ECLI:NL:RBNHO:2017:9673

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
C/15/251632 / HA ZA 16-762
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Borgstelling en hoofdelijke aansprakelijkheid in een overeenkomst van geldlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 november 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Javadoplant B.V. en twee gedaagden, die als hoofdelijk aansprakelijk werden gesteld voor een leningsovereenkomst. Javadoplant, een groothandel in bloemen en planten, had een handelsrelatie met Linia Directa B.V., die in betalingsproblemen verkeerde. Op 31 oktober 2012 werd een overeenkomst van geldlening gesloten, waarin de bestaande schuld van Linia Directa aan Javadoplant werd omgezet in een lening. De rechtbank moest beoordelen of de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren of dat de overeenkomst als borgtocht moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de terminologie in de overeenkomst, de gedaagden enkel als borg hadden getekend. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagden slechts wettelijke rente verschuldigd waren, en niet de hogere handelsrente. De rechtbank heeft de vordering van Javadoplant tot betaling van de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de hoogte van de verschuldigde bedragen werd vastgesteld op basis van de overeenkomst en de omstandigheden van de zaak. De gedaagden werden veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/251632 / HA ZA 16-762
Vonnis van 22 november 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JAVADOPLANT B.V.,
gevestigd te Honselerdijk,
eiseres,
advocaat mr. A.C. Mahabiersing te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Javadoplant en [gedaagden] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 25 januari 2017 en de daarin genoemde stukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 oktober 2017 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Javadoplant drijft een groothandel in bloemen en planten. Zij had een handelsrelatie met Linia Directa B.V. (hierna: Linia Directa). Bestuurder en enig aandeelhouder van Linia Directa is Tavares Arc Holding B.V., waarvan [gedaagde1] (gedaagde sub 1) bestuurder en enig aandeelhouder is. [gedaagde2] (gedaagde sub 2) is de echtgenote van [gedaagde1].
2.2.
Op enig moment is aan de zijde van Linia Directa een achterstand ontstaan in haar betalingsverplichtingen jegens Javadoplant uit hoofde van voornoemde handelsrelatie.
2.3.
Op 31 oktober 2012 hebben Javadoplant, Linia Directa en [gedaagden] c.s. een overeenkomst gesloten, getiteld ‘Overeenkomst van geldlening’ (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst luidt, voor zover in deze procedure relevant:
“De ondergetekenden:
1. (…)Javadoplant(…) hierna te noemen: de “Schuldeiser”;
2. (…Linia Directa(…);
3. De heer[gedaagde1](…);
4. Mevrouw[gedaagde2](…);
Partijen 2,3 en 4 hierna tezamen ook te noemen: de “Schuldenaar”;
(…)
Artikel 1 Hoofdsom
1.1
De Schuldeiser en de Schuldenaar komen overeen dat de schuld van de Schuldenaar aan de Schuldeiser, per 26 oktober groot € 182.702,-- (…), op de datum van ondertekening van deze Overeenkomst wordt omgezet in een geldlening, (…).
1.2
De Schuldeiser verklaart aan de Schuldenaar ter leen te hebben verstrekt en de Schuldenaar verklaart hoofdelijk, des de een betalende, de andere gekweten zijnde, van de Schuldeiser ter leen hebben aanvaard een bedrag van € 182.702,--, (…), hierna te noemen: de Hoofdsom.
(…)
Artikel 2 Aflossing
2.1
Het totale bedrag van de Hoofdsom dient door de Schuldenaar uiterlijk op 1 juli 2013 volledig af te zijn gelost.
2.2
De Schuldenaar zal de Hoofdsom af lossen als volgt:
a. in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 28 februari 2013 door betaling van minimaal € 2.500,00 (…) per week, (…);
b. in de periode van 1 maart 2013 tot en met 30 juni 2013 door betaling van minimaal € 5.000,-- (…) per week, (…);
c. een eventueel restant van de Hoofdsom zal door de Schuldenaar worden betaald per 1 juli 2013.
(…)
Artikel 3 Betalingen
(…)
3.3
Bij niet tijdige betaling treedt het verzuim van rechtswege in en is Schuldeiser gerechtigd tot vertragingsrente gelijk aan de wettelijke handelsrente. Alle buitengerechtelijke kosten die samenhangen met deze Overeenkomst komen voor rekening van Schuldenaar.
(…)
Artikel 5 Opeisingsgronden
5.1.
De Hoofdsom is samen met de eventuele kosten terstond opeisbaar, (…) indien zich een of meer van de volgende situaties of gebeurtenissen voordoet respectievelijk voordoen:
a. het niet, niet tijdige of niet behoorlijke nakomen door Schuldenaar van enige verplichting uit hoofde van deze Overeenkomst (…);
b. eigen aangifte van, verzoek tot, of verlening van faillissement (…) van Linia Directa (…);
(…)”
2.4.
In de periode vanaf eind oktober 2012 tot juni 2016 heeft Atradius Collections B.V. (hierna: Atradius), het incassobureau van Javadoplant, betalingen geïncasseerd van Linia Directa.
2.5.
Linia Directa is op 2 augustus 2016 in staat van faillissement verklaard.
2.6.
Bij brief van 10 augustus 2016 heeft de advocaat van Javadoplant [gedaagden] c.s. gesommeerd om uiterlijk 17 augustus 2016 een bedrag te betalen van € 111.008,29.
2.7.
In de periode van augustus tot november 2016 hebben de advocaten van Javadoplant en [gedaagden] c.s. gecorrespondeerd over een minnelijke regeling, maar dit heeft niet tot overeenstemming geleid.

