ECLI:NL:RBNHO:2018:6188

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
15/860025-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk door de Stichting Hells Angels Haarlem

Op 18 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de Stichting Hells Angels Haarlem, die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk om misdrijven te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Stichting, die het clubhuis van de Hells Angels Haarlem beheert, een faciliterende rol heeft gespeeld in de criminele activiteiten van de motorclub. De zaak is voortgekomen uit een uitgebreid opsporingsonderzoek, waarbij meerdere leden van de Hells Angels Haarlem betrokken waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de organisatie een gestructureerd samenwerkingsverband vormde met een gewelddadige reputatie, waarbij leden van de club zich schuldig maakten aan verschillende misdrijven, waaronder openlijke geweldpleging, afpersing en brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de Stichting op de hoogte was van de criminele activiteiten en deze faciliteerde door het clubhuis ter beschikking te stellen. De rechtbank heeft de Stichting schuldig bevonden aan deelname aan de criminele organisatie en het clubhuis verbeurd verklaard. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Stichting een bedrag van € 50.000,- zal ontvangen uit de opbrengst van de verkoop van het clubhuis, om te voorkomen dat de Stichting onevenredig wordt getroffen door de verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Amsterdam Osdorp (Bunker)
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/860025-17
Uitspraakdatum: 18 juli 2018
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 maart 2018, 25 april 2018, 15 mei 2018 en 4 juli 2018 in de zaak tegen:
[verdachte],
vestigingsadres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. J. van der Putte en S.M. de Vries en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
[ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk]
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2014 tot en met 26 januari 2017 te Haarlem en/of elders in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie (al dan niet in wisselende samenstellingen) bestond uit (onder meer)
- verdachte, en/of
  • Hells Angels, charter Haarlem (gevormd door: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] ) en/of
  • [medeverdachte 10] ,
welke organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, te weten één of meer misdrijven omschreven in:
  • artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen) en/of
  • artikel 141a van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld tegen personen of goederen) en/of
  • artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk brand stichten of een ontploffing te weeg brengen) en/of
  • artikel 170 van het Wetboek van Strafrecht (een gebouw of een voor het publiek toegankelijke plaats opzettelijk vernielen of beschadigen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen is te duchten) en/of
  • artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander of tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden) en/of
  • artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of brandstichting) en/of
  • artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht (doodslag) en/of
  • artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht (moord) en/of
  • artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling) en/of
  • artikel 301 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en/of
  • artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling) en/of
  • artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en/of
  • artikel 304 aanhef en onder sub 2 van het wetboek van strafrecht (mishandeling, mishandeling met voorbedachte raad en/of zware mishandeling van een of meer ambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn / hun bediening)
  • artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (diefstal met geweld) en/of
  • artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (afpersing) en/of
  • artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (voorhanden hebben van (een) wapen(s) en munitie van de categorie(ën) II en III van de Wet wapens en munitie).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp 17 maart 2015 is onder leiding van de officier van justitie te Noord-Holland onderzoek Toren opgestart. Het onderzoek heeft zich bij aanvang gericht op drie leden van de Hells Angels Haarlem: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Gedurende het onderzoek heeft het onderzoek zich uitgebreid met de overige leden van de Hells Angels Haarlem: [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] . Naast deze personen zijn op enig moment tijdens het opsporingsonderzoek ook [medeverdachte 10] en de [verdachte] (hierna ook: de Stichting) als verdachten aangemerkt.

Het opsporingsonderzoek heeft geresulteerd in een omvangrijk dossier, dat bestaat uit 32 afzonderlijke zaaksdossiers. De Stichting wordt ervan verdacht dat zij samen met het charter Hells Angels Haarlem, gevormd door negen full colour leden, en [medeverdachte 10] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Zij hebben daartoe, kort weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Het Haarlemse charter van de Hells Angels, gevormd door de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] , is een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en daarmee aan te merken als een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Deze organisatie had het oogmerk om (gewelds)misdrijven te plegen. Dit blijkt uit uitlatingen over wat het inhoudt om Hells Angel te zijn en het Haarlemse charter, het gebruik van patches (waaronder Dequiallo en Filthy Few), de Deathhead Purple Heart pin en een Ball Peen Hammer als symbool, en uit de gepleegde strafbare feiten.
Dat de leden van Hells Angels Haarlem, waaronder [medeverdachte 9] die een van de bestuurders van de Stichting is, in zijn algemeenheid wisten dat Hells Angels Haarlem het oogmerk had om gewelddadige misdrijven te plegen, blijkt uit de algemene criminogene factoren van Hells Angels Haarlem, uit de wetenschap van het gebruik van de hiervoor genoemde gewelddadige patches, pin en symbool, alsmede uit de wetenschap van concreet gepleegde strafbare feiten.
Voor deelname aan een criminele organisatie is vereist dat de verdachten behoren tot de organisatie én een aandeel daarin hebben. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] vormden in de ten laste gelegde periode Hells Angels Haarlem en behoorden er dus toe.
[verdachte] draagt dezelfde naam als de aanduiding die de negen leden voor hun charter gebruiken. Het bestuur van de Stichting wordt gevormd door een lid van Hells Angels Haarlem en door een oud lid van Hells Angels Haarlem. De versmelting van de Stichting met het charter van Hells Angels in Haarlem is zodanig dat de Stichting behoort tot de criminele organisatie.
[medeverdachte 10] is en was geen lid van Hells Angels Haarlem. Als levenspartner van de president van Hells Angels Haarlem heeft zij als spreekbuis gefungeerd tussen haar partner en leden van Hells Angels Haarlem. In die zin heeft zij samen met Hells Angels Haarlem, de leden daarvan en de Stichting een crimineel samenwerkingsverband gevormd en behoort zij daar zodoende toe.
Het aandeel van de Stichting aan de criminele organisatie wordt voornamelijk ingevuld door het ter beschikking stellen van het clubhuis. Het clubhuis is door leden van Hells Angels Haarlem op diverse wijzen gebruikt bij gepleegde strafbare feiten. Daarnaast is het met het clubhuis voor leden van Hells Angels Haarlem mogelijk om zogeheten Big House Crew feesten te geven. Met die feesten wordt geld ingezameld voor de financiële ondersteuning van gedetineerde leden. Betalingen aan gedetineerde leden werden gedaan via de bankrekening van de Stichting. In het clubhuis waren diverse objecten en verwijzingen aanwezig die bijdragen aan de algemene uitstraling van een gewelddadige en pro criminele organisatie. Uit niets blijkt dat er door de Stichting voorwaarden zijn verbonden aan het gebruik van het clubhuis door leden van Hells Angels Haarlem. Ook blijkt niet dat door de Stichting – bij monde van haar bestuurders – vragen zijn gesteld over uitingen van verheerlijking en beloning van geweld. Evenmin blijkt dat door de Stichting aan de gebruikers van het pand voorwaarden zijn gesteld, nadat een van haar bestuurders kennis nam van gepleegd geweld.
De Stichting heeft een sterk faciliterende rol gespeeld binnen het criminele samenwerkingsverband door de leden van Hells Angels Haarlem een onderkomen, een uitvalsbasis en een veilige haven te bieden. Het heeft de criminele organisatie zodoende ondersteund bij de verwezenlijking van het gewelddadige oogmerk.
Dit alles leidt de officieren van justitie tot de conclusie dat de [verdachte] samen met het charter Hells Angels Haarlem, gevormd door de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 8] , en samen met [medeverdachte 10] heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had om gewelddadige misdrijven te plegen. Het aan de Stichting ten laste gelegde strafbare feit is wettig en overtuigend bewezen te achten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en daartoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd.
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de Stichting dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs is voor de vaststelling dat sprake is van ‘deelname’ aan een organisatie in de zin van artikel 140 Sr. Als al kan worden gesproken van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr, wat de verdediging betwist, is de Stichting niet aan te merken als één van de deelnemers daaraan. De Stichting wordt naast artikel 140 Sr geen ander strafbaar feit ten laste gelegd. Op basis van het dossier blijkt ook verder op geen enkele wijze dat de Stichting direct of indirect betrokken is geweest bij enig strafbaar feit.
De verdediging heeft vervolgens aangevoerd dat de vier hoofdverdachten in onderzoek Toren geen enkele band hebben met de Stichting. De hoofdverdachten hebben geen zeggenschap over de Stichting en zij hebben de Stichting nimmer gebruikt voor het plegen dan wel faciliteren van enig strafbaar feit. De verdediging stelt dat op basis van de bewijsmiddelen niet vastgesteld kan worden dat de Stichting met de vier hoofdverdachten een organisatie zou hebben gevormd. Niet is gebleken van enige organisatie en/of structureel samenwerkingsverband tussen de vier hoofdverdachten en de [verdachte] . Vergaderingen over de Stichting vonden separaat plaats. Leden van Hells Angels Haarlem – en mevrouw [medeverdachte 10] – waren daarbij niet aanwezig. De Stichting stelde het pand tegen betaling van huursommen ter beschikking en af en toe haar bankrekening, maar daarmee is nog geen duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband gegeven. Het lijkt er eerder op, dat als al sprake zou zijn van een criminele organisatie dat deze heeft bestaan uit [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] .
Bovendien heeft de Stichting geen aandeel of wetenschap gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het bedoelde ten laste gelegde geweldsoogmerk. Geen van de leden van Hells Angels Haarlem (door de verdediging aangeduid als: de informele vereniging) is ten tijde van de ten laste gelegde periode veroordeeld voor strafbare feiten die gerelateerd waren aan de club. Op basis van de bewijsmiddelen is aannemelijk en kan niet worden uitgesloten dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] strafbare feiten hebben gepleegd uit naam van de informele vereniging zonder dat de andere leden, laat staan de Stichting, daar enig aandeel in of enige wetenschap van zouden hebben gehad. Uit het feit dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uit de club zijn gezet kan worden afgeleid dat hun gedragingen niet bekend waren bij de overige leden van de club en dat toen hen dit wel bekend werd, dit gedrag meteen is gesanctioneerd met de maximale straf: volledige dissociatie en een absoluut verbod om zich nog in het clubhuis op te houden. De verdediging concludeert dat de Stichting geen wetenschap heeft gehad en als die wetenschap er al was, is deze pas achteraf gekomen, waarna onverwijld is gehandeld door de overige leden van de informele vereniging, zoals van hen mocht worden verwacht. Bovendien merkt de verdediging, met verwijzing naar een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 juni 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2433, op dat het enkel aanwezig zijn bij gesprekken over criminele activiteiten op zichzelf onvoldoende is om deel uit te maken van een crimineel samenwerkingsverband.
Nu niet blijkt van concrete strafbare feiten die in het clubhuis zouden zijn gepleegd, kan het clubhuis dan ook niet worden gezien als een verlengstuk van de criminele organisatie. De aanwezigheid van de tekst ‘omerta’ en/of het 1% teken op de muur in het clubhuis maken dit niet anders. Ook uit de financiële bevindingen blijkt niet dat de Stichting enig aandeel heeft gehad in enige criminele activiteiten.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat – indien de rechtbank zou vaststellen dat bestuurslid [medeverdachte 9] (achteraf) wetenschap zou hebben gehad van strafbare feiten – dit niet aan de Stichting kan worden toegerekend. Het bestuur van de Stichting zoals gedagvaard kan niet in zijn volledigheid strafrechtelijk worden verweten wat één bestuurslid mogelijk wist.
Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het Openbaar Ministerie slechts vier concrete feiten heeft genoemd (zaaksdossiers C-14 Uitkijk, C-15 Martini, C-20 Slechtvalk en C-22 Spits) wanneer zij specifiek de wetenschap van de Stichting bespreekt. Hier leidt de verdediging uit af dat voor alle overige feiten in ieder geval heeft te gelden dat ook volgens het Openbaar Ministerie geldt dat de Stichting geen wetenschap heeft gehad van die feiten. Van die andere feiten dient de [verdachte] dan ook eveneens partieel te worden vrijgesproken.
4.3.
Beoordeling door de rechtbank
I.
Organisatie
De rechtbank stelt voorop dat onder ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon – om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt – moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (Hoge Raad 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af. De [verdachte] is in 1979 opgericht. De Stichting staat ingeschreven op het adres aan de [adres] en zij is eigenaar van het aldaar gelegen pand. [medeverdachte 9] is voorzitter van de Stichting. Hells Angels, charter Haarlem, is in 1980 opgericht. Het charter gebruikt het pand aan de [adres] als clubhuis. De Stichting beschikt over een bankrekening, waarop de club Hells Angels Haarlem geld stort om vaste lasten te betalen. De penningmeester heeft de beschikking over de bankrekening van de Stichting. In de ten laste gelegde periode zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] allen lid van dit charter. [medeverdachte 1] is president, [medeverdachte 4] is vice-president, [medeverdachte 5] is road captain, [medeverdachte 3] is treasurer (penningmeester), [medeverdachte 6] is secretary en [medeverdachte 2] is de sergeant at arms. [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] zijn full colour member. De leden dragen een hesje, de zogenaamde ‘colours’, waardoor zichtbaar is dat zij lid zijn van Hells Angels, charter Haarlem. Zij betalen contributie voor het lidmaatschap. Op donderdagavond vergaderen de leden in het clubhuis. Hells Angels Haarlem heeft eigen clubregels. Beslissingen worden op democratische wijze genomen, waarbij alle leden een stem hebben in te nemen beslissingen.
[medeverdachte 10] is geen lid van Hells Angels, charter Haarlem. Ten tijde van de detentie van haar partner [medeverdachte 1] was zij wel de cruciale schakel tussen [medeverdachte 1] en andere leden van Hells Angels, charter Haarlem. Met name met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] onderhield zij telefonisch contact en zij had ontmoetingen met hen, onder meer over club gerelateerde zaken.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat sprake is van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen Hells Angels, charter Haarlem, bestaande uit de leden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] , samen vormend Hells Angels charter Haarlem, en [medeverdachte 10] en de [verdachte] gedurende de ten laste gelegde periode.
II.
