4.3.2Feit 1 (ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk)
I.
Organisatie
De rechtbank stelt voorop dat onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af. De [medeverdachte 9] is in 1979 opgericht. De Stichting staat ingeschreven op het adres aan [adres] te Haarlem en zij is eigenaar van het aldaar gelegen pand. [verdachte] is voorzitter van de Stichting. Hells Angels, charter Haarlem, is in 1980 opgericht. Het charter gebruikt het pand aan [adres] te Haarlem als clubhuis. De Stichting beschikt over een bankrekening, waarop de club Hells Angels Haarlem geld stort om vaste lasten te betalen. De penningmeester heeft de beschikking over de bankrekening van de Stichting. In de ten laste gelegde periode zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] allen lid van dit charter. [medeverdachte 1] is president, [medeverdachte 4] is vice-president, [medeverdachte 5] is road captain, [medeverdachte 3] is treasurer (penningmeester), [medeverdachte 6] is secretary en [medeverdachte 2] is de sergeant at arms. [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] zijn full colour member. De leden dragen een hesje, de zogenaamde ‘colours’, waardoor zichtbaar is dat zij lid zijn van Hells Angels, charter Haarlem. Zij betalen contributie voor het lidmaatschap. Op donderdagavond vergaderen de leden in het clubhuis. Hells Angels Haarlem heeft eigen clubregels. Beslissingen worden op democratische wijze genomen, waarbij alle leden een stem hebben in te nemen beslissingen.
[medeverdachte 10] is geen lid van Hells Angels, charter Haarlem. Ten tijde van de detentie van haar partner [medeverdachte 1] was zij wel de cruciale schakel tussen [medeverdachte 1] en andere leden van Hells Angels, charter Haarlem. Met name met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] onderhield zij telefonisch contact en zij had ontmoetingen met hen, onder meer over club gerelateerde zaken.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen Hells Angels, charter Haarlem, bestaande uit de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] , samen vormend Hells Angels charter Haarlem, en [medeverdachte 10] en de [medeverdachte 9] gedurende de ten laste gelegde periode.
II.
Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag aan de orde of de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel “oogmerk” zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559). A. Bedreigende en gewelddadige reputatie
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de Hells Angels Haarlem een bedreigende en gewelddadige reputatie hebben. Personen die zeggen slachtoffer te zijn geworden van een strafbaar feit gepleegd door een lid of leden van Hells Angels Haarlem, of daarover een (getuigen)verklaring zouden kunnen afleggen, geven aan dat zij dit niet durven in verband met hun veiligheid omdat zij bang zijn te worden geconfronteerd met geweld. Daarnaast blijkt dat leden van de motorclub hun bedreigende en/of gewelddadige reputatie, waarvan zij zich ook bewust zijn, in het dagelijks leven tegen willekeurige personen inzetten.
Zo blijkt uit een afgeluisterd gesprek dat [medeverdachte 2] vertelt over dat hij een buschauffeur te pakken heeft gehad die naar aanleiding van een verkeerssituatie had geclaxonneerd. [medeverdachte 2] zou zijn uitgestapt waarop die persoon toen deze zag dat hij een Hells Angel was, excuserend reageerde. [medeverdachte 2] voegde hem vervolgens toe: “
Luister, zeg tegen je kankercollega’s nog een keer hier mans rijden, ja, stomp ik al jullie kankerkoppen eraf.”
[medeverdachte 1] zegt in een gesprek dat is afgeluisterd:
“Stoer doen voor je maatje en dat er dan in één keer twee Hells Angels zo uitstappen. Dat is mooi hè, geen klap uitgedeeld en toch geïntimideerd.”
Uit het dossier blijkt verder dat een medeweggebruiker schade aan de Mercedes van [medeverdachte 10] zou hebben veroorzaakt. In een afgeluisterd gesprek waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] deelnemen wordt besproken dat [medeverdachte 3] de schadeafwikkeling op zich dient te nemen en dat hij dan wel een clubfoto op de app moet zetten omdat dit helpt. Deze voorbeelden zijn exemplarisch voor de bedreigende en gewelddadige reputatie van de Hells Angels Haarlem, die zij zichzelf ook toedichten gelet op de uitspraken van [medeverdachte 2] dat het charter als kei en kei hard bekend staat en van president [medeverdachte 1] dat zij het beestachtige chapter zijn en hoe slechter hun naam, des te beter het is.
