ECLI:NL:RBNHO:2017:9106
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de pseudo-eindheffing in het kader van de Wet op de loonbelasting 1964
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 3 november 2017, wordt de rechtmatigheid van de pseudo-eindheffing hoog loon, ook wel crisisheffing genoemd, beoordeeld. Eiseres, [X] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de afdracht van loonheffingen voor het tijdvak maart 2013, waarbij een bedrag van € 430.579, waarvan € 157.602 als crisisheffing, is afgedragen. De inspecteur van de Belastingdienst heeft het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. De rechtbank behandelt de zaak en verwijst naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin is geoordeeld dat de crisisheffing niet in strijd is met de Wet op de loonbelasting 1964 en het Eerste Protocol van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de crisisheffing niet discriminerend is en dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last voor eiseres. De rechtbank oordeelt dat de wetgever een voldoende basis heeft gelegd voor de invoering van de crisisheffing en dat deze in overeenstemming is met de geldende wetgeving. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.