ECLI:NL:RBNHO:2017:9487

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1357
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging bijstandsnorm van alleenstaande naar gehuwdennorm op basis van artikel 24 PW met betrekking tot huisbezoek en informed consent

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijstand ontvangt, en het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk. De zaak betreft de wijziging van de bijstandsuitkering van eiseres van de alleenstaande norm naar de gehuwdennorm, op basis van artikel 24 van de Participatiewet (PW). De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redelijke grond was voor een huisbezoek dat door de gemeente Beverwijk is uitgevoerd, omdat de waarnemingen van de medewerkers onvoldoende waren om te twijfelen aan de juistheid van de verstrekte informatie door eiseres. Bovendien is er niet voldaan aan de vereiste van 'informed consent', aangezien eiseres niet adequaat is geïnformeerd over de gevolgen van het toestaan van het huisbezoek.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de bevindingen uit het huisbezoek niet gebruikt kunnen worden voor de beoordeling van het recht op bijstand, omdat het huisbezoek onrechtmatig was. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de wijziging van de bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm op goede gronden is doorgevoerd, omdat eiseres gehuwd is en de wijziging van de norm in stand kan blijven, ongeacht de vraag of haar partner zijn hoofdverblijf op haar adres heeft. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 17/1357

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Hoefs),
en

het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk, verweerder

(gemachtigden: P.J. Boonstra en C. van Bodegom).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2016 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de norm van de bijstandsuitkering van eiseres op grond van de Participatiewet (PW) met ingang van 1 oktober 2016 gewijzigd van de alleenstaande norm zonder kostendelende medebewoners naar de norm voor gehuwden naar de kostendelersnorm, te weten 50% van de gehuwdennorm.
Bij besluit van 21 november 2016 (het primaire besluit 2) heeft verweerder het primaire besluit 1 herzien en aan eiseres een toeslag toegekend van 20% van de gehuwdennorm.
Bij besluit van 27 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot, haar gemachtigde en [naam] (begeleider). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt met ingang van 30 december 2010 bijstand naar de norm van een alleenstaande, met een toeslag van 20%. Naar aanleiding van ontvangen signalen van medewerkers van het Klant Contact Centrum, inhoudende dat eiseres frequent op het stadhuis komt met haar kinderen en een man en dat zij het stadhuis regelmatig gezamenlijk verlaten en in een voertuig op naam van eiseres stappen, hebben medewerkers van de gemeente Beverwijk op 26 juli 2016 de woning van eiseres aan de [adres] bezocht en in de woning met eiseres gesproken. Eiseres heeft verklaard dat haar partner [naam partner] voor één dag in de week in een asielzoekerscentrum in [plaats] verblijft en de rest van de week bij haar. Zijn spullen bevinden zich op haar adres, maar hij heeft ook spullen in het AZC. Eiseres heeft verder verklaard dat het voor haar als vrouw alleen moeilijk is met de kinderen en dat haar echtgenoot ook daarom bij haar verblijft. Bij dit gesprek was de 11-jarige dochter van eiseres aanwezig, die het een en ander voor eiseres en de medewerkers van de gemeente heeft vertaald. Verweerder heeft vervolgens contact gehad met het AZC, die hebben meegedeeld dat de partner inderdaad woont in het AZC te [plaats] , maar dat hij niet vaak daar aanwezig is. Voorts heeft op 14 september 2016 een gesprek plaatsgevonden met eiseres op het stadhuis, in aanwezigheid van een tolk. Tijdens dat gesprek heeft eiseres verklaard dat haar partner niet bij haar woont, maar vijf tot zeven dagen per week bij haar verblijft.
2. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit 1 genomen, waarbij verweerder ervan is uitgegaan dat eiseres haar hoofdverblijf deelt met een niet-rechthebbende partner en eiseres in dat geval op grond van artikel 24 van de PW recht op bijstand heeft naar de norm van 50% van de gehuwdennorm. Gedurende de bezwaarprocedure heeft verweerder het primaire besluit 2 genomen, waarbij de bijstandsuitkering van eiseres op grond van artikel 18, eerste lid, van de PW is afgestemd en haar met ingang van 1 oktober 2016 een toeslag van 20% van de gehuwdennorm is toegekend. Daarbij heeft verweerder overwogen dat een bijstandsuitkering van 50% van de gehuwdennorm voor eiseres en haar minderjarige kinderen niet toereikend is, mede gelet op het feit dat haar partner niet beschikt over middelen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit 2 gehandhaafd. Verweerder heeft daarbij overwogen dat de door medewerkers van het Klant Contact Centrum gedane waarnemingen voldoende aanleiding vormden om nader onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de aan eiseres verstrekte uitkering en dat geen sprake is van een verboden en onrechtmatig huisbezoek, nu in de woning geen waarnemingen hebben plaatsgevonden, en eiseres de medewerkers van de Gemeente Beverwijk toestemming heeft gegeven om de woning te betreden. Van dit huisbezoek is een verslag opgemaakt, dat door eiseres is getekend. Het feit dat de dochter van eiseres tijdens het gesprek voor eiseres heeft getolkt, is aanleiding geweest eiseres alsnog te horen in het bijzijn van een officiële tolk. Voorts is volgens verweerder niet gebleken dat eiseres onder druk is gezet tijdens het gesprek van 14 september 2016.
4. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat de norm van haar bijstandsuitkering ten onrechte met ingang van 1 oktober 2016 is gewijzigd naar de gehuwdennorm. Eiseres stelt zij dat er onvoldoende aanleiding bestond voor het instellen van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. De door een medewerker van het Klant Contact Centrum gedane melding is hiervoor onvoldoende. Verder stelt eiseres dat er geen redelijke grond was voor het afleggen van een huisbezoek en dat ten onrechte niet is voldaan aan het vereiste van een informed consent. Gelet hierop dienen alle uit het onderzoek en huisbezoek voorvloeiende onderzoeksbevindingen als onrechtmatig aangemerkt te worden en kunnen niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd. Ook de inhoud van de gesprek met eiseres op 26 juli 2016 en het verhoor van 14 september 2016 moeten buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij komt dat bij het gesprek van 26 juli 2016 ten onrechte geen tolk aanwezig was. Van een minderjarig kind kan niet worden verwacht dat zij voor een goede vertaling zorg draagt. Ook heeft eiseres haar verklaring niet ondertekend. Tijdens het gesprek van 14 september 2016 is eiseres onder druk gezet, waardoor zij antwoorden heeft gegeven die zij niet wilde geven. Ook deze verklaring heeft zij niet ondertekend. Het gespreksverslag is niet op ambtseed opgemaakt en het bestreden besluit berust alleen op de verklaringen van eiseres. Verweerder heeft voorts nagelaten een rechtmatig huisbezoek af te leggen of de partner van eiseres te horen. Het onderzoeksrapport van 14 september 2016, bijna drie maanden na het huisbezoek, is evenmin op ambtseed opgemaakt.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres ter zitting duidelijk heeft gemaakt dat zij een procesbelang heeft bij onderhavige procedure. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt, is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het maken van beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. In dit geval kan niet worden gesteld dat de vraag of eiseres voor de bijstand al dan niet terecht is aangemerkt als gehuwde voor eiseres geen feitelijke betekenis kan hebben, ook al wijzigt de hoogte van de bijstandsuitkering niet.
6.1
Voorts overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 53a, zesde lid, van de PW (voorheen: artikel 53, zevende lid, van de WWB) is verweerder bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de bijstand. Deze bevoegdheid kan steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandgerechtigden en is daartoe dus geen daaraan voorafgaand en redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist. Ook een anonieme verklaring kan een reden zijn voor een onderzoek naar de rechtmatigheid van een uitkering maar niet als bewijs voor de onrechtmatigheid van een uitkering, reeds omdat een dergelijke verklaring of brief niet controleerbaar is.
6.2
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de waarnemingen van de medewerkers van de gemeente Beverwijk geen redelijke grond vormden om over te gaan tot een huisbezoek. Daarvan is alleen sprake indien op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of de volledigheid van de door de betrokkene over zijn woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen, voor zover deze gegevens onmiskenbaar van belang zijn voor het vaststellen van (de omvang van) het recht op bijstand en deze gegevens niet op een voor betrokkene minder belastende wijze kunnen worden geverifieerd. De rechtbank is daarbij van oordeel dat sprake is geweest van een huisbezoek, nu de medewerkers van de gemeente in de woning van eiseres zijn geweest. Dat in de woning verder geen waarnemingen zijn verricht, doet hier niet aan af.
6.3