Oogmerk van de organisatie
Vervolgens is de vraag aan de orde of de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, maar niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijk plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel “oogmerk” zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
A. Bedreigende en gewelddadige reputatie
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de Hells Angels Haarlem een bedreigende en gewelddadige reputatie hebben. Personen die zeggen slachtoffer te zijn geworden van een strafbaar feit gepleegd door een lid of leden van Hells Angels Haarlem, of daarover een (getuigen)verklaring zouden kunnen afleggen, geven aan dat zij dit niet durven in verband met hun veiligheid omdat zij bang zijn te worden geconfronteerd met geweld. Daarnaast blijkt dat leden van de motorclub hun bedreigende en/of gewelddadige reputatie, waarvan zij zich ook bewust zijn, in het dagelijks leven tegen willekeurige personen inzetten.
Zo blijkt uit een afgeluisterd gesprek dat [medeverdachte 2] vertelt over dat hij een buschauffeur te pakken heeft gehad die naar aanleiding van een verkeerssituatie had geclaxonneerd. [medeverdachte 2] zou zijn uitgestapt waarop die persoon toen deze zag dat hij een Hells Angel was, excuserend reageerde. [medeverdachte 2] voegde hem vervolgens toe: “
Luister, zeg tegen je kankercollega’s nog een keer hier mans rijden, ja, stomp ik al jullie kankerkoppen eraf.”
[medeverdachte 1] zegt in een gesprek dat is afgeluisterd:
“Stoer doen voor je maatje en dat er dan in één keer twee Hells Angels zo uitstappen. Dat is mooi hè, geen klap uitgedeeld en toch geïntimideerd.”
Uit het dossier blijkt verder dat een medeweggebruiker schade aan de Mercedes van [medeverdachte 10] zou hebben veroorzaakt. In een afgeluisterd gesprek waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10] deelnemen wordt besproken dat [medeverdachte 3] de schadeafwikkeling op zich dient te nemen en dat hij dan wel een clubfoto op de app moet zetten omdat dit helpt. Deze voorbeelden zijn exemplarisch voor de bedreigende en gewelddadige reputatie van de Hells Angels Haarlem, die zij zichzelf ook toedichten gelet op de uitspraken van [medeverdachte 2] dat het charter als kei en kei hard bekend staat en van president [medeverdachte 1] dat zij het beestachtige chapter zijn en hoe slechter hun naam, des te beter het is.
B. Belonen van geweld
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank bovendien af dat door Hells Angels Haarlem een oorkonde, een patch en een symbool gebruikt worden, waaruit blijkt dat het gebruik van geweld wordt beloond. In het clubhuis hangt een oorkonde met betrekking tot Deathhead Purple Heart. Deze oorkonde geeft aan dat een ieder die de Purple Heart heeft verdiend zijn bloed heeft gegeven ter verdediging en eer van de Hells Angels. Ook staat het woord “dequiallo” op de muur geschreven. “Dequiallo” verwijst naar toegepast geweld door clubleden van Hells Angels richting overheidspersoneel. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] dragen de patch “dequiallo” op hun colours. Dat deze term een andere betekenis zou hebben of dat verdachte niet bekend was met deze betekenis, acht de rechtbank in het licht van de bewijsmiddelen niet aannemelijk. Bovendien wordt de ball peen hammer door Hells Angels Haarlem als symbool gebruikt. De bolhamerspeld of bolhamerpatch is bedoeld voor leden die geverifieerd geweld namens de club hebben gebruikt. Achter de bar in het clubhuis ligt een ball peen hammer op een sokkel, met een verwijzing naar het 20-jarig bestaan van de club. Op de motor van [medeverdachte 6] is eveneens een ball peen hammer aangetroffen.
Verdachten zelf hebben over de betekenis van patches, pin en symbolen en overige club gerelateerde zaken niet willen verklaren. Het woord omerta staat op de muur van het clubhuis geschreven. [medeverdachte 9] fluistert in de arrestantenbus, waarin hij en andere aangehouden leden van de Hells Angels Haarlem vervoerd worden: “
zwijgen… met alles”.
C. Gepleegde strafbare feiten
Uit de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de na te noemen zaaksdossiers blijkt dat leden van Hells Angels Haarlem zich in de ten laste gelegde periode schuldig hebben gemaakt aan verschillende misdrijven, die naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks verband houden met de club Hells Angels Haarlem en waaruit het oogmerk van de organisatie op die misdrijven kan worden afgeleid.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer 1] wederrechtelijk gedwongen tot het beëindigen van zijn lidmaatschap bij motorclub No Surrender en het niet meer dragen van zijn “colours” (zaaksdossier C-02, Alt). Toen bleek dat [slachtoffer 1] zijn lidmaatschap nog niet had opgezegd, is hij in zijn café in Haarlem in het gezicht geslagen. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat deze feiten zijn gepleegd omdat [slachtoffer 1] lid is van een andere motorclub en Hells Angels Haarlem deze niet duldt in “hun stad”.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich voorts – ondanks een technische vrijspraak – in het contact met [slachtoffer 2] schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk dwingen van [slachtoffer 2] tot het sluiten van zijn pas geopende tattooshop aan de [adres] (zaaksdossier C-01, Budel). Volgens de bewijsmiddelen was de reden daarvoor dat de Hells Angels geen tattooshop van [slachtoffer 2] in Haarlem wilden hebben. Het door [medeverdachte 1] ter zitting geschetste alternatief scenario, dat niet is onderbouwd, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden.
[medeverdachte 1] heeft tweemaal opdracht gegeven tot brandstichting aan sporthal [naam] in Hoogwoud (zaaksdossier C-04, Begles, en C-05, Bornrif). Bij een van die brandstichtingen heeft hij de opdracht daartoe via [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 3] gegeven, die voor de verdere uitvoering moest zorgdragen (zaaksdossier C-05, Bornrif). [medeverdachte 1] heeft ook op verschillende momenten dreigberichten naar [slachtoffer 3] verstuurd (zaaksdossier C-04, Begles, en C-07, Stereo). Met de brandstichtingen aan de sporthal en de dreigberichten heeft [medeverdachte 1] [slachtoffer 3] als eigenaar van sporthal [naam] proberen te dwingen om de jaarlijks georganiseerde choppershow van motorclub Rogues MC geen doorgang te laten vinden (zaaksdossier C-08, Kasteel).
[medeverdachte 3] heeft in Alkmaar Satudarah-lid [slachtoffer 4] mishandeld (zaaksdossier C-13, Vuurduin). Tijdens die mishandeling is volgens een getuige “tering Satudarah” geroepen. De dag na de mishandeling verzamelde zich een grote groep leden van Satudarah in de binnenstad van Alkmaar, op zoek naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] is gebeld door een onbekend gebleven man met de mededeling dat hij gebeld is door Alex, national sergeant van Satudarah. De NNman zegt:
‘En een van jullie heb gisteren een prospect, of met een paar man, een prospect van Satudarah in elkaar gerost in Alkmaar’en
‘vandaar dat ik het aan het uitzoeken ben en of ik dus iemand van 81 Haarlem, die in Alkmaar woont en of ik niet een nummertje voor hem heb. Ken ik jouw nummer geven?’. [medeverdachte 2] reageert:
‘ja, natuurlijk’. Even later wordt [medeverdachte 2] gebeld door NNAlex2288, die vraagt wanneer en waar het gebeurd is. [medeverdachte 2] geeft hier antwoord op en zegt:
“maar ik heb het al besproken met die andere Alex, dus euhh..’. Hieruit leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] contact heeft gehad met de sergeant at arms van Satudarah om het voorval te bespreken. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de mishandeling verband houdt met het feit dat [slachtoffer 4] lid is van Satudarah en niet dat het een persoonlijk akkefietje van [medeverdachte 3] met [slachtoffer 4] betrof.
