ECLI:NL:RBNHO:2017:9105
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de pseudo-eindheffing in het kader van de Wet op de loonbelasting 1964
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 3 november 2017, wordt de rechtmatigheid van de pseudo-eindheffing hoog loon, ook wel crisisheffing genoemd, beoordeeld. Eiseres, [X] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de afdracht van loonheffingen voor het tijdvak maart 2014, waarbij een bedrag van € 138.193 was afgedragen, waarvan € 80.971 betrekking had op de crisisheffing. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiseres beroep instelde.
De rechtbank verwijst naar eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin is geoordeeld dat de crisisheffing niet in strijd is met de Wet op de loonbelasting 1964 en het Eerste Protocol van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de crisisheffing niet discriminerend is en dat er geen sprake is van een individuele en buitensporige last voor eiseres. De rechtbank stelt vast dat de wetgever een voldoende basis heeft gecreëerd voor de heffing en dat de heffing in het algemeen belang is, wat de rechtmatigheid ervan bevestigt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam. De rechtbank benadrukt dat bij het indienen van hoger beroep een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd en dat het beroepschrift aan bepaalde vereisten moet voldoen.