ECLI:NL:RBNHO:2017:7721
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen na overlijden erflaatster
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die was opgelegd aan de erfgenamen van een overleden vrouw. De inspecteur van de Belastingdienst had de navorderingsaanslag opgelegd voor het jaar 2010, na het overlijden van de erflaatster, mevrouw [A]. De erfgenamen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde drs. R.K. Zoethout, hebben beroep ingesteld tegen deze navorderingsaanslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de navorderingsaanslag had gehandhaafd op basis van een nieuw feit, namelijk het niet aangeven van winst uit aanmerkelijk belang door de erflaatster. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aangifte en de navorderingsaanslag uitvoerig besproken, waarbij onder andere de rol van de echtgenoot van de erflaatster en de betrokken BV aan de orde kwamen. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet onterecht had gehandeld door de navorderingsaanslag op te leggen, omdat er sprake was van een nieuw feit dat deze navordering rechtvaardigde. De rechtbank heeft ook de toepassing van de doorschuifregeling van artikel 4.17a van de Wet IB 2001 en de heffingsrente beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de navorderingsaanslag in stand blijft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.