Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2018 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
de staatssecretaris van Financiën, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
).
.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, werkzaam bij de Belastingdienst, en de staatssecretaris van Financiën. Eiseres had een aanvraag ingediend voor ontslag per 1 maart 2020 met toekenning van een stimuleringspremie (variant B) uit het Van Werk Naar Werk-beleid. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris, die stelde dat eiseres geen stimulering nodig had om de Belastingdienst te verlaten, aangezien zij al de intentie had om te stoppen met werken. Eiseres was van mening dat zij wel recht had op de stimuleringspremie en voerde aan dat haar levensloopverlof niet betekende dat zij definitief de Belastingdienst wilde verlaten.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van de staatssecretaris dat eiseres de intentie had om de Belastingdienst te verlaten. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor ontslag met toekenning van de stimuleringspremie onterecht was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.002,00.
De uitspraak benadrukt het belang van een ondubbelzinnige wilsuiting van de ambtenaar bij een ontslagaanvraag en dat de intenties van de ambtenaar niet enkel afgeleid kunnen worden uit feitelijke handelingen zonder duidelijke communicatie.