidentschap van [medeverdachte 1] uitgegroeid tot een motorclub met een steeds meer bedreigende en gewelddadigere reputatie. [medeverdachte 1] wilde dat de Hells Angels Haarlem de enige motorclub in Haarlem en omgeving zou blijven. Volgens [medeverdachte 1] is de basisregel van een Hells Angels ‘dat je je patch verdedigt, kan beschermen en je territorium schoon houdt’. Alles was erop gericht de baas in Haarlem te zijn. Een aantal leden van Hells Angels Haarlem hebben dit naar leden van andere motorclubs uitgedragen door hen te intimideren en geweld te gebruiken. Zij wilden de macht in Haarlem.
De rechtbank ziet deze ontwikkeling als rechtstreeks gevolg van de macht die [medeverdachte 1] vanaf zijn komst in 2014 naar zich toe heeft weten te trekken. Hij wist zich daarbij volledig gesteund door de rest van de zogenoemde 'jonge garde', waaronder in ieder geval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , als ook door de steun en aanmoediging die hij van zijn partner [medeverdachte 10] kreeg. Samen met voornoemde vertrouwelingen kon hij geweldsmisdrijven plegen om zijn territorium schoon te houden en van het Haarlemse charter het 'beestachtige charter' te maken. Zo kwam het Haarlemse charter als 'kei en keihard' bekend te staan. [verdachte] is over een aantal van de hierna genoemde concrete strafbare feiten achteraf geïnformeerd.
Onder leiding van [medeverdachte 1] is een aantal leden van de Hells Angels Haarlem vertrokken. De leden die bleven, de zogenoemde 'oude garde', waartoe verdachte behoorde, wisten wat 'de lijn' was en zetten deze lijn samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (de jonge garde) voort.
Het gebruik van geweld werd door leden van de Hells Angels Haarlem niet geschuwd. In het clubhuis van de Hells Angels Haarlem staan allerlei slag- en steekwapens tentoongesteld en staat het woord ‘dequiallo’ op de muur. Het gebruik van geweld tegen overheidsambtenaren werd beloond met de patch ‘dequiallo’. Meerdere leden van de Hells Angels Haarlem zijn in het bezit van deze patch.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben meerdere gesprekken gevoerd waarin wapengeweld wordt goedgekeurd en verheerlijkt. [medeverdachte 1] heeft samen met [medeverdachte 3] een wapen voorhanden gehad. Met dit wapen, een pistoolmitrailleur met geluidsdemper, is in het clubhuis geschoten.
Ook [medeverdachte 2] heeft een wapen voorhanden gehad. Toen het wapen van [medeverdachte 2] tijdens een zoeking door de politie werd aangetroffen, heeft [medeverdachte 2] hierover gesproken met andere leden van de Hells Angels, waaronder [verdachte] . [verdachte] heeft tijdens dit gesprek het wapenbezit niet veroordeeld. Sterker nog, [verdachte] had zelf ook wapens voorhanden. Deze lagen in zijn woning. Het in bezit hebben van een wapen werd door hem en de andere leden van de Hells Angels Haarlem dus als normaal beschouwd.
Onder leiding van de jonge garde met [medeverdachte 1] als president hebben de Hells Angels Haarlem de afgelopen jaren een waar schrikbewind gevoerd, waarbij al dan niet willekeurig slachtoffers werden gemaakt.
Zo hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en andere leden van de Hells Angels Haarlem geprobeerd een cafébaas in Haarlem te dwingen zijn lidmaatschap bij No Surrender op te zeggen. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en andere leden van de Hells Angels hebben hem meermalen opgezocht in zijn café en hebben op enig moment zijn No Surrender colours afgepakt. Zij hebben hem uiteindelijk op het gezicht geslagen toen bleek dat hij nog steeds lid was.
[medeverdachte 3] heeft op 19 juli 2015 tijdens een uitgaansavond in Alkmaar zonder enige aanleiding een lid van motorclub Satudarah in zijn gezicht geslagen.
[medeverdachte 2] is op 17 december 2015 een lid van No Surrender die in zijn colours in Haarlem op de motor reed, achterna gereden en heeft hem vervolgens zonder enige aanleiding mishandeld. [verdachte] is hierover achteraf geïnformeerd.
Ook in de omgeving van Haarlem werden geen leden van andere motorclubs getolereerd. Nadat op 9 juni 2016 door een lid van de Hells Angels Haarlem werd vernomen dat er leden van de motorclub Mongols in Zandvoort reden, is een aantal leden van de Hells Angels Haarlem naar Zandvoort gegaan om deze Mongols te zoeken.
De Hells Angels Haarlem hadden ook een conflict met motorclub Rogues MC uit Opmeer. Na een schermutseling tussen [medeverdachte 1] en een lid van de Rogues in september 2014 waren de leden van de Hells Angels Haarlem niet meer welkom bij de choppershow van de Rogues, die jaarlijks plaatsvindt in een sporthal in Hoogwoud. [medeverdachte 1] heeft vervolgens besloten dat deze choppershow in een sporthal in Hoogwoud dan maar niet door moest gaan. Hij heeft gedurende langere tijd geprobeerd om de eigenaar van de sporthal, [slachtoffer 3] , te dwingen om de choppershow af te gelasten door op twee verschillende momenten brand te laten stichten aan de sporthal, gevolgd door het versturen van een reeks dreigberichten aan [slachtoffer 3] .
Een aantal leden van de Hells Angels Haarlem heeft de bedreigende en/of gewelddadige reputatie van de Hells Angels Haarlem gebruikt om mensen te intimideren en af te persen. Dit middel hebben zij ook ingezet tegen willekeurige personen die toevallig op hun pad kwamen, bijvoorbeeld om sneller een schade aan een auto af te wikkelen of door verkeersdeelnemers te intimideren.
Personen die bij de politie hebben aangegeven dat zij slachtoffer zijn geworden van een misdrijf gepleegd door leden van de Hells Angels Haarlem, hebben geen verklaringen af durven leggen. Zij vrezen voor hun veiligheid, omdat zij bang zijn om met geweld geconfronteerd te worden. Dat deze angst terecht is, blijkt uit de strafbare feiten die leden van de Hells Angels Haarlem in de afgelopen jaren hebben gepleegd.
[medeverdachte 1] heeft samen met [medeverdachte 2] [slachtoffer 8] afgeperst. De beslissing om [slachtoffer 8] af te persen is een beslissing die binnen de club is genomen. [slachtoffer 8] heeft uiteindelijk € 10.000,- aan [medeverdachte 1] betaald, omdat hij vreesde dat er anders geweld tegen hem zou worden gebruikt. Het enige dat [slachtoffer 8] over de afpersing wilde verklaren is dat hij inderdaad een boete van € 10.000,- moest betalen aan de Hells Angels Haarlem en dat hij doodsbang was. [slachtoffer 8] heeft geen aangifte gedaan.
Voorts heeft [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] [slachtoffer 9] afgeperst. [slachtoffer 9] was lid van Alcatraz Wanted, een supportclub van Hells Angels Haarlem, en heeft een geldbedrag van € 15.000,- betaald, nadat hij van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] klappen had gekregen waardoor een ziekenhuisbehandeling nodig was. Om te kunnen betalen heeft [slachtoffer 9] geld gekregen van zijn broer en schoonzus, die daarvoor de spaarrekening van hun kinderen hebben moeten leeghalen. [slachtoffer 9] heeft geen aangifte gedaan.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben geprobeerd om [slachtoffer 6] zijn motor afhandig te maken. [slachtoffer 6] was hangaround van Hells Angels Haarlem, maar wilde wegens gezondheidsredenen stoppen. [medeverdachte 1] was op dat moment gedetineerd. [medeverdachte 10] heeft aan [medeverdachte 1] gevraagd wat er met de motor van [slachtoffer 6] moest gebeuren, als [slachtoffer 6] met de Hells Angels zou stoppen. [medeverdachte 1] heeft hierop gezegd dat hij zijn motor ‘lekker moet laten staan’. Vervolgens hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een ontmoeting gehad met [slachtoffer 6] , waarbij [medeverdachte 3] [slachtoffer 6] in zijn gezicht heeft geslagen en hij door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is bedreigd. [slachtoffer 6] is vervolgens zo bang geworden, dat hij allerlei veiligheidsmaatregelen heeft genomen. [slachtoffer 6] heeft geen aangifte gedaan. Volgens [slachtoffer 6] had [verdachte] ‘er een stokkie voor kunnen steken’, maar dit heeft [verdachte] niet gedaan.
[medeverdachte 3] heeft geprobeerd om [slachtoffer 7] af te persen voor een bedrag van € 500,-. [medeverdachte 3] was boos vanwege een WhatsApp bericht waarin het clubhuis werd genoemd en vond dat daardoor de club in diskrediet was gebracht. Vervolgens heeft [medeverdachte 3] door intimidatie en dreiging met geweld een dreigende situatie voor [slachtoffer 7] gecreëerd. [slachtoffer 7] heeft bij een confrontatie daadwerkelijk een klap gehad. De politie heeft daarna ingegrepen. [slachtoffer 7] heeft geen aangifte gedaan uit angst voor represailles.
Het was voor alle clubleden, dus ook voor [verdachte] , duidelijk dat er met regelmaat strafbare feiten werden gepleegd. [verdachte] heeft hiervan op geen enkel moment afstand genomen. Hij heeft ervoor gekozen om zijn lidmaatschap te laten voortduren, ook toen voor hem duidelijk was dat leden van de Hells Angels Haarlem waar hij toe behoorde, uit naam van de club (gewelds)misdrijven pleegden.
[verdachte] committeerde zich aan de clubregels en meer specifiek de regel dat alles wat Hells Angels Haarlem met elkaar bespreken, op geen enkele manier naar buiten wordt gebracht. [verdachte] heeft na zijn aanhouding tegen zijn medeclubleden gezegd dat ze op elke vraag moeten zwijgen en tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft [verdachte] niet willen verklaren over aangelegenheden die de club betreffen.
Gelet op het voorgaande heeft [verdachte] deelgenomen aan een criminele organisatie, waarbinnen het plegen van strafbare feiten werd gestimuleerd en gefaciliteerd. Daaraan heeft hij ook zelf een strafbare bijdrage geleverd door het voorhanden hebben van een tweetal vuurwapens met munitie. De feiten werden gepleegd in de context van het lidmaatschap van de Hells Angels Haarlem teneinde de positie van Hells Angels Haarlem zo stevig mogelijk te maken, met name ten opzichte van andere motorclubs in de regio, maar ook om zeggenschap te krijgen over welke ondernemer er wel of niet zijn bedrijf in Haarlem voort kon zetten. Het was de clubleden bekend dat het charter als kei- en keihard in Holland bekend stond, dat er vanuit de club haat was tegen andere motorclubs, en dat er maatregelen werden genomen om te voorkomen dat men werd afgeluisterd, kennelijk om het plegen van strafbare feiten te verhullen. Door lid te blijven van Hells Angels Haarlem, dan wel geen initiatief te nemen om de leden die uit naam van de club strafbare feiten pleegden uit de club te zetten, heeft [verdachte] bewust een cultuur laten ontstaan en voortbestaan waarin misdrijven werden gepleegd.
Al de hierboven genoemde vormen van criminaliteit werken ontwrichtend en ondermijnend voor de samenleving. Hells Angels Haarlem heeft zich door het plegen van al deze strafbare feiten laten leiden door macht en territoriumdrift. Zij hebben zich hiermee bewust buiten de democratische rechtsorde geplaatst.
De rechtbank neemt bij het opleggen van de straf in aanmerking dat [verdachte] tot de oude garde binnen de Hells Angels behoort. Deze leden waren niet direct betrokken bij de voorbereiding of uitvoering van strafbare feiten. [verdachte] heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij ‘zich kapot schrok’ toen hij het dossier las en dat hij zou hebben ingegrepen als dat soort dingen met hem zouden zijn besproken. Hoewel uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat [verdachte] wel degelijk van een aantal concrete strafbare feiten op de hoogte was en daar zelf ook een bijdrage aan heeft geleverd door het voorhanden hebben van een een tweetal wapens en munitie, is de rol van [verdachte] binnen de criminele organisatie naar het oordeel van de rechtbank beperkt geweest en rechtvaardigt deze rol niet de straf zoals door de officieren van justitie is gevorderd. De rechtbank zal dan ook een aanzienlijk lagere straf opleggen.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf in aanmerking dat uit het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 februari 2018 blijkt dat [verdachte] geen relevante documentatie heeft. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 16 maart 2018 van [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, waaruit onder meer blijkt dat [verdachte] een stabiel leven leidt: hij heeft een langdurig full time dienstverband als uitvoerder bij een grote bouwmaatschappij, heeft een gezin en een koopwoning.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat [verdachte] ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om bij het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden op te leggen, zoals door de Reclassering is geadviseerd. Daarnaast zal aan [verdachte] een taakstraf van na te noemen duur worden opgelegd.
7.4.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de onder [verdachte] in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
  • 5 patches, IBN code oude45.01.04.001
  • Jack Hells Angels wit, IBN code oude45.03.01.002
  • Vest/hes Hells Angels Haarlem, IBN code oude45.03.01.003,
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwerpen aan [verdachte] toebehoren. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met behulp van deze voorwerpen is begaan. Zoals hiervoor is overwogen was het oogmerk van de organisatie waarvan [verdachte] deel uitmaakt het plegen van misdrijven en is dit oogmerk mede verwezenlijkt door de bedreigende en gewelddadige reputatie van de organisatie aan te wenden. Daarvan maakt onderdeel uit het dragen van kleding van Hells Angels Haarlem en de daarop prijkende patches, wat door anderen als intimiderend kan worden ervaren.
7.5
Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat de onder [verdachte] in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten,
  • Pietro Beretta 7.65 plus munitie, IBN code oude45.01.01.006 (BVH nr: 712221 en BVH nr: 731054)
  • Revolver plus munitie, IBN code oude45.01.01.007 (BVH nr: 712223 en BVH nr: 731053),
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 2 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
365 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 261 dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd:
  • 5 patches, IBN code oude45.01.04.001
  • Jack Hells Angels wit, IBN code oude45.03.01.002
  • Vest/hes Hells Angels Haarlem, IBN code oude45.03.01.003
Onttrekt aan het verkeer:
  • Pietro Beretta 7.65 plus munitie, IBN code oude45.01.01.006 (BVH nr: 712221 en BVH nr: 731054)
  • Revolver plus munitie, IBN code oude45.01.01.007 (BVH nr: 712223 en BVH nr: 731053)
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr. S.C. Naeije,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2018.