[medeverdachte 2] heeft zich in Haarlem schuldig gemaakt aan mishandeling (met voorbedachte raad) van No Surrender-lid [slachtoffer 5] (zaaksdossier C-15, Martini). Uit de afgeluisterde gesprekken die [medeverdachte 2] nadien met [medeverdachte 1] heeft gevoerd, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 2] [slachtoffer 5] heeft mishandeld vanwege het feit dat hij in Haarlem op de motor reed met een hesje van No Surrender.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben geprobeerd [slachtoffer 6] , die hangaround bij Hells Angels Haarlem was en vanwege zijn gezondheidstoestand wilde stoppen, af te persen door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen zijn motor af te geven (zaaksdossier C-14, Uitkijk).
[medeverdachte 3] heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van [slachtoffer 7] door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van € 500,- (zaaksdossier C-16, Westpoint). Uit de bewijsmiddelen volgt onmiskenbaar dat [medeverdachte 3] het noemen van de club, het clubhuis en de naam van zijn president door [slachtoffer 7] en later ook door Stef uit Beverwijk, aangrijpt om hen te beschuldigen van het in diskrediet brengen van de club. Deze beschuldiging gebruikt hij vervolgens om [slachtoffer 7] voor het blok te zetten om geld te betalen en (later ook) de naam van de persoon die zich Stef noemt te geven. Wanneer [slachtoffer 7] die naam weigert te geven, slaat [medeverdachte 3] [slachtoffer 7] in het gezicht.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben [slachtoffer 8] afgeperst door hem met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 10.000,- (zaaksdossier C-17, Millenium). [slachtoffer 8] heeft tegenover de politie verklaard dat [naam] , destijds lid van Hells Angels Haarlem, achter de afpersing zit en dat hij mensen binnen de Hells Angels heeft overgehaald om aan hem een boete op te leggen. Uit gesprekken die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben gevoerd blijkt ook dat zij een beslissing van een ander moesten uitvoeren. Zij stonden achter deze beslissing en hebben de afpersing vervolgens uitgevoerd.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben zich ook schuldig gemaakt aan de afpersing van [slachtoffer 9] door hem met geweld en bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van € 15.000,- (zaaksdossier C-18, Wester). [slachtoffer 9] was lid van Alcatraz Wanted, een supportclub van Hells Angels Haarlem, en had – in de ogen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] – verzuimd een envelop met ingezameld geld te bezorgen bij de vrouw van een gedetineerd lid van Alcatraz Wanted. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als leden van Hells Angels Haarlem daarin aanleiding hebben gezien om aan [slachtoffer 9] als lid van een supportclub een boete op te leggen.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben in het clubhuis van Hells Angels Haarlem een vuurwapen van het merk Scorpion en een geluiddemper voorhanden gehad (zaaksdossier C-19, Boor). Gelet op de aangetroffen kogel in de openhaard van het clubhuis is in het clubhuis met het wapen geschoten.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] hebben ieder (een) wapen(s) en munitie van categorie III voorhanden gehad (zaaksdossier C-22, Spits, respectievelijk C-30, Hoek). Een van de clubregels van Hells Angels Haarlem is aan vuurwapens gewijd. Blijkens regel 10 moeten vuurwapens bij betreding van het clubhuis worden ingeleverd bij de sergeant at arms en op een veilige plek worden weggelegd. Uit afgeluisterde gesprekken blijkt bovendien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de ten laste gelegde periode ook de beschikking hebben gehad over een vuurwapen.
D. Conclusie
Gelet op de bedreigende en gewelddadige reputatie van Hells Angels Haarlem, de heersende cultuur waarin geweld beloond wordt, de uitingen van (het gebruik van) geweld en de concreet gepleegde strafbare feiten is de rechtbank van oordeel dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van de volgende misdrijven: openlijke geweldpleging, brandstichting, dwang, bedreiging, (zware) mishandeling (met voorbedachte raad en van ambtenaren), afpersing en overtreding van de Wet wapens en munitie. Van de overig ten laste gelegde misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie gericht zou zijn, acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat zij het bestaan van de patch Filty Few, die zou worden toegekend aan leden die ten behoeve van de Hells Angels iemand hebben gedood of daaraan hebben bijgedragen, onvoldoende vindt om bewezen te achten dat het oogmerk van de organisatie mede was gericht op moord en doodslag. Aan geen van de leden van Hells Angels Haarlem is een dergelijke patch toegekend en uit het dossier blijkt, behalve het uiten van kwade taal in die trant, onvoldoende concreet dat leden handelingen verrichten of voorbereiden die gericht waren op moord of doodslag.
III. Deelname
Volgens vaste rechtspraak is van deelneming sprake indien een rechtspersoon behoort tot de organisatie, en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De verdachte dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven; in zoverre is voorwaardelijk opzet niet voldoende. Niet is vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Ook is niet nodig dat de verdachte moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
In zijn algemeenheid weten
Bij de beoordeling van het bewijs dat de Stichting in zijn algemeenheid heeft geweten dat de organisatie Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van (een deel van) de in de tenlastelegging vermelde misdrijven, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De [verdachte] is in 1979 opgericht en in de ten laste gelegde periode werd het bestuur gevormd door [medeverdachte 9] (als voorzitter) en [naam] (als secretaris). [medeverdachte 9] was in die periode tevens lid van het charter Hells Angels Haarlem. De Stichting is eigenaar van het pand aan de [adres] , dat het charter als clubhuis gebruikt. In de ten laste gelegde periode was het pand hypotheekvrij en niet is gebleken dat het charter een vergoeding betaalt voor het gebruik van het pand. De Stichting betaalt de vaste lasten voor het pand. De contributie die de leden van het charter betalen wordt daarvoor aangewend.
Bij de beoordeling van het bewijs dat [medeverdachte 9] als bestuurder (in de functie van voorzitter) van de Stichting in zijn algemeenheid heeft geweten dat de organisatie Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van (een deel van) de in de tenlastelegging vermelde misdrijven zoals hiervoor genoemd, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
[medeverdachte 9] is naast zijn voorzitterschap van de Stichting 17 jaar lid van de Hells Angels Haarlem en heeft een aantal jaren de functie van president gehad. [medeverdachte 9] gaat naar de hiervoor genoemde wekelijkse clubavonden. Hij draagt zijn Hells Angels hesje als hij motor rijdt. [medeverdachte 9] heeft een tatoeage van de Hells Angels.
