ECLI:NL:RBNHO:2018:5585

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
6868064
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van arbeidsovereenkomst en verzoek om vergoeding

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend tegen [verweerster], handelend onder de naam Zorgburo Altun, met betrekking tot een onregelmatige opzegging van zijn arbeidsovereenkomst. [verzoeker] was in dienst als Individuele Begeleider en is op 7 maart 2018 op staande voet ontslagen. Hij betwist de rechtsgeldigheid van het ontslag en vraagt om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een billijke vergoeding en betaling van nevenvorderingen zoals vakantiedagen en reiskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat Altun niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gestelde dringende reden en niet heeft voldaan aan de vereisten van hoor en wederhoor. De kantonrechter heeft Altun veroordeeld tot betaling van een vergoeding van € 5.127,23 bruto wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met wettelijke rente, en heeft ook nevenvorderingen van [verzoeker] toegewezen. De proceskosten zijn voor rekening van Altun.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 6868064 \ AO VERZ 18-53
Uitspraakdatum: 2 juli 2018
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. F. Teuben
tegen
[verweerster] , handelend onder de naam Zorgburo Altun,
gevestigd te Alkmaar
verwerende partij
verder te noemen: Altun
gemachtigde: mr. N. Turkkol

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan Altun te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen. [verzoeker] heeft daarnaast een verzoek gedaan om ten laste van Altun een billijke vergoeding toe te kennen. Verder maakt [verzoeker] aanspraak op nevenvorderingen. Altun heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 4 juni 2018 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 31 mei 2018 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 17 november 2017 in dienst getreden bij Altun in de functie van Individuele Begeleider met een salaris per 1 februari 2018 van € 1.042,08 bruto per maand bij een arbeidsomvang van 18,5 uur per week.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd. Op 1 februari 2018 is een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand gekomen, die van rechtswege eindigt op 31 juli 2018. In de arbeidsovereenkomst is geen tussentijds opzegbeding opgenomen.
2.3.
Artikel 7.3 van de arbeidsovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Werknemer is verplicht tot geheimhouding van alle gegevens over het bedrijf, de bedrijfsvoering en klanten van werkgever waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat deze vertrouwelijk zijn. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Gedurende de looptijd van deze arbeidsovereenkomst zal overtreding van deze bepaling voor werkgever een dringende reden vormen tot ontslag op staande voet. (…)”
2.4.
Altun heeft op 4 maart 2018 een e-mail ontvangen van een mentor van twee cliënten. De mentor is broer en zoon van deze cliënten. In deze e-mail staat
“Hierbij komt ook nog het probleem dat dhr [verzoeker] informatie van een andere cliënt aan mijn broer heeft verteld. (Dhr [verzoeker] zegd ik heb problemen met [verweerster] door die cliënt) hierdoor brengt hij mijn broer in de war en wie weet verteld hij de problemen van mijn vader en broer aan een andere cliënt.”
2.5.
In de brief van 7 maart 2018 is [verzoeker] door Altun op staande voet ontslagen. De brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Hierbij bevestigen wij dat wij u op 7 maart 2018 op staande voet hebben ontslagen.
De redenen voor dit ontslag zijn, zoals wij u ook op 7 maart 2018 hebben meegedeeld dat u persoonlijke informatie van andere cliënten met cliënten deelt. Dit wordt door de cliënten niet zeer op prijs gesteld en door ons ook niet. Dit is voor ons al voldoende reden om u per omgaande te ontstaan.
(…)”
2.6.
[verzoeker] heeft bij brief van 7 maart 2018 bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet.
2.7.
Altun heeft een eindafrekening opgemaakt en op grond daarvan € 655,05 bruto aan [verzoeker] betaald.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om Altun te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Volgens [verzoeker] is geen sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Altun heeft voorafgaand aan het ontslag [verzoeker] niet uitgenodigd voor een gesprek, zodat [verzoeker] niet de gelegenheid had zich te verweren. [verzoeker] betwist dat hij persoonlijke informatie van cliënten met derden heeft gedeeld. Het ontslag is dan ook niet rechtsgeldig gegeven. Altun is daarom een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn, te weten het loon over de periode 1 maart tot en met 31 juli 2018 van € 5.627,23 bruto inclusief vakantiegeld. De arbeidsovereenkomst kan immers niet tussentijds worden opgezegd.
3.2.
[verzoeker] heeft tevens een verzoek gedaan om ten laste van Altun een billijke vergoeding toe te kennen van € 5.000,00 bruto. Volgens [verzoeker] moet een billijke vergoeding worden toegekend, omdat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven en daarom in strijd is met artikel 7:671 BW. [verzoeker] verrichtte zijn werkzaamheden naar behoren. Gesprekken over klachten of de werkwijze van [verzoeker] zijn er niet geweest en [verzoeker] heeft nooit een waarschuwing gekregen. Het ontslag heeft voor veel stress gezorgd bij [verzoeker] en tot op heden heeft hij geen andere baan gevonden.
3.3.
[verzoeker] heeft ten slotte een verzoek gedaan om Altun te veroordelen tot uitbetaling van vakantiedagen, vakantiegeld, een eindejaarsuitkering en reiskosten van gezamenlijk groot
€ 1.060,28 bruto en de wettelijke rente over alle genoemde bedragen.

4.Het verweer

4.1.
Altun verweert zich tegen het verzoek. Altun voert aan – samengevat – dat zij [verzoeker] terecht op staande voet heeft ontslagen. Hij kwam al geruime tijd afspraken niet na, waarvoor hij mondeling is gewaarschuwd. De reden van het ontslag is schending van de geheimhoudingsverplichting. Altun is verplicht tot geheimhouding van alle gegevens die cliënten hem hebben toevertrouwd. Op 4 maart 2018 heeft Altun een schriftelijke klacht ontvangen van een broer/zoon en mentor van twee cliënten. [verzoeker] had niet de toegezegde zorg verleend, had informatie van een andere cliënt aan zijn broer verteld en had geuit dat hij problemen had met Altun. Om dit te bespreken had Altun een afspraak met [verzoeker] op 7 maart 2018. Kennelijk had [verzoeker] het vermoeden dat over hem was geklaagd, nu hij via zijn cliënt had doorgegeven dat hij niet zou verschijnen op deze afspraak. Vervolgens heeft Altun [verzoeker] op staande voet ontslagen.
4.2.
[verzoeker] heeft ernstig verwijtbaar gehandeld. Hij heeft in aanzienlijke mate bijgedragen aan de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Altun betwist dat de gevolgen van het ontslag ingrijpend zijn voor [verzoeker] . Altun is dan ook niet gehouden een billijke vergoeding te betalen. Daarbij komt dat Altun een kleine organisatie is en toewijzing van de vergoedingen grote gevolgen voor haar heeft. Subsidiair beroept Altun zich op matiging.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Altun moet worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding. Daarnaast is aan de orde de vraag of de nevenvorderingen toewijsbaar zijn.
ontslag op staande voet
5.2.
Over de vraag of Altun een dringende reden had voor het ontslag op staande voet, wordt het volgende overwogen. Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de conclusie leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (zie: HR 21 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4436; NJ 2000/190; JAR 2000/45 (
Prins/Hema)).
5.3.
Een ontslag op staande voet is een ingrijpende maatregel met verstrekkende gevolgen die slechts dan mag worden genomen wanneer de voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer kan worden verlangd van de werkgever. De kantonrechter is van oordeel dat de door Altun gestelde feiten en omstandigheden geen dringende reden voor het ontslag op staande voet opleveren. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.4.
In de ontslagbrief is als ontslaggrond vermeld dat [verzoeker] persoonlijke informatie van andere cliënten met cliënten deelt, zodat de geheimhoudingsverplichting is geschonden. Ter onderbouwing heeft Altun een brief overgelegd van een cliënt die een klacht heeft geuit over [verzoeker] . In deze brief staat ook dat [verzoeker] niet de toegezegde zorg zou verlenen. Nu dit niet als ontslaggrond in de brief van 7 maart 2018 staat vermeld, laat de kantonrechter dit deel van de klacht, wat overigens wordt betwist door [verzoeker] , buiten beschouwing. Dat geldt ook voor de stelling van Altun dat [verzoeker] afspraken niet zou zijn nagekomen en hij daarvoor is gewaarschuwd. Uitgangspunt bij de beoordeling van het ontslag op staande voet dient te zijn wat aan [verzoeker] in de brief van 7 maart 2018 is meegedeeld, namelijk schending van de geheimhoudingsverplichting.
5.5.
Gelet op de verstrekkende gevolgen van een ontslag op staande voet mag van Altun worden verwacht dat zij alvorens daartoe over te gaan [verzoeker] uitnodigt voor een gesprek en hem in de gelegenheid stelt op de klacht te reageren. Dit heeft Altun niet gedaan. In de ontslagbrief staat dan ook ten onrechte dat het ontslag aan [verzoeker] is meegedeeld. Altun stelt daarover dat een gesprek stond gepland op 7 maart 2018, maar dat [verzoeker] niet is komen opdagen. Voor zover deze stelling van Altun juist is, heeft Altun op geen enkele manier aan [verzoeker] de ernst van het gesprek, namelijk schending van de geheimhoudingsverplichting waarop als sanctie een ontslag op staande voet staat, duidelijk gemaakt. Altun heeft dan ook zonder dat behoorlijk aan hoor en wederhoor is voldaan, gekozen voor een ingrijpende maatregel met verstrekkende gevolgen.
[verzoeker] betwist dat hij persoonlijke informatie van cliënten heeft gedeeld met derden. Ook weerspreekt [verzoeker] dat hij zich in negatieve zin heeft uitgelaten over Altun. Mogelijk heeft hij gezegd dat extra uren met Altun moeten worden besproken. Uit de klachtenbrief blijkt volgens [verzoeker] slechts onvrede. In dat kader wijst [verzoeker] op zijn brief van 10 februari 2018 aan Altun. Deze brief gaat over het gezin van degene die de klacht heeft geuit, waarbij [verzoeker] zijn zorgen uitspreekt over deze cliënten en waarin hij oplossingen aandraagt. Gelet op deze gemotiveerde betwisting door [verzoeker] lag het op de weg van Altun feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat [verzoeker] de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden. Altun verwijst alleen naar een klacht die zij per e-mail van 4 maart 2018 heeft ontvangen. Deze klacht is echter onvoldoende concreet. Zo blijkt daar niet uit welke informatie [verzoeker] zou hebben gedeeld, over welke cliënt hij informatie zou hebben gedeeld en wat hij over Altun zou hebben gezegd. Het is echter gelet op de gemotiveerde betwisting aan Altun haar stelling dat [verzoeker] de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden voldoende concreet te onderbouwen of motiveren. Nu zij dit heeft nagelaten, is niet komen vast te staan dat [verzoeker] de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden.
5.6.
Omdat niet is gebleken van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW, is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Altun is daarom aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd. Voor de onregelmatige opzegging van de tijdelijke arbeidsovereenkomst zonder tussentijds opzegbeding, heeft de wetgever een eigen regeling getroffen in artikel 7:677 lid 4 BW. Daaruit vloeit voort dat de opzegging zonder juist medegedeelde of terecht aangevoerde dringende reden leidt tot schadeplichtigheid van de werkgever. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. Altun heeft niet weersproken dat het loon over deze periode € 5.627,23 bruto inclusief vakantiegeld bedraagt. In artikel 7:677 lid 4 BW is ook bepaald dat de kantonrechter die vergoeding kan matigen indien dit hem met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, met dien verstande dat de vergoeding niet minder kan bedragen dan het loon voor drie maanden. Altun heeft om matiging verzocht. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.7.
De kantonrechter ziet in de omstandigheid dat [verzoeker] een cliënt van Altun heeft overgenomen die hij vanaf april 2018 twee uur per week begeleidt, zoals ter zitting is komen vast te staan, aanleiding tot matiging. De vergoeding zal worden verminderd met € 500,00, zijnde het loon dat [verzoeker] vanaf april tot en met juli 2018 afgerond verdient doordat hij een cliënt van Altun begeleidt. Weliswaar heeft Altun gesteld dat [verzoeker] twee cliënten heeft overgenomen, maar dit heeft zij gelet op de betwisting door [verzoeker] onvoldoende onderbouwd. Het voorgaande leidt tot een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 5.127,23 bruto. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 7 maart 2018.
billijke vergoeding
5.8.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Gelet op de wetsgeschiedenis is (ook) in het kader van artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW voor toekenning van een billijke vergoeding ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist is, maar is in een geval als bedoeld in dat artikel reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid, als de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 heeft opgezegd (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding in beginsel worden toegewezen.
5.9.
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De billijke vergoeding moet – naar haar aard – in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (
New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een ‘bestraffend’ effect heeft. Wel kan er rekening worden gehouden met de omstandigheid dat de werknemer geen materiële schade heeft geleden. De billijke vergoeding kan ook als immateriële compensatie dienen, omdat de vergoeding mede strekt tot genoegdoening en als middel om de werkgever te wijzen op de noodzaak haar gedrag in eventuele volgende gevallen aan te passen, zodat wordt tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen (zie: HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (Stichting Zinzia)).
5.10.
Niet gesteld of gebleken is dat [verzoeker] , behoudens het loon tot en met het moment waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege zou zijn geëindigd, waarvoor een vergoeding zal worden toegewezen, als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van Altun materiële schade heeft geleden of zal leiden. Voor zover [verzoeker] ter zitting heeft bedoeld te stellen dat aan hem toezeggingen zijn gedaan de arbeidsovereenkomst te verlengen, wat wordt betwist door Altun, is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] niet voldoende heeft gesteld en is dit nadere standpunt overigens te laat ingenomen. Voor toekenning van een billijke vergoeding als immateriële compensatie is naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding. Met de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, die gelijk staat aan bijna vijf maanden loon, wordt [verzoeker] voldoende gecompenseerd. Bovendien wordt Altun daarmee voldoende op de noodzaak gewezen haar gedrag voor de toekomst aan te passen.
Nevenvorderingen
5.11.
[verzoeker] vordert in de eerste plaats uitbetaling van 24 vakantie-uren van € 336,96 bruto inclusief vakantietoeslag. Uit de na het verzoekschrift opgestelde en uitbetaalde eindafrekening blijkt dat Altun 12 vakantie-uren ad € 156,00 bruto heeft uitbetaald. Het restant van € 180,96 bruto inclusief vakantiegeld zal als onvoldoende gemotiveerd weersproken worden toegewezen.
5.12.
Ook vordert [verzoeker] vakantiegeld over het loon dat hij vanaf november 2017 tot maart 2018 heeft verdiend, zijnde € 356,11 bruto aan vakantiegeld en € 319,33 bruto aan reservering. Uit de eindafrekening blijkt dat € 499,05 bruto aan reserveringen is uitbetaald aan [verzoeker] . Altun heeft het restant van de vordering van [verzoeker] onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dit betekent dat € 176,39 bruto zal worden toegewezen.
5.13.
Ten slotte vordert [verzoeker] een vergoeding van zijn reiskosten van € 47,88. Nu hiertegen onvoldoende verweer is gevoerd, zal ook deze vordering worden toegewezen.
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van Altun, omdat zij (grotendeels) ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Altun om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 5.127,23 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 maart 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Altun tot betaling aan [verzoeker] van € 405,23 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt Altun tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 479,00, te weten:
griffierecht € 79,00
salaris gemachtigde € 400,00 ;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter en op 2 juli 2018 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter