ECLI:NL:RBNHO:2018:10263

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
AWB - 16 _ 5490
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen kansspelbelasting en immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 november 2018 uitspraak gedaan over naheffingsaanslagen kansspelbelasting die aan eiser zijn opgelegd. Eiser, een inwoner van Nederland, heeft via verschillende online pokerplatforms deelgenomen aan pokerspelen en heeft hier winsten behaald. De inspecteur van de Belastingdienst heeft naheffingsaanslagen opgelegd voor de perioden januari, februari en mei 2009, waarbij ook boetes zijn opgelegd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de inspecteur heeft slechts gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het bezwaar. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat de aanbieders van de pokerspelen binnen de EU zijn gevestigd, wat van belang is voor de heffing van kansspelbelasting. De rechtbank heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en dat eiser niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. Daarnaast heeft eiser verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de redelijke termijn is overschreden en heeft een schadevergoeding van € 1.000 toegewezen, waarvan € 583 door de Minister voor Rechtsbescherming en € 417 door de verweerder moet worden betaald. De rechtbank heeft de beroepen met zaaknummers HAA 16/5490 en HAA 16/5491 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, en de naheffingsaanslagen verminderd overeenkomstig de gegeven verminderingsbeschikkingen. Het beroep met zaaknummer HAA 16/5492 is ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 16/5490 tot en met HAA 16/5492

uitspraak van de meervoudige kamer van 26 november 2018 in de zaken tussen

[X] , wonende te [Z] , eiser

(gemachtigde: mr. P. le Heux),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 12 november 2009 aan eiser over de hieronder vermelde tijdvakken naheffingsaanslagen kansspelbelasting opgelegd tot de hieronder vermelde bedragen. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen zijn aan eiser de hieronder vermelde boetes opgelegd.
Zaaknummer
Periode
Kansspelbelasting
Boete
HAA 16/5490
januari 2009
€ 3.682
€ 73
HAA 16/5491
februari 2009
€ 3.770
€ 75
HAA 16/5492
mei 2009
€ 1.454
€ 50
Eiser heeft hiertegen op 23 november 2009 bezwaar gemaakt. Verweerder is bij uitspraken op bezwaar gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar van eiser. De naheffingsaanslagen over de perioden januari en februari 2009 zijn verminderd naar de hieronder vermelde bedragen. De naheffingsaanslag over de periode mei 2009 is in stand gebleven. De boetebeschikkingen zijn vernietigd.
Zaaknummer
Periode
Kansspelbelasting
Boete
HAA 16/5490
januari 2009
€ 2.870
-
HAA 16/5491
februari 2009
€ 2.360
-
HAA 16/5492
mei 2009
€ 1.454
-
Eiser heeft daartegen beroepen ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Met het oog op het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2018, 17/02691, ECLI:NL:HR:2018:356 heeft de rechtbank partijen bij brief van 17 augustus 2018 in de gelegenheid gesteld hun standpunten voorafgaand aan de zitting nader schriftelijk uiteen te zetten. Van deze gelegenheid hebben partijen geen gebruik gemaakt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2018 te Haarlem. Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van eiser met de zaaknummers HAA 17/436 en
HAA 17/437 betreffende de aan eiser opgelegde naheffingsaanslagen kansspelbelasting voor de perioden 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 en 1 januari 2008 tot en met 31 oktober 2008.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E.I. van Dompselaar, mr. T.J.M. Sweet, mr. T. Enter en
mr. F. Pouw.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is inwoner van Nederland. In de onderhavige perioden heeft eiser via de websites van de aanbieders van Everest Poker, Party Poker, Redkings en Pokerstars.com deelgenomen aan pokerspelen. Eiser heeft in de onderhavige perioden de volgende resultaten behaald:
Aanbieder
Januari 2009
Februari 2009
Mei 2009
Everest Poker
€ 7.200
€ 3.400
-
Party Poker
€ 2.800
€ 2.900
-
Redkings
-
€ 800
€ 1.200
Pokerstars.com
€ 2.699
€ 3.940
€ 3.815
Totaal per periode
€ 12.699
€ 11.040
€ 5.015
2. De naheffingsaanslagen en boetes zijn aan eiser opgelegd op 12 november 2009. Namens eiser heeft [A BEDRIJF] hiertegen op 23 november 2009 bezwaar gemaakt en daarbij verzocht de uitkomst van lopende proefprocedures af te wachten. In de ontvangstbevestiging daarvan heeft verweerder aangegeven dat het bezwaarschrift zal worden aangehouden.
3. Op 6 juli 2015 heeft verweerder een verzoek om informatie naar eiser gestuurd naar aanleiding van de in de proefprocedures gewezen arresten van de Hoge Raad van 27 februari 2015 (nr. 13/04928, ECLI:NL:HR:2015:471 en nr. 14/03069, ECLI:NL:HR:2015:472). Op 6 november 2015 heeft verweerder een herhaald verzoek gedaan.
4. Namens eiser heeft zijn huidige gemachtigde op 29 november 2015 aangekondigd te zullen reageren op het verzoek om informatie en heeft daarbij verzocht te worden gehoord.
5. Op 23 april 2016 en op 8 september 2016 heeft de gemachtigde van eiser aanvullingen op het bezwaarschrift, tevens reacties op het verzoek om informatie, ingediend.
6. Verweerder heeft op 25 oktober 2016 per brief zijn voornemen tot het geven van verminderingsbeschikkingen en een toelichting daarop gegeven. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Deze brief bevat een toelichting bij de verminderingsbeschikkingen KSB betreffende bezwaarschriften tegen de naheffingsaanslagen / boetebeschikkingen kansspelbelasting (KSB) van [eiser] over de tijdvakken januari 2009, februari 2009 en mei 2009.
(…)

Beoordeling van uw bezwaar

Europees recht (vrij verkeer van diensten)
Ik ben van mening dat bij Everest poker en Redkings geen sprake is van aanbieders die binnen de EU gevestigd zijn. U heeft niet (voldoende) aannemelijk gemaakt dat er bij deze aanbieders sprake is van een vestigingsplaats binnen de EU. Everest poker was tot 8 april 2010 gevestigd in Taiwan; Redkings is gevestigd op de Maagdeneilanden.
(…)
Ik zal de nageheven KSB verminderen € 812 over januari (over resultaat Partypoker) en met € 1.410 over februari (over resultaat Partypoker en over hoger geschat bedrag).
Verzuimboetes
De betaalverzuimboetes zijn destijds niet of onjuist aangekondigd. Daarom laat ik deze vervallen.

Mondelinge toelichting

Op 13 oktober 2016 bent u gehoord over dit bezwaarschrift. Het verslag van dit gesprek is als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.

Te nemen beslissing op uw bezwaarschriften

Ik zal aan u bezwaarschriften gedeeltelijk tegemoet komen.
De beslissing op het verzoek om kostenvergoeding zend ik u afzonderlijk toe.”
7. Eveneens op 25 oktober 2016 heeft verweerder per brief een beslissing op het verzoek om een kostenvergoeding gegeven. Aan eiser is een kostenvergoeding van € 492 toegekend wegens het indienen van het bezwaarschrift (1 punt à € 246) en wegens het verschijnen ter hoorzitting (1 punt à € 246). Omdat de bezwaarschriften met elkaar samenhangen heeft verweerder de kostenvergoeding beperkt tot éénmaal een kostenvergoeding voor alle zaken tezamen.
8. Met dagtekening 9 november 2016 zijn aan eiser, overeenkomstig de toelichting (zie onder 6), de verminderingsbeschikkingen betreffende de perioden januari 2009, februari 2009 en mei 2009 gegeven.
9. Namens eiser heeft zijn gemachtigde op 5 december 2016, ontvangen door de rechtbank op 7 december 2016 (per fax op 6 december 2016) pro forma beroepen ingesteld. De motivering van de beroepen heeft de rechtbank ontvangen op 12 januari 2017.
10. Verweerder heeft per brief met dagtekening 6 december 2016 zijn voornemen tot het geven van ambtshalve verminderingsbeschikkingen en een toelichting daarop gegeven. In de brief is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Deze brief bevat een toelichting bij de (aanvullende) verminderingen KSB betreffende de naheffingsaanslagen kansspelbelasting (KSB) van [eiser] over de tijdvakken januari 2009 en februari 2009.
Bij de uitspraken op bezwaar tegen bovengenoemde naheffingsaanslagen is abusievelijk het standpunt ingenomen dat de resultaten van de aanbieder Everest poker belast zijn. Ik ben inmiddels tot de conclusie gekomen dat [eiser] ook recht heeft op vermindering van de nageheven KSB over zijn resultaten bij Everest poker.
Ik verminder de naheffingsaanslagen KSB over de tijdvakken januari 2009 en februari 2009 met (29 % van € 7.200 =) € 2.088, respectievelijk (29 % van € 3.400 =) € 985.
Deze (aanvullende) verminderingsbeschikkingen worden gedagtekend op 20 december 2016.”
11. Met dagtekening 20 december 2016 zijn aan eiser, overeenkomstig de toelichting (zie hiervoor), de ambtshalve verminderingsbeschikkingen voor de perioden januari 2009 en februari 2009 gegeven. De in beroep voorliggende bedragen zijn derhalve:
Zaaknummer
Periode
Kansspelbelasting
Boete
HAA 16/5490
januari 2009
€ 782
-
HAA 16/5491
februari 2009
€ 1.374
-
HAA 16/5492
mei 2009
€ 1.454
-

Geschil12. In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Meer specifiek is in geschil of de heffing van kansspelbelasting met betrekking tot de winsten behaald bij Redkings in strijd is met het vrije verkeer van diensten in de Europese Unie (hierna: EU).

13. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen. Eiser heeft daarnaast verzocht om toekenning van een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
14. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
15. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Naheffingsaanslagen
16. Verweerder heeft zich in de bezwaarprocedure op het standpunt gesteld dat Party Poker een binnenlands kansspel is zodat eiser over de daar behaalde winsten geen kansspelbelasting is verschuldigd. Verweerder heeft dit gecorrigeerd middels de verminderingsbeschikkingen. Later heeft verweerder zich daarnaast op het standpunt gesteld dat Everest Poker een binnenlands kansspel is zodat eiser over de daar behaalde winsten geen kansspelbelasting is verschuldigd. Verweerder heeft dit eveneens gecorrigeerd middels verminderingsbeschikkingen. Nu de beroepschriften van eiser door de rechtbank zijn ontvangen op 6 december 2016 en de dagtekening van de verminderingsbeschikkingen betreffende de perioden januari en februari 2009 eveneens 6 december 2016 is, is de rechtbank van oordeel dat de verminderingsbeschikkingen hangende de beroepsprocedure zijn gegeven zodat om die reden de beroepen met zaaknummers HAA 16/5490 en
HAA 16/5491 gegrond dienen te worden verklaard.
In het beroepschrift heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat Pokerstars.com een buitenlands kansspel is zodat daarover terecht kansspelbelasting wordt geheven. In geschil is derhalve enkel of Redkings een binnenlands of buitenlands kansspel is. Dit geschil betreft alleen de perioden februari en mei 2009 aangezien eiser alleen in die perioden resultaten heeft behaald bij Redkings (zie onder 1). De rechtbank overweegt het volgende.
17. Artikel 2, tweede lid, van de Wet op de kansspelbelasting bepaalt, voor zover hier van belang, dat een kansspel als binnenlands wordt beschouwd indien het wordt gehouden door een lichaam in de zin van de AWR dat in Nederland is gevestigd. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 maart 2018 (nr. 17/02691, ECLI:NL:HR:2018:356) geoordeeld dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een binnenlands of buitenlands kansspel, niet van belang is waar degene is gevestigd die gelegenheid geeft tot deelname aan het kansspel. Beslissend is waar de houder van dat spel is gevestigd. Op eiser rust de last dit aannemelijk te maken. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaart dit, vanwege het ontbreken van een onderbouwing, niet aannemelijk te kunnen maken. Voorts heeft hij verklaard dat hij in andere procedures waarin hij belastingplichten bijstaat, het standpunt heeft ingenomen dat Redkings buiten de EU is gevestigd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aan zijn bewijslast heeft voldaan zodat in de perioden februari en mei 2009 terecht kansspelbelasting van hem is geheven over de resultaten behaald bij Redkings.
Verzoek om immateriële schadevergoeding
18. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verzocht om toekenning van een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
19. De rechtszekerheid als algemeen aanvaard rechtsbeginsel brengt mee dat belastinggeschillen binnen een redelijke termijn behoren te worden berecht. Voor de berechting van de zaak in eerste aanleg heeft als uitgangspunt te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn is geschied indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet. In deze termijn is derhalve de duur van de bezwaarfase inbegrepen. In belastingzaken wordt, indien de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie.
20. De in aanmerking te nemen termijn begint als regel te lopen op het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift ontvangt. De termijn eindigt op het moment waarop de rechter uitspraak doet.
21. In het onderhavige geval is het bezwaarschrift op 25 november 2009 door verweerder ontvangen. Op 9 november 2016 heeft verweerder uitspraken op bezwaar gedaan doormiddel van het geven van de verminderingsbeschikkingen. De (pro-forma) beroepschriften hiertegen zijn op 6 december 2016 door de rechtbank ontvangen. De rechtbank doet op 26 november 2018 uitspraak.
22. De hiervoor bedoelde redelijke termijn, die gehanteerd moet worden als uitgangspunt, geldt behoudens bijzondere omstandigheden. Tot de bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor verlenging van bedoelde termijn, worden onder meer gerekend de ingewikkeldheid van de zaak, die bijvoorbeeld kan zijn gelegen in de aard en omvang van de fiscale problematiek, de omvang van het verrichte onderzoek, alsmede in de verknochtheid van de zaak met andere zaken betreffende dezelfde of andere belastingplichtige(n) en de invloed van de belanghebbende en/of diens gemachtigde op de duur van het proces, bijvoorbeeld door het doen van herhaalde verzoeken om verlenging van gestelde termijnen of om uitstel voor (het voldoen aan) uitnodigingen of oproepingen.
23. In het onderhavige geval ziet de rechtbank aanleiding bijzondere omstandigheden in aanmerking te nemen die aanleiding geven tot verlenging van de redelijke termijn. De eerste bijzondere omstandigheid die rechtbank in aanmerking neemt is het in het bezwaarschrift gedane verzoek van de toenmalige gemachtigde van eiser om de uitkomst van lopende proefprocedures af te wachten alvorens verweerder uitspraak op bezwaar zou doen. De Hoge Raad heeft op 27 februari 2015 twee arresten gewezen (zie onder 3). Gelet hierop zal de rechtbank de redelijke termijn verlengen met vijf jaar en drie maanden, tot zeven jaar en drie maanden. De tweede bijzondere omstandigheid die de rechtbank in aanmerking neemt is de tijd dit zit tussen het door verweerder gedane verzoek om informatie op 6 juli 2015 (herhaald op 6 november 2015) en de (eerste) inhoudelijke reactie daarop van de gemachtigde van eiser op 23 april 2016. Gelet hierop zal de rechtbank de redelijke termijn verder verlengen met tien maanden, tot acht jaar en een maand.
24. Bij overschrijding van de redelijke termijn dient voor de schadevergoeding als uitgangspunt een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar waarmee die termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. In het onderhavige geval zit tussen het moment van ontvangst van het bezwaarschrift op 25 november 2009 en de uitspraak van de rechtbank op 26 november 2018 een periode van negen jaar en een maand. De redelijke termijn van acht jaar en een maand is derhalve overschreden met een jaar.
25. In gevallen waarin de bezwaar- en de beroepsfase tezamen zo lang hebben geduurd dat de redelijke termijn is overschreden, dient de rechter met het oog op toekenning van een vergoeding voor immateriële schade vanwege dat tijdsverloop te beoordelen op welke wijze de termijnoverschrijding moet worden toegerekend aan de bezwaar- en aan de beroepsfase. Daardoor wordt immers bepaald in hoeverre de immateriële schade is toe te rekenen aan het bestuursorgaan respectievelijk de rechter. Bij deze toerekening heeft als regel te gelden dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt, en de beroepsfase voor zover zij meer dan anderhalf jaar in beslag neemt.
26. Gelet op het hiervoor overwogene is de redelijke termijn aangevangen op 25 november 2009. De rechtbank doet uitspraak op 26 november 2018. Dit is een tijdsverloop van (afgerond) negen jaren en een maand (109 maanden). De verlengde redelijke termijn van acht jaar en een maand is met een jaar (12 maanden) overschreden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 1.000. Van dit tijdsverloop dient een periode vanaf de datum van de uitspraak op bezwaar van 9 november 2016 tot de datum van de uitspraak van de rechtbank van 26 november 2018, derhalve een tijdsverloop van afgerond 25 maanden, te worden toegerekend aan de beroepsfase. Van de overschrijding van de redelijke termijn dient een periode van (25 – 18 =) zeven maanden aan de Minister voor Rechtsbescherming te worden toegerekend. De overige vijf maanden dienen aan verweerder te worden toegerekend. Verweerder dient daarom van de schadevergoeding van € 1.000 een bedrag van € 417 (5/12 deel van € 1.000) te vergoeden en de Minister voor Rechtsbescherming € 583 (7/12 deel van € 1.000).

Slotsom

27. Gelet op hetgeen hiervoor onder 16 en 17 is overwogen dienen de beroepen met zaaknummers HAA 16/5490 en HAA 16/5491 gegrond te worden verklaard en dient het beroep met zaaknummer HAA 16/5492 ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
28. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Daarbij merkt de rechtbank de onderhavige zaken aan als met elkaar samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het besluit) nu de zaken gelijktijdig zijn behandeld ter zitting van de rechtbank, de rechtsbijstand is verleend door dezelfde gemachtigde en de werkzaamheden van de gemachtigde in de zaken nagenoeg identiek konden zijn. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1 te vermenigvuldigen met factor 1 wegens samenhangende zaken).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen met zaaknummers HAA 16/5490 en HAA 16/5491 gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar, behoudens de toegekende proceskostenvergoeding;
  • vermindert de naheffingsaanslagen overeenkomstig de gegeven verminderingsbeschikkingen;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraken op bezwaar;
  • verklaart het beroep met zaaknummer HAA 16/5492 ongegrond;
  • veroordeelt de Staat (Minister voor Rechtsbescherming) tot betaling aan eiser van een bedrag van € 583 aan vergoeding van immateriële schade;
  • veroordeelt verweerder tot betaling aan eiser van een bedrag van € 417 aan vergoeding van immateriële schade;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, voorzitter, en mr. F. Kleefmann en mr. B. van Walderveen, leden, in aanwezigheid van mr. R.A. Brits, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.