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 9] over een aantal concrete strafbare feiten achteraf is geïnformeerd, te weten de poging tot afpersing van hangaround [slachtoffer 6] op 18 augustus 2015 (zaaksdossier C-14, Uitkijk), de mishandeling van No Surrender lid [slachtoffer 5] door [medeverdachte 2] op 17 december 2015 (zaaksdossier C-15, Martini), en de vondst van het wapen van [medeverdachte 2] op 19 juli 2016 (zaaksdossier C-22, Spits). De rechtbank leidt uit afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook af dat binnen de club is besloten dat [slachtoffer 8] een geldbedrag van € 10.000,- diende te betalen (zaaksdossier C-17, Millenium). Zo zegt [medeverdachte 1] in dit verband: “Ik zeg het vind het heel vervelend en heel klote allemaal voor je maar dit is een beslissing die ligt er, ik zeg ja om het goed af te handelen ik ken er niks aan veranderen”, “ik sta gewoon achter de jongens die een beslissing hebben genomen en dan sta ik daar gewoon achter” en “Maar op het moment dat er beslissingen zijn genomen ja dan eh dan kan ik er ook niks meer aan doen. Want wij zijn mannen van ons woord en als ehh er met zijn allen wordt gezegd van zo gaat het gebeuren dan gaat het uiteindelijk zo gebeuren.”
Dat gedragingen van andere leden het daglicht niet konden verdragen en dat [medeverdachte 9] daar van op de hoogte was, blijkt eens temeer uit hetgeen is besproken tijdens de clubavond van 16 september 2016, waarbij ieder lid van de Hells Angels Haarlem aanwezig was. Bij die gelegenheid is over een aantal zaken gestemd en is onder meer gesproken over de haat tegen andere motorclubs, over het incident in het Van der Valk hotel, over dat het chapter als kei en kei hard in Holland bekend staat en dat het clubhuis gesweept moet worden, waarna door [medeverdachte 1] wordt gezegd: “je moet hier gewoon niet domme dingen lullen” en “dat weten we allemaal want we zitten allemaal van hier niet praten en daar niet praten als er echt wat te bespreken, wat we echt niet willen gaan we weg. Gaan we ergens anders heen simpel zat. Die dagelijkse dingen en die club dingen daar kennen we gewoon over praten”. [medeverdachte 9] heeft op geen enkel moment tijdens deze meeting gevraagd waar dit over ging. Hij heeft geen nadere vragen gesteld of zijn afkeuring uitgesproken.
Ook uit de OVC gesprekken van 19 juli 2016 vlak na de vondst van een vuurwapen met munitie in de woning van de partner van [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 9] kennis droeg van het feit dat een mede-clublid dergelijk verboden wapentuig voorhanden had. In dat gesprek werd in aanwezigheid van [medeverdachte 9] tevens besproken dat telefoons moesten worden vernietigd en gegevens gedeletet, hoe kostbaar die telefoons ook waren. Kennelijk omdat daar belastende informatie op te vinden zou zijn.
Daarnaast kan uit het hiervoor beschreven beloningssysteem voor het gebruik van geweld dat binnen Hells Angels Haarlem wordt gehanteerd en de aanwezigheid van teksten als “dequiallo”, “omerta”, en “power is taken not given” op de muren in het clubhuis worden afgeleid dat Hells Angels Haarlem niet alleen een club is die zich richtte op motorrijden, maar ook het oogmerk had het plegen van (gewelds)misdrijven en dat [medeverdachte 9] hiervan in zijn algemeenheid op de hoogte was.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, dat het voor alle clubleden, ook voor [medeverdachte 9] , duidelijk is geweest dat er met regelmaat (ernstige) strafbare feiten werden gepleegd en dat zij dus in zijn algemeenheid hebben geweten dat Hells Angels Haarlem tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat zij ook wetenschap hadden van een aantal concreet gepleegde strafbare feiten. [medeverdachte 9] heeft daarvan op geen enkel moment afstand genomen. De stelling van [medeverdachte 9] dat hij altijd in onwetendheid heeft verkeerd acht de rechtbank niet geloofwaardig maar moet juist worden begrepen in het licht van de clubregels waar [medeverdachte 9] zich aan heeft gecommitteerd, meer specifiek regel 12:
’alles wat Hells Angels H'lem met elkaar bespreken blijft tussen ons; dus wordt op geen enkele manier naar buiten gebracht’Een clubregel waar [medeverdachte 9] zich ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting meerdere keren aan heeft gehouden door te verklaren dat hij geen antwoord geeft op vragen die de club aangaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de hiervoor bedoelde wetenschap die [medeverdachte 9] als lid van het charter Hells Angels Haarlem heeft verkregen, tevens aan de Stichting worden toegerekend nu [medeverdachte 9] tevens bestuurder (in de functie van voorzitter) van de Stichting is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de aanschaf en het in stand houden van het pand dat als clubhuis van het chapter dient en betaling van de vaste lasten daarvan, als enige activiteit van de Stichting valt te vermelden. Aldus zijn de Stichting en het charter nauw met elkaar verbonden. De stelling van de verdediging dat deze wetenschap alleen aanwezig kan worden geacht indien die bij beide bestuurders bestond, vindt geen steun in het recht.
De Stichting heeft op deze manier dus ook een bijdrage geleverd aan de organisatie en daarmee een aandeel gehad in de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. De Stichting heeft haar pand aan de leden van het charter Hells Angels Haarlem ter beschikking gesteld en is dit ook blijven doen nadat zij via haar bestuurder wetenschap had gekregen van het oogmerk om misdrijven te plegen en nadat deze ook daadwerkelijk werden gepleegd. Daarmee heeft de Stichting het plegen van misdrijven door de (individuele leden van de) Hells Angels Haarlem gefaciliteerd. In het clubhuis werd over gepleegde misdrijven gesproken en er zijn ook misdrijven gepleegd, zoals het voorhanden hebben van een wapen waarmee ook in het clubhuis geschoten is (zaaksdossier C-19, Boor) en de afpersing van Alcatraz Wanted lid [slachtoffer 9] (zaaksdossier C-18, Wester). Daarnaast heeft de Stichting geld overgeboekt vanaf haar bankrekening naar penitentiaire inrichtingen ten behoeve van leden van Hells Angels Haarlem die gedetineerd zaten, waaronder [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] . De Stichting heeft derhalve bewust een cultuur laten ontstaan en laten voortbestaan waarin misdrijven werden gepleegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de Stichting een deelnemer is van de criminele organisatie die voorts bestond uit de leden van Hells Angels Haarlem en [medeverdachte 10] .
4.4.
Bewezenverklaring
In de bijlage heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de Stichting het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
[ZD C-27: Deelneming aan een criminele organisatie met geweldsoogmerk]
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2014 tot en met 26 januari 2017 te Haarlem en/of elders in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie,
welke organisatie bestond uit
- verdachte, en
  • Hells Angels, charter Haarlem, (gevormd door: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] en [medeverdachte 9] ) en
  • [medeverdachte 10] ,
welke organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, te weten één of meer misdrijven omschreven in:
  • artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen) en
  • artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (het opzettelijk brand stichten of een ontploffing te weeg brengen) en
  • artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander of tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden) en
  • artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of brandstichting) en
  • artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling) en
  • artikel 301 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en
  • artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling) en
  • artikel 303 van het Wetboek van Strafrecht (zware mishandeling gepleegd met voorbedachte raad) en
  • artikel 304 aanhef en onder sub 2 van het wetboek van strafrecht (mishandeling, mishandeling met voorbedachte raad en/of zware mishandeling van een of meer ambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn / hun bediening) en
  • artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (afpersing) en
  • artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (voorhanden hebben van (een) wapen(s) en munitie van de categorie(ën) II en III van de Wet wapens en munitie).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de Stichting daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de Stichting meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De Stichting moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de Stichting uitsluit. De Stichting is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat het clubhuis verbeurd wordt verklaard. Gelet op het bepaalde in artikel 24 Sr hebben de officieren van justitie geen afzonderlijke hoofdstraf gevorderd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit in het geval van een bewezenverklaring een geldboete op te leggen die niet hoger is dan € 35.000,- en de verbeurdverklaring van het clubhuis achterwege te laten.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de vraag of en zo ja welke straf aan de Stichting moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie welke bestond uit de Stichting, het Haarlemse charter van motorclub Hells Angels (gevormd door de negen full colour members van dat charter, te weten: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] ) en [medeverdachte 10] (de partner van [medeverdachte 1] ). Deze criminele organisatie had het oogmerk om misdrijven te plegen.
De Stichting had een faciliterende rol. De Stichting heeft het clubhuis aangeschaft, de vaste lasten betaald en gezorgd voor het onderhoud van het clubhuis. Zij heeft het clubhuis ter beschikking gesteld aan Hells Angels Haarlem, alwaar ernstige misdrijven werden gepleegd. Het bestuur van de Stichting wordt gevormd door [medeverdachte 9] , lid van Hells Angels Haarlem en door [naam] , een oud lid van Hells Angels Haarlem. De Stichting en het charter zijn derhalve nauw met elkaar verbonden.
Sinds [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] lid zijn geworden van de Hells Angels Haarlem, is dit charter onder presidentschap van [medeverdachte 1] uitgegroeid tot een motorclub met een steeds meer bedreigende en gewelddadigere reputatie. [medeverdachte 1] wilde dat de Hells Angels Haarlem de enige motorclub in Haarlem en omgeving zou blijven. Volgens [medeverdachte 1] is de basisregel van een Hells Angels ‘dat je je patch verdedigt, kan beschermen en je territorium schoon houdt’. Alles was erop gericht de [medeverdachte 9] in Haarlem te zijn. [medeverdachte 1] en andere leden van Hells Angels Haarlem hebben dit naar leden van andere motorclubs uitgedragen door hen te intimideren en geweld te gebruiken. Zij wilden de macht in Haarlem.
De rechtbank ziet deze ontwikkeling als rechtstreeks gevolg van de macht die [medeverdachte 1] vanaf zijn komst in 2014 naar zich toe heeft weten te trekken. Hij wist zich daarbij volledig gesteund door de rest van de zogenoemde 'jonge garde', waaronder in ieder geval [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , als ook door de steun en aanmoediging die hij van zijn partner [medeverdachte 10] kreeg. Zij adviseerde [medeverdachte 1] en heeft hem onder meer geholpen bij het doorgeven van een opdracht tot brandstichting. [medeverdachte 1] besprak met haar de stand van zaken omtrent een aantal afpersingen en pogingen daartoe.
Samen met voornoemde vertrouwelingen kon [medeverdachte 1] geweldsmisdrijven plegen om zijn territorium schoon te houden en van het Haarlemse charter het 'beestachtige charter' te maken. Zo kwam het Haarlemse charter als 'kei en keihard' bekend te staan. [medeverdachte 9] , bestuurder van de Stichting, is over een aantal van de hierna genoemde concrete strafbare feiten achteraf geïnformeerd.
Onder leiding van [medeverdachte 1] is een aantal leden van de Hells Angels Haarlem vertrokken. De leden die bleven, de zogenoemde 'oude garde', wisten wat 'de lijn' was en zetten deze lijn samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (de jonge garde) voort.
Het gebruik van geweld werd door leden van de Hells Angels Haarlem niet geschuwd. In het clubhuis van de Hells Angels Haarlem dat eigendom is van de Stichting, staan allerlei slag- en steekwapens tentoongesteld en staat het woord ‘dequiallo’ op de muur. Het gebruik van geweld tegen overheidsambtenaren werd beloond met de patch ‘dequiallo’. Meerdere leden van de Hells Angels Haarlem zijn in het bezit van deze patch.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben meerdere gesprekken gevoerd waarin wapengeweld wordt goedgekeurd en verheerlijkt. [medeverdachte 1] heeft samen met [medeverdachte 3] een wapen voorhanden gehad in het clubhuis. Met dit wapen, een pistoolmitrailleur met geluidsdemper, is in het clubhuis geschoten.
Ook [medeverdachte 2] heeft een wapen voorhanden gehad. Toen het wapen van [medeverdachte 2] tijdens een zoeking door de politie werd aangetroffen, heeft [medeverdachte 2] hierover gesproken met andere leden van de Hells Angels, waaronder bestuurder [medeverdachte 9] . Bestuurder [medeverdachte 9] heeft tijdens dit gesprek het wapenbezit niet veroordeeld. Sterker nog, [medeverdachte 9] had zelf ook een vuurwapen met munitie voorhanden. Deze lag in zijn woning. Het in bezit hebben van een wapen werd door de bestuurder van de Stichting en de andere leden van de Hells Angels Haarlem dus als normaal beschouwd.
Onder leiding van de jonge garde met [medeverdachte 1] als president hebben de Hells Angels Haarlem de afgelopen jaren een waar schrikbewind gevoerd, waarbij al dan niet willekeurig slachtoffers werden gemaakt. Het clubhuis was hun thuisbasis.
Zo hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en andere leden van de Hells Angels Haarlem geprobeerd een cafébaas in Haarlem te dwingen zijn lidmaatschap bij No Surrender op te zeggen. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en andere leden van de Hells Angels hebben hem meermalen opgezocht in zijn café en hebben op enig moment zijn No Surrender colours afgepakt. Zij hebben hem uiteindelijk op het gezicht geslagen toen bleek dat hij nog steeds lid was.
[medeverdachte 3] heeft op 19 juli 2015 tijdens een uitgaansavond in Alkmaar zonder enige aanleiding een lid van motorclub Satudarah in zijn gezicht geslagen.
[medeverdachte 2] is op 17 december 2015 een lid van No Surrender die in zijn colours in Haarlem op de motor reed, achterna gereden en heeft hem vervolgens zonder enige aanleiding mishandeld. Bestuurder [medeverdachte 9] is hierover achteraf geïnformeerd.
Ook in de omgeving van Haarlem werden geen leden van andere motorclubs getolereerd. Nadat op 9 juni 2016 door een lid van de Hells Angels Haarlem werd vernomen dat er leden van de motorclub Mongols in Zandvoort reden, is een aantal leden van de Hells Angels Haarlem naar Zandvoort gegaan om deze Mongols te zoeken.
De Hells Angels Haarlem hadden ook een conflict met motorclub Rogues MC uit Opmeer. Na een schermutseling tussen [medeverdachte 1] en een lid van de Rogues in september 2014 waren de leden van de Hells Angels Haarlem niet meer welkom bij de choppershow van de Rogues, die jaarlijks plaatsvindt in een sporthal in Hoogwoud. [medeverdachte 1] heeft vervolgens besloten dat deze choppershow in een sporthal in Hoogwoud dan maar niet door moest gaan. Hij heeft gedurende langere tijd geprobeerd om de eigenaar van de sporthal, [slachtoffer 3] , te dwingen om de choppershow af te gelasten door op twee verschillende momenten brand te laten stichten aan de sporthal telkens gevolgd door het versturen van dreigberichten aan zijn adres.
De leden van de Hells Angels Haarlem hebben de bedreigende en/of gewelddadige reputatie van de Hells Angels gebruikt om mensen te intimideren en af te persen. Dit middel hebben zij ook ingezet tegen willekeurige personen die toevallig op hun pad kwamen, bijvoorbeeld om sneller een schade aan een auto af te wikkelen of door verkeersdeelnemers te intimideren.
Personen die bij de politie hebben aangegeven dat zij slachtoffer zijn geworden van een misdrijf gepleegd door leden van de Hells Angels Haarlem, hebben geen verklaringen af durven leggen. Zij vrezen voor hun veiligheid, omdat zij bang zijn om met geweld geconfronteerd te worden. Dat deze angst terecht is, blijkt uit de strafbare feiten die de leden van de Hells Angels Haarlem in de afgelopen jaren hebben gepleegd.
[medeverdachte 1] heeft samen met [medeverdachte 2] [slachtoffer 8] afgeperst. De beslissing om [slachtoffer 8] af te persen is een beslissing die binnen de club is genomen. [slachtoffer 8] heeft uiteindelijk € 10.000,- aan [medeverdachte 1] betaald, omdat hij vreesde dat er anders geweld tegen hem zou worden gebruikt. Het enige dat [slachtoffer 8] over de afpersing wilde verklaren is dat hij inderdaad een boete van € 10.000,- moest betalen aan de Hells Angels Haarlem en dat hij doodsbang was. [slachtoffer 8] heeft geen aangifte gedaan.
Voorts heeft [medeverdachte 1] samen met [medeverdachte 2] [slachtoffer 9] afgeperst. [slachtoffer 9] was lid van Alcatraz Wanted, een supportclub van Hells Angels Haarlem, en heeft in het clubhuis een geldbedrag van € 15.000,- betaald, nadat hij van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] klappen had gekregen waardoor een ziekenhuisbehandeling nodig was. Om te kunnen betalen heeft [slachtoffer 9] geld gekregen van zijn broer en schoonzus, die daarvoor de spaarrekening van hun kinderen hebben moeten leeghalen. [slachtoffer 9] heeft geen aangifte gedaan.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben geprobeerd om [slachtoffer 6] zijn motor afhandig te maken. [slachtoffer 6] was hangaround van Hells Angels Haarlem, maar wilde wegens gezondheidsredenen stoppen. [medeverdachte 1] was op dat moment gedetineerd. [medeverdachte 10] heeft aan [medeverdachte 1] gevraagd wat er met de motor van [slachtoffer 6] moest gebeuren, als [slachtoffer 6] met de Hells Angels zou stoppen. [medeverdachte 1] heeft hierop gezegd dat hij zijn motor ‘lekker moet laten staan’. Vervolgens hebben [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een ontmoeting gehad met [slachtoffer 6] , waarbij [medeverdachte 3] [slachtoffer 6] in zijn gezicht heeft geslagen en hij door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] is bedreigd. [slachtoffer 6] is vervolgens zo bang geworden, dat hij allerlei veiligheidsmaatregelen heeft genomen. [slachtoffer 6] heeft geen aangifte gedaan. Volgens [slachtoffer 6] had bestuurder [medeverdachte 9] ‘er een stokkie voor kunnen steken’, maar dit heeft [medeverdachte 9] niet gedaan.
[medeverdachte 3] heeft geprobeerd om [slachtoffer 7] af te persen voor een bedrag van € 500,-. [medeverdachte 3] was boos vanwege een WhatsApp bericht waarin het clubhuis werd genoemd en vond dat daardoor de club in diskrediet was gebracht. Vervolgens heeft [medeverdachte 3] door intimidatie en dreiging met geweld een dreigende situatie voor [slachtoffer 7] gecreëerd. [slachtoffer 7] heeft bij een confrontatie daadwerkelijk een klap gehad. De politie heeft daarna ingegrepen. [slachtoffer 7] heeft geen aangifte gedaan uit angst voor represailles.
Het was voor alle clubleden, dus ook voor bestuurder [medeverdachte 9] en daarmee de Stichting, duidelijk dat er met regelmaat strafbare feiten werden gepleegd. De Stichting heeft hiervan op geen enkel moment afstand genomen en is het gebruik van het clubhuis voor criminele activiteiten door Hells Angels Haarlem blijven faciliteren.
Gelet op het voorgaande heeft de Stichting deelgenomen aan een criminele organisatie, waarbinnen het plegen van strafbare feiten werd gestimuleerd en gefaciliteerd. De feiten werden gepleegd in de context van het lidmaatschap van de Hells Angels Haarlem teneinde de positie van Hells Angels Haarlem zo stevig mogelijk te maken, met name ten opzichte van andere motorclubs in de regio, maar ook om zeggenschap te krijgen over welke ondernemer er wel of niet zijn bedrijf in Haarlem voort kon zetten. Het was bestuurder [medeverdachte 9] en daarmee de Stichting bekend dat dat het charter als kei- en keihard in Holland bekend stond, dat er vanuit de club haat was tegen andere motorclubs, en dat er maatregelen werden genomen om te voorkomen dat men werd afgeluisterd, kennelijk om het plegen van strafbare feiten te verhullen. Door het gebruik van het clubhuis te blijven faciliteren, heeft de Stichting bewust een cultuur laten ontstaan en voortbestaan waarin misdrijven werden gepleegd. De rechtbank rekent dit de Stichting zwaar aan.
Al de hierboven genoemde vormen van criminaliteit werken ontwrichtend en ondermijnend voor de samenleving. Hells Angels Haarlem heeft zich door het plegen van al deze strafbare feiten laten leiden door macht en territoriumdrift. Zij hebben zich hiermee bewust buiten de democratische rechtsorde geplaatst.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf in aanmerking dat uit het op zijn naam gestelde Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 februari 2018 blijkt dat de Stichting niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Zoals hierna zal worden overwogen, zal de rechtbank het pand waarin het clubhuis van Hells Angels Haarlem is gevestigd, verbeurd verklaren. Gelet daarop zal de rechtbank afzien van oplegging van een hoofdstraf.
7.4.
Bijkomende straf
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • Clubhuis Hells Angels ( [adres] ), eigendom van de [verdachte] , beslag betekend d.d. 30-01-2017
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.03.02.002
  • Mes uit leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.03.02.002
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.03.02.004
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.03.02.006
  • Grote hamer met een pin aan de achterkant, IBN code BAL23.03.03.001
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.02.001
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.02.002
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.02.003
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.001
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.002
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.003
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.004
  • Kogelwerend vest, IBN code BAL23.04.03.005
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.006
  • Bal peen Hammer, IBN code BAL23.04.08.001
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.07.01.002.
Het clubhuis
De officieren van justitie hebben gevorderd het clubhuis verbeurd te verklaren, kort gezegd omdat met dit voorwerp strafbare feiten zijn begaan en voorbereid, alsmede op opsporing van misdrijven werd bemoeilijkt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden aangenomen dat het clubhuis een voorwerp is waarmee strafbare feiten zijn gepleegd, temeer nu de bestuurders van de Stichting geen enkel aandeel daarin hebben gehad. De verdediging heeft verder aangevoerd dat de Stichting onevenredig zou worden getroffen door verbeurdverklaring van het clubhuis. Zij verzoekt daarom in geval van verbeurdverklaring op de voet van artikel 33c van het Wetboek van strafrecht te bepalen dat een deel van de verkoopopbrengst aan de Stichting wordt teruggegeven, te weten het bedrag van de verkoopopbrengst dat € 35.000,- te boven gaat.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het pand aan de [adres] behoort aan de Stichting toe. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de Stichting haar pand aan de leden van het charter Hells Angels Haarlem ter beschikking gesteld en is zij dit ook blijven doen nadat zij via haar bestuurder wetenschap had gekregen van het oogmerk om misdrijven te plegen en nadat deze ook daadwerkelijk werden gepleegd. Daarmee heeft de Stichting het plegen van misdrijven door de (individuele leden van de) Hells Angels Haarlem gefaciliteerd. In het clubhuis werd over gepleegde misdrijven gesproken en er zijn ook misdrijven gepleegd, zoals het voorhanden hebben van een wapen waarmee ook in het clubhuis geschoten is (zaaksdossier C-19, Boor) en de afpersing van Alcatraz Wanted lid [slachtoffer 9] (zaaksdossier C-18, Wester). Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde feit met behulp van het clubhuis is begaan en daarom zal de rechtbank het clubhuis, nu dat aan de Stichting toebehoort, verbeurd verklaren.
Ingevolge artikel 33c van het Wetboek van strafrecht kan de rechtbank bij verbeurdverklaring van een voorwerp een vergoeding toekennen wanneer dit nodig is om te voorkomen dat de verdachte aan wie dit voorwerp toebehoort, onevenredig zou worden getroffen. De officieren van justitie hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de verdediging deze bepaling toe te passen. Uit de stukken blijkt dat de WOZ-waarde van het pand in 2016 € 215.000,- bedroeg en gelet op de prijsontwikkelingen op de vastgoedmarkt gaat de rechtbank ervan uit dat de huidige marktwaarde in ieder geval niet lager zal zijn geworden. Afgezet tegen de maximale geldboete van € 82.000,- die aan de Stichting zou kunnen worden opgelegd voor deelname aan een criminele organisatie en in aanmerking genomen dat het pand, behoudens een klein geldbedrag op de bankrekening van de Stichting, het enige vermogensbestanddeel van de Stichting is, is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat de Stichting onevenredig wordt getroffen door de verbeurdverklaring. De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals hiervoor uiteengezet, van oordeel dat de Stichting voldoende in haar vermogen wordt getroffen indien haar een bedrag van € 50.000,- wordt afgenomen. De rechtbank zal daarom bevelen dat in het geval de verkoop van het pand meer opbrengt dan € 50.000,-, het verschil aan de Stichting wordt vergoed.
De overige voorwerpen
Ten aanzien van de overige hiervoor genoemde voorwerpen heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen aan wie deze toebehoren, al ligt het voor de hand dat deze in het clubhuis aangetroffen voorwerpen aan leden van Hells Angels Haarlem toebehoren. Zoals hiervoor is overwogen was het oogmerk van de organisatie het plegen van misdrijven en is dit oogmerk mede verwezenlijkt door de bedreigende en gewelddadige reputatie van de organisatie aan te wenden. Daarvan maakt onderdeel uit het dragen van kleding van Hells Angels Haarlem, wat door anderen als intimiderend kan worden ervaren, en het gebruik van de hamer als symbool. De rechtbank zal deze voorwerpen, met behulp waarvan het bewezen verklaarde feit is begaan, daarom ook verbeurdverklaren.
7.5.
Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten,
  • Gele tas met versnijdingsmiddelen VeDoMi, IBN code BAL23.01.01.001
  • Verborgen mes, IBN code BAL23.01.03.001
  • Machette in groen hes, IBN code BAL23.01.06.001
  • Bal Peen Hamer op standaard, IBN code BAL23.01.06.002
  • Klap bajonet, IBN code BAL23.04.01.002
  • Manchette met foudraal, IBN code BAL23.04.07.001
  • Bajonet, IBN code BAL23.04.07.002
  • Vlindermes, IBN code BAL23.04.08.002
  • Groot mes, IBN code BAL23.04.10.001
  • Herbertz - battle sword, IBN code BAL23.04.10.002
  • 1 goudkleurige kogel met treksporen, IBN code BAL23.01.01.01
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Die voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door haar begane feit. Met behulp van deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan en tevens is het ongecontroleerde bezit ervan in strijd met de wet of het algemeen belang.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 33c, 36b, 36c en 140 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de Stichting het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de Stichting meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de Stichting hiervoor strafbaar.
Verklaart verbeurd:
  • Clubhuis Hells Angels ( [adres] ), eigendom van de [verdachte] , beslag betekend d.d. 30-01-2017
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.03.02.002
  • Mes uit leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.03.02.002
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.03.02.004
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.03.02.006
  • Grote hamer met een pin aan de achterkant, IBN code BAL23.03.03.001
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.02.001
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.02.002
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.02.003
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.001
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.002
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.003
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.004
  • Kogelwerend vest, IBN code BAL23.04.03.005
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.04.03.006
  • Bal peen Hammer, IBN code BAL23.04.08.001
  • Leren vest van Hells Angels, IBN code BAL23.07.01.002.
Beveelt dat de opbrengst van het verbeurd verklaarde clubhuis aan de [adres] na aftrek van een bedrag van € 50.000,- aan de Stichting wordt uitbetaald.
Onttrekt aan het verkeer:
  • Gele tas met versnijdingsmiddelen VeDoMi, IBN code BAL23.01.01.001
  • Verborgen mes, IBN code BAL23.01.03.001
  • Machette in groen hes, IBN code BAL23.01.06.001
  • Bal Peen Hamer op standaard, IBN code BAL23.01.06.002
  • Klap bajonet, IBN code BAL23.04.01.002
  • Manchette met foudraal, IBN code BAL23.04.07.001
  • Bajonet, IBN code BAL23.04.07.002
  • Vlindermes, IBN code BAL23.04.08.002
  • Groot mes, IBN code BAL23.04.10.001
  • Herbertz - battle sword, IBN code BAL23.04.10.002
  • 1 goudkleurige kogel met treksporen, IBN code BAL23.01.01.01.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en mr. N. Boots, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. L.L. de Vries en mr S.C. Naeije,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2018.