3.Het geschil

3.1.
Javadoplant vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van:
1. te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 oktober 2012 ad € 30.771,60, dan wel vanaf de diverse data van verschuldigdheid, dan wel vanaf 1 juli 2013, tot aan de dag der algehele voldoening;
2. € 24.543,56, dan wel € 1.653,94, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,-- zonder betekening, dan wel € 199,-- in het geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Javadoplant legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] c.s. op grond van de overeenkomst hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen die daaruit voortvloeien. De hoofdsom bedraagt volgens Javadoplant € 57.120,37 en is inmiddels opeisbaar. Daarnaast is [gedaagden] c.s. gehouden tot betaling van de overeengekomen wettelijke handelsrente vanaf 8 oktober 2012, nu vanaf die datum verzuim is ingetreden. Tot slot is [gedaagden] c.s. op grond van artikel 3.3 van de overeenkomst gehouden tot betaling van de door Atradius aan Javadoplant berekende incassokosten, aldus nog steeds Javadoplant.
3.3.
[gedaagden] c.s. voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Javadoplant in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan. Hij beroept zich op vernietigbaarheid van de overeenkomst, omdat zij onder bedreiging in de zin van artikel 3:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot stand zou zijn gekomen. Als de overeenkomst als geldig wordt beschouwd, bedraagt de verschuldigde hoofdsom niet meer dan € 54.310,29, volgens [gedaagden] c.s. hetgeen Linia Directa aan Javadoplant was verschuldigd. Daarbij dient de overeenkomst volgens hem te worden beschouwd als borgstelling, zodat hij slechts de wettelijke rente (en geen handelsrente) is verschuldigd en uitsluitend over de periode waarover hijzelf als borg in verzuim is. Tot slot betwist [gedaagden] c.s. buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn en betwist hij ook de hoogte daarvan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het beroep op vernietigbaarheid van de overeenkomst slaagt niet. [gedaagden] c.s. heeft nagelaten de door hem gestelde bedreiging nader te onderbouwen. De enkele stellingname dat Thielen, de directeur van Javadoplant, enige druk heeft uitgeoefend op [gedaagden] c.s. omdat de vordering van Javadoplant op Linia Directa onbetaald bleef, is daartoe in ieder geval onvoldoende, nu dit niet onrechtmatig is in de zin van artikel 3:44, tweede lid, BW.
4.2.
Nu het beroep op vernietigbaarheid van de overeenkomst faalt, is [gedaagden]
c.s. gehouden tot betaling van hetgeen op grond van de overeenkomst in hoofdsom is verschuldigd, ongeacht het antwoord op de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als borgtocht of sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid. Tussen partijen is echter in geschil wat de hoogte is van (het restant van) die hoofdsom. De rechtbank is met Javadoplant van oordeel dat daarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat de hoofdsom per
26 oktober 2012 € 182.702,-- bedroeg, zoals in de overeenkomst staat vermeld en door [gedaagden] c.s. is geaccordeerd. Javadoplant heeft een overzicht van betalingen en het saldoverloop ingebracht, waaruit blijkt dat de hoofdsom thans nog € 57.120,37 bedraagt (ter comparitie is gebleken dat het bedrag van € 57.122,37 abusievelijk in de dagvaarding is opgenomen). Daartegenover heeft [gedaagden] c.s. een eigen overzicht van betalingen ingebracht, maar in dit overzicht wordt ten onrechte uitgegaan van een ander bedrag dan in de overeenkomst staat vermeld en worden ten onrechte ook betalingen van voor
26 oktober 2012 in mindering gebracht op de hoofdsom. Nu [gedaagden] c.s. de verschillen in de bedragen ook niet op andere wijze heeft kunnen verklaren, gaat de rechtbank voorbij aan zijn berekening. De vordering tot betaling van de hoofdsom ten bedrage van € 57.120,37 zal daarom worden toegewezen.
4.3.
Bij de beantwoording van de vraag vanaf welk moment en welke rente (handelsrente of wettelijke rente) [gedaagden] c.s. verschuldigd is, is van belang of de overeenkomst moet worden aangeduid als een borgtocht, of dat sprake is van hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagden] c.s. voor de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst. Daarbij komt het niet aan op de term die partijen hebben gebezigd, maar op de vraag of iemand zich heeft verbonden de schuld van een ander te voldoen en hij zich bij de schuldeiser heeft aangediend als iemand wie de schuld zelf niet aangaat (vgl. de arresten van het Hof Amsterdam van 3 april 2012 en 23 december 2014, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW9630 en ECLI:NL:GHAMS:2014:5567, en van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 28 maart 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2667).