B. Belonen van geweld
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank bovendien af dat door Hells Angels Haarlem een oorkonde, een patch en een symbool gebruikt worden, waaruit blijkt dat het gebruik van geweld wordt beloond. In het clubhuis hangt een oorkonde met betrekking tot Deathhead Purple Heart. Deze oorkonde geeft aan dat een ieder die de Purple Heart heeft verdiend zijn bloed heeft gegeven ter verdediging en eer van de Hells Angels. Ook staat het woord “dequiallo” op de muur geschreven. “Dequiallo” verwijst naar toegepast geweld door clubleden van Hells Angels richting overheidspersoneel. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] dragen de patch “dequiallo” op hun colours. Dat deze term een andere betekenis zou hebben of dat [verdachte] niet bekend was met deze betekenis, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk. Bovendien wordt de ball peen hammer door Hells Angels Haarlem als symbool gebruikt. De bolhamerspeld of bolhamerpatch is bedoeld voor leden die geverifieerd geweld namens de club hebben gebruikt. Achter de bar in het clubhuis ligt een ball peen hammer op een sokkel, met een verwijzing naar het 20-jarig bestaan van de club. Op de motor van [medeverdachte 6] is eveneens een ball peen hammer aangetroffen.
Verdachten zelf hebben over de betekenis van patches, pin en symbolen en overige club gerelateerde zaken niet willen verklaren. Het woord omerta staat op de muur van het clubhuis geschreven. [verdachte] fluistert in de arrestantenbus, waarin hij en andere aangehouden leden van de Hells Angels Haarlem vervoerd worden: “
zwijgen… met alles”.
C. Gepleegde strafbare feiten
Uit de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de na te noemen zaaksdossiers blijkt dat leden van Hells Angels Haarlem zich in de ten laste gelegde periode schuldig hebben gemaakt aan verschillende misdrijven, die naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks verband houden met de club Hells Angels Haarlem en waaruit het oogmerk van de organisatie op die misdrijven kan worden afgeleid.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer 1] wederrechtelijk gedwongen tot het beëindigen van zijn lidmaatschap bij motorclub No Surrender en het niet meer dragen van zijn “colours” (zaaksdossier C-02, Alt). Toen bleek dat [slachtoffer 1] zijn lidmaatschap nog niet had opgezegd, is hij in zijn café in Haarlem in het gezicht geslagen. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat deze feiten zijn gepleegd omdat [slachtoffer 1] lid is van een andere motorclub en Hells Angels Haarlem deze niet duldt in “hun stad”.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich voorts – ondanks een technische vrijspraak – in het contact met [slachtoffer 2] schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk dwingen van [slachtoffer 2] tot het sluiten van zijn pas geopende tattooshop aan de [adres] in Haarlem (zaaksdossier C-01, Budel). Volgens de bewijsmiddelen was de reden daarvoor dat de Hells Angels geen tattooshop van [slachtoffer 2] in Haarlem wilden hebben. Het door [medeverdachte 1] ter zitting geschetste alternatief scenario, dat niet is onderbouwd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
[medeverdachte 1] heeft tweemaal opdracht gegeven tot brandstichting aan sporthal [naam] in Hoogwoud (zaaksdossier C-04, Begles, en C-05, Bornrif). Bij een van die brandstichtingen heeft hij de opdracht daartoe via [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 3] gegeven, die voor de verdere uitvoering moest zorgdragen (zaaksdossier C-05, Bornrif). [medeverdachte 1] heeft ook op verschillende momenten dreigberichten naar [slachtoffer 3] verstuurd (zaaksdossier C-04, Begles, en C-07, Stereo). Met de brandstichtingen aan de sporthal en de dreigberichten heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] als eigenaar van sporthal [naam] proberen te dwingen om de jaarlijks georganiseerde choppershow van motorclub Rogues MC geen doorgang te laten vinden (zaaksdossier C-08, Kasteel).
