Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van
- een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport van 5 oktober 2017 (Forensisch dossier, dossierpagina’s 101 t/m 103), welk geschrift slechts tot het bewijs wordt gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen;
- een schriftelijke bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van het VU medisch centrum van 15 augustus 2017 (productie 1 bij de vordering benadeelde partij [benadeelde] , pagina’s 4 t/m 7), welk geschrift slechts tot het bewijs wordt gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
4.Kwalificatie
5.Strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde
“Als je niet bij mij komt, kom ik bij jou en schiet ik je voor je kop.”en
“Kom hierheen in de hal bij [ex-partner] en bij de kinderen.”Verdachte besloot hierop in te gaan. Omdat hij bij aangever een vuurwapen verwachtte trok hij eerst nog een jas met kogelvrij vest aan. Ook nam verdachte een knuppeltje in de vorm van een stalen buis mee. Hij fietste vervolgens met de buis in zijn mouw naar de woning van [ex-partner] . Nadat hij zijn fiets had neergezet zag hij aangever uit de hal van de flat aan komen lopen waarbij aangever een vuurwapen trok en richtte op het hart van verdachte.
Toen verdachte zei: “Ik heb een kogelvrij vest”, zei aangever
“Ik schiet je voor je kop”. Verdachte probeerde het wapen van aangever af te pakken en er ontstond een worsteling. Toen zij beiden in de bosjes terecht kwamen heeft verdachte aangever kunnen ontwapenen. Verdachte heeft vervolgens eerste hulp verleend en om assistentie van de politie geroepen.
“de strijd”eerst begon nadat aangever zijn wapen op hem richtte.
“Hij trekt een pistool!”en
“Waarom trek je een pistool?”
“Waarom richt je een vuurwapen op mij?”of woorden van gelijke strekking. Getuige [getuige 5] heeft gehoord dat verdachte zei:
“Je moet geen pistool naar mij toe dreigen.”Getuige [getuige 6] heeft gezien dat de mannen in eerste instantie op enige afstand van elkaar stonden, maar even later heel dicht op elkaar. Hij hoorde toen de man, waarvan hij voor 90% zeker weet dat dit verdachte betrof, zeggen
“Jij een pistool naar me trekken?”
De rechtbank heeft vervolgens onder ogen gezien of van verdachte gevergd kon worden dat hij minder vitale delen van het lichaam van aangever zou hebben geraakt. Het hiervoor gegeven uitgangspunt dat aangever binnen enkele seconden van zijn vuurwapen gebruik kon maken, betekent dat het grote acute gevaar voor verdachte zou blijven bestaan als aangever niet onmiddellijk effectief van verder optreden zou worden weerhouden. Van verdachte kon dan ook niet verwacht worden dat hij rustig na zou denken over de vraag of en waar hij zou slaan/steken en vervolgens zou kiezen voor een inzet die mogelijk niet effectief zou zijn.
Uit het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte, nadat het gevaar voor verdachte geweken was, nog geweld op aangever heeft uitgeoefend. Derhalve wordt ook de verklaring van verdachte aannemelijk geacht, dat hij alleen in de door de situatie vereiste onmiddellijke reactie geweld heeft toegepast totdat het gevaar voor verdachte geweken was, namelijk het moment dat hij aangever ontwapend had. Het uitoefenen van geweld dat in ieder geval heeft bestaan uit het eenmaal steken met de ijzeren staaf in de nek van aangever acht de rechtbank dan ook, gezien de dreigende situatie, proportioneel.
Dat achteraf is gebleken dat het vuurwapen van aangever weliswaar geladen maar niet
doorgeladen was, doet hier niet aan af.
De enkele omstandigheid dat verdachte zich bewust in een situatie heeft begeven waarin een agressieve reactie van het latere slachtoffer te verwachten viel of dat een verdachte zich in verband met een mogelijke aanval van het slachtoffer als voorzorgsmaatregel van een (illegaal) wapen had voorzien, is daartoe evenwel onvoldoende (zie HR 22 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:456, en latere arresten, ECLI:NL:HR:2016:864, en 2017:3117).
Uit de stukken kan niet worden opgemaakt dat van een bijzondere omstandigheid zoals hiervoor bedoeld in het onderhavige geval sprake was.
7.Strafbaarheid van verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
9.Beslissing omtrent het beslag
10.Vordering benadeelde partij [benadeelde]
11.Vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/800134-15
12.Beslissing
27 februari 2018.