In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een slachtoffer, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel. De zaak vond plaats in Alkmaar en betreft een incident dat zich voordeed op 29 oktober 2016 te Schagen. De verdachte heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, omdat hij werd omsingeld door drie agressieve mannen, waaronder het slachtoffer. De officier van justitie vorderde een taakstraf en schadevergoeding voor het slachtoffer, maar de verdediging betoogde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Na het horen van de standpunten van beide partijen, concludeerde de rechtbank dat de verdachte op 29 oktober 2016 inderdaad één vuistslag aan het slachtoffer had gegeven, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de verdachte door het slachtoffer, en dat de wijze van verdediging door de verdachte noodzakelijk en geboden was. Hierdoor slaagde het beroep op noodweer.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van mishandeling, omdat de wederrechtelijkheid van de gedraging aan de verdachte kwam te ontvallen door het geslaagde beroep op noodweer. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen wat aan de verdachte was ten laste gelegd. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.