[medeverdachte 3] heeft in Alkmaar Satudarah-lid [slachtoffer 4] mishandeld (zaaksdossier C-13, Vuurduin). Tijdens die mishandeling is volgens een getuige “tering Satudarah” geroepen. De dag na de mishandeling verzamelde zich een grote groep leden van Satudarah in de binnenstad van Alkmaar, op zoek naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] is gebeld door een onbekend gebleven man met de mededeling dat hij gebeld is door [naam] , national sergeant van Satudarah. De NNman zegt:
‘En een van jullie heb gisteren een prospect, of met een paar man, een prospect van Satudarah in elkaar gerost in Alkmaar’en
‘vandaar dat ik het aan het uitzoeken ben en of ik dus iemand van 81 Haarlem, die in Alkmaar woont en of ik niet een nummertje voor hem heb. Ken ik jouw nummer geven?’. [medeverdachte 2] reageert:
‘ja, natuurlijk’. Even later wordt [medeverdachte 2] gebeld door [naam] , die vraagt wanneer en waar het gebeurd is. [medeverdachte 2] geeft hier antwoord op en zegt:
“maar ik heb het al besproken met die andere [naam] , dus euhh..’. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] contact heeft gehad met de sergeant at arms van Satudarah om het voorval te bespreken. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de mishandeling verband houdt met het feit dat [slachtoffer 4] lid is van Satudarah en niet dat het een persoonlijk akkefietje van [medeverdachte 3] met [slachtoffer 4] betrof.
[medeverdachte 2] heeft zich in Haarlem schuldig gemaakt aan mishandeling (met voorbedachte raad) van No Surrender-lid [slachtoffer 5] (zaaksdossier C-15, Martini). Uit de afgeluisterde gesprekken die [medeverdachte 2] nadien met [medeverdachte 1] heeft gevoerd, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 5] heeft mishandeld vanwege het feit dat hij in Haarlem op de motor reed met een hesje van No Surrender.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben geprobeerd [slachtoffer 6] , die hangaround bij Hells Angels Haarlem was en vanwege zijn gezondheidstoestand wilde stoppen, af te persen door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen zijn motor af te geven (zaaksdossier C-14, Uitkijk).
[medeverdachte 3] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 7] door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van € 500,- (zaaksdossier C-16, Westpoint). Uit de bewijsmiddelen volgt onmiskenbaar dat [medeverdachte 3] het noemen van de club, het clubhuis en de naam van zijn president door [slachtoffer 7] en later ook door Stef uit Beverwijk, aangrijpt om hen te beschuldigen van het in diskrediet brengen van de club. Deze beschuldiging gebruikt hij vervolgens om [slachtoffer 7] voor het blok te zetten om geld te betalen en (later ook) de naam van de persoon die zich Stef noemt te geven. Wanneer [slachtoffer 7] die naam weigert te geven, slaat [medeverdachte 3] [slachtoffer 7] in het gezicht.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer 8] afgeperst door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 10.000,- (zaaksdossier C-17, Millenium). [slachtoffer 8] heeft tegenover de politie verklaard dat [naam] , destijds lid van Hells Angels Haarlem, achter de afpersing zit en dat hij mensen binnen de Hells Angels heeft overgehaald om aan hem een boete op te leggen. Uit gesprekken die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben gevoerd blijkt ook dat zij een beslissing van een ander moesten uitvoeren. Zij stonden achter deze beslissing en hebben de afpersing vervolgens uitgevoerd.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben zich ook schuldig gemaakt aan de afpersing van [slachtoffer 9] door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 15.000,- (zaaksdossier C-18, Wester). [slachtoffer 9] was lid van Alcatraz Wanted, een supportclub van Hells Angels Haarlem, en had – in de ogen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – verzuimd een envelop met ingezameld geld te bezorgen bij de vrouw van een gedetineerd lid van Alcatraz Wanted. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als leden van Hells Angels Haarlem daarin aanleiding hebben gezien om aan [slachtoffer 9] als lid van een supportclub een boete op te leggen.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben in het clubhuis van Hells Angels Haarlem een vuurwapen van het merk Scorpion en een geluiddemper voorhanden gehad (zaaksdossier C-19, Boor). Gelet op de aangetroffen kogel in de openhaard van het clubhuis is in het clubhuis met het wapen geschoten.
[medeverdachte 2] en [verdachte] hebben ieder (een) wapen(s) en munitie van categorie III voorhanden gehad (zaaksdossier C-22, Spits, respectievelijk C-30, Hoek). Een van de clubregels van Hells Angels Haarlem is aan vuurwapens gewijd. Blijkens regel 10 moeten vuurwapens bij betreding van het clubhuis worden ingeleverd bij de sergeant at arms en op een veilige plek worden weggelegd. Uit afgeluisterde gesprekken blijkt bovendien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de ten laste gelegde periode ook de beschikking hebben gehad over een vuurwapen.
D. Conclusie
Gelet op de bedreigende en gewelddadige reputatie van Hells Angels Haarlem, de heersende cultuur waarin geweld beloond wordt, de uitingen van (het gebruik van) geweld en de concreet gepleegde strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven: openlijke geweldpleging, brandstichting, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling (met voorbedachte raad en van ambtenaren), afpersing en overtreding van de Wet wapens en munitie. Van de overig ten laste gelegde misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie gericht zou zijn, acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat zij het bestaan van de patch Filty Few, die zou worden toegekend aan leden die ten behoeve van de Hells Angels iemand hebben gedood of daaraan hebben bijgedragen, onvoldoende vindt om bewezen te achten dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op moord en doodslag. Aan geen van de leden van Hells Angels Haarlem is een dergelijke patch toegekend en uit het dossier blijkt, buiten het uiten van kwade taal in die trant, onvoldoende concreet dat leden handelingen verrichten of voorbereiden die gericht waren op moord of doodslag.
III.
Deelname
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr sprake indien een persoon behoort tot de organisatie, en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, of dat zijn opzet is gericht op het plegen van die misdrijven, ook niet wanneer het gaat om misdrijven van uiteenlopende aard. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In zijn algemeenheid weten
Bij de beoordeling van het bewijs dat [verdachte] in zijn algemeenheid heeft geweten dat de organisatie Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van de hiervoor besproken misdrijven, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
[verdachte] is 17 jaar lid van de Hells Angels Haarlem en heeft een aantal jaren de functie van president gehad. [verdachte] gaat naar de hiervoor genoemde wekelijkse clubavonden. Hij draagt zijn Hells Angels hesje als hij motor rijdt. [verdachte] heeft een tatoeage van de Hells Angels.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte] over een aantal concrete strafbare feiten achteraf is geïnformeerd, te weten de poging tot afpersing van hangaround [slachtoffer 6] op 18 augustus 2015 (zaaksdossier C-14, Uitkijk), de mishandeling van No Surrender lid [slachtoffer 5] door [medeverdachte 2] op 17 december 2015 (zaaksdossier C-15, Martini), en de vondst van het wapen van [medeverdachte 2] op 19 juli 2016 (zaaksdossier C-22, Spits). De rechtbank leidt uit afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook af dat binnen de club is besloten dat [slachtoffer 8] een geldbedrag van € 10.000,- diende te betalen (zaaksdossier C-17, Millenium). Zo zegt [medeverdachte 1] in dit verband: “Ik zeg het vind het heel vervelend en heel klote allemaal voor je maar dit is een beslissing die ligt er, ik zeg ja om het goed af te handelen ik ken er niks aan veranderen”, “ik sta gewoon achter de jongens die een beslissing hebben genomen en dan sta ik daar gewoon achter” en “Maar op het moment dat er beslissingen zijn genomen ja dan eh dan kan ik er ook niks meer aan doen. Want wij zijn mannen van ons woord en als ehh er met zijn allen wordt gezegd van zo gaat het gebeuren dan gaat het uiteindelijk zo gebeuren.”
Dat gedragingen van andere leden het daglicht niet konden verdragen en dat [verdachte] daar van op de hoogte was, blijkt eens temeer uit hetgeen is besproken tijdens de clubavond van 16 september 2016, waarbij ieder lid van de Hells Angels Haarlem aanwezig was. Bij die gelegenheid is over een aantal zaken gestemd en is onder meer gesproken over de haat tegen andere motorclubs, over het incident in het Van der Valk hotel, over dat het chapter als kei en kei hard in Holland bekend staat en dat het clubhuis gesweept moet worden, waarna door [medeverdachte 1] wordt gezegd: “je moet hier gewoon niet domme dingen lullen” en “dat weten we allemaal want we zitten allemaal van hier niet praten en daar niet praten als er echt wat te bespreken, wat we echt niet willen gaan we weg. Gaan we ergens anders heen simpel zat. Die dagelijkse dingen en die club dingen daar kennen we gewoon over praten”. [verdachte] heeft op geen enkel moment tijdens deze meeting gevraagd waar dit over ging. Hij heeft geen nadere vragen gesteld of zijn afkeuring uitgesproken.
Ook uit de OVC gesprekken van 19 juli 2016 vlak na de vondst van een vuurwapen met munitie in de woning van de partner van [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank af dat [verdachte] kennis droeg van het feit dat een mede-clublid dergelijk verboden wapentuig voorhanden had. In dat gesprek werd in aanwezigheid van [verdachte] tevens besproken dat telefoons moesten worden vernietigd en gegevens gedeletet, hoe kostbaar die telefoons ook waren. Kennelijk omdat daar belastende informatie op te vinden zou zijn.
Daarnaast kan uit het hiervoor beschreven beloningssysteem voor het gebruik van geweld dat binnen Hells Angels Haarlem wordt gehanteerd en de aanwezigheid van teksten als “dequiallo”, “omerta”, en “power is taken not given” op de muren in het clubhuis worden afgeleid dat Hells Angels Haarlem niet alleen een club is die zich richtte op motorrijden, maar ook het oogmerk had het plegen van (gewelds)misdrijven en dat [verdachte] hiervan in zijn algemeenheid op de hoogte was.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, dat het voor alle clubleden, ook voor [verdachte] , duidelijk is geweest dat er met regelmaat (ernstige) strafbare feiten werden gepleegd en dat zij dus in zijn algemeenheid hebben geweten dat Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat zij ook wetenschap hadden van een aantal concreet gepleegde strafbare feiten. [verdachte] heeft daarvan op geen enkel moment afstand genomen. De stelling van [verdachte] dat hij altijd in onwetendheid heeft verkeerd acht de rechtbank niet geloofwaardig, maar moet juist worden begrepen in het licht van de clubregels waar [verdachte] zich aan heeft gecommitteerd, meer specifiek regel 12:
’alles wat Hells Angels H'lem met elkaar bespreken blijft tussen ons; dus wordt op geen enkele manier naar buiten gebracht’ Een clubregel waar [verdachte] zich ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting meerdere keren aan heeft gehouden door te verklaren dat hij geen antwoord geeft op vragen die de club aangaan. Het is ook [verdachte] die in de arrestantenbus, waarin hij en andere aangehouden leden van de Hells Angels Haarlem vervoerd worden, fluistert “zwijgen… met alles”.
In dat kader kent de rechtbank nog in het bijzonder betekenis toe aan de verklaring van voormalig full colour lid van Hells Angels Haarlem [naam] die, naar eigen zeggen, in september 2014 in zogenaamde bad standing de club is uitgezet. Hij zou zijn motor hebben moeten inleveren en zijn tatoeages, voor zover verwijzend naar de club, moeten aanpassen/verwijderen. De reden daarvan was naar eigen zeggen gelegen in het feit dat hij niet altijd instemde met clubbesluiten.
In zijn verklaringen schetst [naam] een beeld van de Hells Angels Haarlem waarbij er vanaf 2014 met de komst van [medeverdachte 1] , die vervolgens president werd, een groep binnen de groep is ontstaan; de ‘oude’ en de ‘nieuwe garde’.
Hoewel er op grond van de verklaringen van [naam] aanwijzingen zijn dat de oude garde, waartoe [verdachte] behoorde, rustig aan wilde doen en problemen met andere motorclubs pratend wilde oplossen in plaats van met geweld, heeft [verdachte] er voor gekozen zijn lidmaatschap te laten voortduren, ook toen het voor hem duidelijk was dat leden van de club waartoe hij behoorde, uit naam van de Hells Angels Haarlem geweldsmisdrijven pleegden en op het oog hadden. [verdachte] heeft ook nimmer het initiatief genomen het lidmaatschap van leden die uit naam van de club strafbare feiten pleegden te laten beëindigen door dit op een vergadering in stemming te brengen.
Daarmee heeft [verdachte] bewust een cultuur laten ontstaan en laten voortbestaan waarin misdrijven werden gepleegd. Daar komt bij dat hij ook zelf een strafbare bijdrage aan de organisatie heeft geleverd door het voorhanden hebben van een wapen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.