ECLI:NL:RBNHO:2017:9173
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status als werknemer in het kader van de Wet WIA en de Ziektewet tijdens detentie
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die gedurende zijn detentie werkzaamheden heeft verricht, stelde dat hij recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank diende te beoordelen of de werkzaamheden die eiser tijdens zijn detentie had verricht, gelijkgesteld konden worden met een dienstbetrekking in de zin van de Ziektewet (ZW).
De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden die eiser tijdens zijn detentie had verricht, niet als een dienstbetrekking konden worden beschouwd. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie waarin was vastgesteld dat de setting van detentie zodanig is dat deze niet kan worden vergeleken met een reguliere arbeidsverhouding. Eiser had aangevoerd dat hij tijdens zijn detentie fulltime had gewerkt en dat de verplichting om te werken tijdens detentie niet gelijkgesteld kon worden met een dienstverband. De rechtbank volgde deze redenering en concludeerde dat er geen sprake was van een dienstbetrekking in de zin van de ZW of de Wet WIA.
Daarnaast werd het verzoek van eiser om een medische deskundige te benoemen afgewezen, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat hij tijdens zijn dienstverband arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat hij niet als werknemer kon worden beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.