Ook is niet voldaan aan de voorwaarde van ‘informed consent’. Op grond van het gespreksverslag van 26 juli 2015 kan enkel worden vastgesteld dat de medewerkers van de gemeente eiseres het doel van het bezoek hadden meegedeeld en dat zij vervolgens van eiseres toestemming hebben gekregen de woning te betreden. Uit het verslag blijkt echter niet dat eiseres bij het verzoek toestemming te verlenen voor het huisbezoek erop is gewezen dat het weigeren van die toestemming geen gevolgen heeft voor de verlening van bijstand. Omdat er geen redelijke grond voor het huisbezoek bestond, had eiseres hierop moeten worden gewezen. In dit verband wijst de rechtbank op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
13 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2071.
6.4
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het huisbezoek onrechtmatig is geweest en dat de bevindingen van het huisbezoek buiten beschouwing dienen te worden gelaten bij de beoordeling van het recht op bijstand.
6.5
Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 23 december 2014, ECLI:NL:CRVB: 2014:4346) verzet geen rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel zich ertegen dat het bijstandverlenend orgaan na een onrechtmatig huisbezoek een nader onderzoek instelt naar de rechtmatigheid van verleende of nog te verlenen bijstand en de bevindingen van een dergelijk onderzoek bij de beoordeling van het recht op bijstand betrekt. Dat betekent dat de omstandigheid dat een huisbezoek onrechtmatig is in beginsel niet meebrengt dat de bevindingen uit een nader onderzoek niet mogen worden gebruikt bij de beoordeling van het recht op bijstand van degene jegens wie dat huisbezoek onrechtmatig is. Dit is anders indien gezegd moet worden dat het bestuursorgaan in redelijkheid geen gebruik kon maken van de bevoegdheid tot het instellen van een nader onderzoek of van de daardoor verkregen onderzoeksresultaten, gelet op de wijze waarop dat in het concrete geval is gebeurd. Hiervan is met name sprake indien nader onderzoek uitsluitend een vervolg is op en onlosmakelijk verweven is met het onrechtmatig huisbezoek, zodat sprake is van “verboden vruchten”.
6.6
Blijkens het gespreksverslag van 14 september 2016 is eiseres weliswaar geconfronteerd met het gesprek tijdens het huisbezoek van 26 juli 2016, maar de vragen die haar zijn gesteld, houden niet uitsluitend en direct verband met de bevindingen van het gesprek tijdens het huisbezoek. Tijdens het gesprek van 14 september 2016 zijn aan eiseres meer, andere en concrete vragen gesteld dan tijdens het huisbezoek van 26 juli 2016. Ook valt uit het gespreksverslag niet af te leiden dat datgene dat eiseres heeft verklaard uitsluitend het gevolg is geweest van het feit dat zij is geconfronteerd met hetgeen zij op 26 juli 2016 zou hebben verklaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de bevindingen uit dit gesprek bij de beoordeling op het recht op bijstand betrokken kunnen worden.
6.7
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het gesprekverslag kan worden geconcludeerd dat de echtgenoot van eiseres zijn hoofdverblijf heeft op het adres van eiseres. Zo heeft eiseres verklaard dat haar echtgenoot, als hij geen afspraken heeft, de hele week bij haar is, dat hij gemiddeld vijf dagen per week, maar meestal zeven dagen in de week bij haar is.
6.8
De rechtbank is niet gebleken dat eiseres tijdens het gesprek onder onaanvaardbare druk is gezet. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB (zie de uitspraak van 7 mei 2015, ECLI:NL:CRVB: 2015:1428) mag in het algemeen van de juistheid van een tegenover een sociaal rechercheur of handhavingsspecialist afgelegde verklaring worden uitgegaan en heeft een latere intrekking of ontkenning van die verklaring weinig betekenis. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij haar verklaringen niet in vrijheid dan wel onder onaanvaardbare druk heeft afgelegd. Het verhoor heeft in aanwezigheid van een tolk plaatsgevonden en eiseres werd vergezeld van een maatschappelijk werker. Het verslag is door de sociaal rechercheur en adviseur werk & inkomen naar waarheid opgemaakt en door hen getekend. Dat eiseres zelf niet heeft getekend, leidt niet tot de conclusie dat de inhoud van het gesprek niet bij de beoordeling van deze zaak kan worden meegenomen. doet daar niet aan af. Bovendien heeft eiseres verklaard dat ze liever niet wil tekenen, omdat ze dat eng vindt, maar wel begrijpt wat erin staat en dat dat goed was.
7. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat, ervan uitgaande dat eiseres gehuwd is, voor de beoordeling van de vraag of artikel 24 van de PW van toepassing is, niet van belang is of de partner van eiseres al dan niet zijn hoofdverblijf heeft op het adres van eiseres. Reeds op grond van de vaststelling dat eiseres gehuwd is, kan de wijziging van de norm in stand kan blijven.
8. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verweerder op goede gronden de bijstandsuitkering met ingang van 1 oktober 2016 heeft gewijzigd naar 50% van de gehuwdennorm.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E. Fortuin, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.