4.4.
Vaststaat dat ten tijde van de ondertekening van de overeenkomst Linia Directa uit hoofde van de bestaande handelsrelatie een schuld had aan Javadoplant van € 182.702,--. Anders dan de overeenkomst vermeld is door Javadoplant dan ook niet daadwerkelijk geld uitgeleend, maar is enkel de bestaande schuld omgezet in een lening. Voorts staat vast, zoals door Thielen ter terechtzitting is verklaard, dat Javadoplant meer zekerheden verlangde voor de betaling van haar vordering. Op verzoek van Javadoplant heeft [gedaagden] c.s. daarom de overeenkomst mede ondertekend.
4.5.
Uit de hiervoor genoemde omstandigheden volgt dat de schuld [gedaagden] c.s. niet aanging, dat hij zich bij Javadoplant ook niet heeft aangediend als iemand wie de schuld zelf aanging, maar enkel bij wijze van zekerheidsverschaffing en dus als borg heeft meegetekend bij de overeenkomst. Gelet hierop moet de conclusie luiden dat sprake is van een borgtocht, ook al staat in de overeenkomst dat [gedaagden] c.s. hoofdelijk aansprakelijk is. Als al vast komt te staan dat partijen hebben onderhandeld over de overeenkomst en daarbij expliciet hebben gesproken over hoofdelijke aansprakelijkheid en niet over een borgtocht (zoals door Javadoplant gesteld, maar door [gedaagden] c.s. wordt betwist) is dat niet anders. De gebruikte terminologie is gelet op hiervoor onder 4.3. genoemde maatstaf immers niet van belang.
4.6.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7:856 BW is de borg alleen gehouden tot vergoeding van de vertragingsschade van de schuldeiser die hij, de borg zelf, verschuldigd is omdat hijzelf in verzuim is, tenzij de borg de verbintenis van borgtocht is aangegaan voor een opeisbare verbintenis tot schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad. Gesteld noch gebleken is dat van artikel 7:856 BW is afgeweken en evenmin is door Javadoplant gesteld dat de borgstelling ook is overeengekomen voor de verbintenis tot schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming door Linia Directa (in dit geval: wettelijke handelsrente). Dit volgt ook niet uit de tekst van de overeenkomst. Derhalve is [gedaagden] slechts de wettelijke rente (en niet de wettelijke handelsrente) verschuldigd over de periode dat hijzelf in verzuim is (vgl. het arrest van het Hof Den Haag van 17 februari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:140). Door Javadoplant is niet bestreden dat [gedaagden] c.s. eerst per 17 augustus 2016 in gebreke is gesteld, zodat hij vanaf die datum in verzuimt verkeert. De rechtbank zal derhalve de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf dat moment toewijzen.
4.7.
De rechtbank zal de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten toewijzen, maar slechts tot een bedrag van € 1.346,20, in overeenstemming met het tarief dat op grond van het Besluit voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagden] c.s. zal worden veroordeeld. Anders dan [gedaagden] c.s. heeft aangevoerd is voldoende gebleken dat er redelijke kosten zijn gemaakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte en dat voor die kosten een proceskostenveroordeling geen vergoeding pleegt in te sluiten. Zo staat vast dat [gedaagden] c.s. is gesommeerd tot betaling en de advocaten van partijen daarna hebben gecorrespondeerd over een minnelijke regeling. Dat in de overeenkomst staat vermeld dat [gedaagden] c.s. is gehouden tot betaling van alle buitengerechtelijke kosten betekent nog niet dat hij, zoals Javadoplant kennelijk veronderstelt, in afwijking van het bepaalde in artikel 6:96, vijfde lid, BW, ook de kosten van Atradius dient te dragen voor zover die kosten de gebruikelijke liquidatietarieven overstijgen. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal vanaf de dag der dagvaarding als niet weersproken worden toegewezen.
4.8.
[gedaagden] c.s. zal als de merendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Javadoplant worden begroot op:
- dagvaarding € 83,01
- griffierecht 3.903,00
- salaris advocaat
2.842,00(2,0 punt × tarief € 1.421,00)
Totaal € 6.828,01
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als na te melden, evenals de rente over de proces- en nakosten.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Javadoplant te betalen een bedrag van € 57.120,37, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 17 augustus 2016 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan Javadoplant te betalen een bedrag van € 1.346,20, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van 18 november 2016 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Javadoplant tot op heden begroot op € 6.828,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis is voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2017. [1]

Voetnoten

1.type: