ECLI:NL:RBNHO:2017:4203

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
15/870921-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 8 jaar gevangenisstraf voor poging tot doodslag, vrijspraak poging moord en verwerping beroep op ontoerekeningsvatbaarheid

Op 18 mei 2017 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 12 mei 2016 in Zuidoostbeemster een vrouw heeft aangevallen. De verdachte heeft het slachtoffer met een hamer op het hoofd geslagen en met een buxusschaar en messen gestoken, wat leidde tot ernstig lichamelijk letsel, waaronder een verbrijzelingsbreuk van de schedel en een klaplong. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag en diefstal van de auto van het slachtoffer. De rechtbank verwierp het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid, omdat de conclusies van de deskundigen onvoldoende onderbouwd waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van €143.187,87 gevorderd, waarvan een deel is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van €54.616,23, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/870921-16 (P)
Uitspraakdatum: 18 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 mei 2017 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.G.C. Panhorst en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.J. van Rooij, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- door een of meerdere malen met een metalen pijp, althans een langwerpig voorwerp en/of een of meerdere hamers, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die [aangeefster] te slaan en/of
- door een of meerdere malen met een buxusschaar en/of een of meerdere keukenmessen in het gezicht en/of hoofd en/of armen en/of benen, althans in het lichaam van die [aangeefster] te steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster, aan [aangeefster] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelingsbreuk van de schedel aan de achterzijde en/of een klaplong (als gevolg van een steekwond) en/of een grote hoeveelheid steekwonden over het gehele lichaam en/of meerdere breuken in de handen en/of verscheuring van de rechter oorschelp met kraakbeenletsel heeft toegebracht door
- een of meerdere malen met een metalen pijp, althans een langwerpig voorwerp, en/of een of meerdere hamers tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van die [aangeefster] te slaan en/of
- een of meerdere malen met een buxusschaar en/of een of meerdere keukenmessen in het gezicht en/of hoofd en/of armen en/of benen, althans in het lichaam van die [aangeefster] te steken;
Feit 2
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (van het merk Chevrolet, type Aveo, met [kenteken] ) heeft weggenomen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen voornoemde auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door de autosleutel uit de woning van die [aangeefster] weg te nemen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingOp 12 mei 2016 ontvangt de politie een melding dat er een vrouw is neergestoken bij het [adres] te Zuidoostbeemster. Ter plaatse zien zij het slachtoffer op een stoel zitten, van top tot teen onder het bloed, verdwaasd voor zich uitstarend. Het slachtoffer wordt door ambulancepersoneel overgebracht naar VU medisch centrum, alwaar zij wordt geopereerd.

In de woning van het slachtoffer wordt veel bloed aangetroffen en aan een deurklink in de loods bij de woning wordt een broek aangetroffen met daarin een portemonnee met Franse documenten op naam van verdachte. Kort voordat het slachtoffer werd aangetroffen, is iemand weggereden met haar auto.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord of doodslag en zo nee, of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling met voorbedachte raad.
Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de auto van het slachtoffer.

4.Bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, ofschoon er wel aanwijzingen zijn voor voorbedachte raad, het dossier onvoldoende objectieve ondersteuningspunten bevat om voorbedachte raad bewezen te achten. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, in dier voege dat verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot moord en dient te worden veroordeeld voor poging tot doodslag. Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde diefstal van een auto.
4.2
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft verklaard dat hij onder invloed verkeerde van drank en drugs en dat hij zich enkel herinnert iemand te hebben geslagen met een hamer.
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit aangevoerd dat er geen bewijs is dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer. Verdachte verkeerde onder invloed van grote hoeveelheden drugs en alcohol waardoor ieder inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. De raadsman heeft geconcludeerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het tenlastegelegde verdachte niet kan worden verweten of toegerekend en dat verdachte daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat geen sprake is van voorbedachte raad, nu verdachte niet de gelegenheid heeft gehad zich te beraden en hij volledig de weg kwijt was waardoor hij zijn gedrag niet kon sturen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak voorbedachte raadDe rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (HR 28 februari 2012,
ECLI:NL:HR:2012:BR2342, HR 15 oktober 2013,
ECLI:NL:HR:2013:963, HR 23 september 2014,
ECLI:NL:HR:2014:2761).
De verdachte heeft verklaard zich alleen te kunnen herinneren dat hij iemand met een hamer op het hoofd heeft geslagen.
Het slachtoffer heeft verklaard dat zij bij haar eerste confrontatie met verdachte op het erf een normaal gesprek met hem heeft gevoerd. Vervolgens heeft hij haar een paar uur later in de loods met een voorwerp meermalen op het hoofd geslagen. Volgens het slachtoffer stond verdachte, toen zij de loods betrad, “in de aanslag”. Het slachtoffer heeft daarna het bewustzijn verloren en kwam bij op haar bed in de slaapkamer op de begane grond. Daar is zij opnieuw aangevallen door verdachte, waarbij zij met diverse gereedschappen is gestoken.
In de woning is zowel in de loods als in de slaapkamer op de begane grond een grote concentratie bloed aangetroffen.
Afgaande op de verklaring van het slachtoffer en de aangetroffen concentraties bloed is zij twee keer aangevallen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat verdachte reeds voorafgaand aan de eerste aanval, in de loods, een plan had beraamd het slachtoffer van het leven te beroven. Doordat verdachte stelt zich weinig te kunnen herinneren, heeft de rechtbank geen inzicht verkregen in hetgeen toen en daar in hem is omgegaan. Ook uit verklaringen van anderen valt dit niet op te maken. Het enkele feit dat verdachte “in de aanslag” stond, zoals het slachtoffer heeft verklaard, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van voorbedachte raad. Niet bekend is immers hoe lang verdachte al in de aanslag stond. Dit kan een kwestie van seconden zijn geweest.
Met betrekking tot de tweede aanval, in de slaapkamer op de begane grond, acht de rechtbank evenmin bewezen dat sprake was van voorbedachte raad. Niet duidelijk is geworden hoe snel de tweede aanval de eerste is opgevolgd en evenmin is duidelijk geworden hoe de beide aanvallen zich tot elkaar verhouden. Ofschoon tussen beide aanvallen tenminste enige tijd moet zijn verstreken, bestaat over de precieze toedracht, handelwijze en gemoedstoestand van verdachte dermate veel onduidelijkheid dat de rechtbank ook ten aanzien van de tweede aanval niet bewezen acht dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van poging tot moord.
Redengevende feiten en omstandigheden [1] [2]
De rechtbank komt wel tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag en de onder 2 ten laste gelegde diefstal op grond van het volgende.
[aangeefster] bevond zich op 12 mei 2016 in haar woning op het [adres] , te Zuidoostbeemster, toen zij vanuit het badkamerraam een onbekende man zag lopen op haar erf. Zij sprak de man aan, die haar vervolgens iets vroeg in het Frans en Engels. Hij zei dat hij een adres zocht of vroeg naar een voor aangeefster onbekende naam. [3] De man zei Fransman te zijn en ‘on holiday’ te zijn. [4] Het gesprek verliep volgens aangeefster normaal en de man was adequaat en scherp, keek helder en reageerde normaal en kalm. [5]
Een aantal uren later liep aangeefster op enig moment naar de loods om iets te pakken. Toen zij de deur van de loods open deed stond dezelfde man direct voor haar met een stang of staaf in zijn handen. Hij sloeg haar daarmee meerdere keren hard op haar hoofd. Aangeefsters hoofd begon te bloeden en zij had heel veel pijn. Het volgende wat aangeefster zich herinnert is dat zij beneden in haar huis in de slaapkamer op haar rug op het bed lag. De man stond naast het bed met een buxusschaar in zijn handen en wilde haar in haar buik, arm, hals en hart steken. Aangeefster is geraakt aan de bovenkant van haar borst en in haar buik. Ook heeft de man haar geraakt met een hamer. [6]
De schoonmoeder van de buurvrouw van [adres] was aldaar op bezoek toen zij tussen 13.30 uur en 14.00 uur een lichtgrijze auto uit de richting van de woning van aangeefster zag rijden. Er zat een man achter het stuur. Kort daarna zei de buurvrouw dat er iets aan de hand was. [7] De buurvrouw zag aangeefster zwalkend over de weg lopen, helemaal onder het bloed. Zij hoorde haar zeggen: ‘Help me, help me’ en ‘Hij wilde me vermoorden’. [8] De politie is ter plaatse gekomen te Zuidoostbeemster en aangeefster is naar het ziekenhuis vervoerd waar zij een spoedoperatie heeft ondergaan. [9] Het is een feit van algemene bekendheid dat Zuidoostbeemster in de gemeente Beemster ligt.
In het ziekenhuis blijkt dat aangeefster onder meer scherprandige huidperforaties heeft opgelopen aan hoofd, hals, borst, rug, armen en benen. Deze letsels zijn veroorzaakt door inwerking van uitwendig mechanisch geweld met een scherprandig en scherp puntig voorwerp, zoals steken en/of snijden met een mes, schaar, glasscherf etc. Eén perforatie was dusdanig diep dat daardoor de borstwand was geperforeerd, waardoor een klaplong was ontstaan en een kleine bloeding in de linker bovenkwab. Ook was er sprake van zeven barstwonden van de behaarde hoofdhuid, hetgeen impliceert dat meerdere krachtige botsende geweldsinwerkingen op het behaarde hoofd hebben plaatsgevonden. Gerelateerd aan één of meerdere van deze barstwonden, was er een uitgebreide verbrijzelingsbreuk van de schedel aan beide zijden, met indeuking van botdelen. Dit impliceert zeer krachtig botsend geweld zoals bijvoorbeeld één of meerdere krachtige slagen met een hard een zwaar voorwerp, zoals bijvoorbeeld een hamer, bijl of staafvormig voorwerp. Mogelijk was de verscheuring van de rechteroorschelp eveneens het gevolg van een krachtige slag tegen het hoofd. Ook was er een verbrijzelingsbreuk van het rechter jukbeen. Verspreid in beide handen waren breuken van kootjes. Daarnaast waren er streepvormige huidbeschadigingen aan de borst, armen en het linkerbeen, oppervlakkige huidbeschadigingen aan de linker wang en het linker onderbeen en onderhuidse bloeduitstortingen aan het hoofd, armen en linker been. Tot risicovolle letsels behoren het schedelhersenletsel en de klaplong. Schedelletsel zoals bevonden bij slachtoffer is vaak aanleiding tot ernstige complicaties en overlijden. [10]
Door de politie is forensisch onderzoek naar sporen verricht in de woning van aangeefster. Aan de deurkruk van de deur tussen de loods en de woning werd een broek gevonden met aan de binnen- en buitenzijde bloed. In de broek zat een zwarte portemonnee met een Frans rijbewijs en een Franse identiteitskaart voorzien van de personalia: [verdachte] . In de directe nabijheid van de deur lag een grote concentratie bloed. In het bloed lagen houten delen van een stok of steel. Op korte afstand van de deur lagen een klauwhamer en een kop van een rubberen hamer. Op de klauwhamer, de rubberen hamer en de steel zat bloed. In de loods stond een vrieskist, waarop een bruin T-shirt, een broek en een paar zwarte sportschoenen lagen, allen bebloed. In de keuken, links naast de spoelbak, op het aanrecht lag een mes. Op zowel het heft als het lemmet zat bloed. In de spoelbak lag een heggenschaar. Op de houten handvatten en op het metalen knipdeel zat bloed. In de slaapkamer op de begane grond bevonden zich grote concentraties bloed op de wastafel, het bed, de muur bij het bed, de binnenzijde van de toegangsdeur en de vloer. Rechts naast het bed lagen op korte afstand van elkaar een bebloed lemmet van een mes en een bebloed heft. [11] De heggenschaar, het heft, het mes, de rubberen hamerkop en de houten steel zijn bemonsterd en door het Nederlands Forensisch Instituut onderworpen aan een DNA-onderzoek. De bemonsteringen van bloedsporen van de heggenschaar, het heft, het mes, de rubberen hamerkop en de houten steel leverden een match op met het DNA-profiel van aangeefster, in die zin dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is vastgesteld op een kans van kleiner van één op één miljard. [12]
Op de hamersteel is een dactyloscopisch spoor aangetroffen, te weten een in bloed dan wel met bloed gezet handpalmspoor op een deel van de in stukken gebroken steel. Dit spoor is geïndividualiseerd op de rechter handpalm van verdachte. [13]
Op camerabeelden van het pand gelegen aan [adres] is op 12 mei 2016 te zien dat er om 13:56:22 (werkelijke tijd 13:46:22 uur, rb) een grijze Chevrolet Aveo langs komt, rijdende uit de richting van perceel [nummer] . [14] De Chevrolet Aveo van aangeefster, voorzien van [kenteken] , wordt op 12 mei 2016 om 15:20 uur geregistreerd bij de grensovergang Hazeldonk, België in. [15]
Aangeefster heeft verklaard dat de sleutels van haar Chevrolet normaal gesproken op tafel liggen of op een kastje in haar woning. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in een donkere ruimte iemand heeft geslagen met een campinghamer, althans een voorwerp met een houten steel met iets zwarts eraan. Hij heeft deze persoon op het hoofd geslagen. Hij reed in een auto die niet van hem was naar Brussel. De schoenen die op de vrieskist stonden en de lichte broek die aan de deurklink hing in het huis van aangeefster zijn van hem. [17]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft, op twee verschillende aanvalsmomenten, het slachtoffer met een hamer op haar hoofd geslagen en gestoken met een buxusschaar en messen, onder meer in haar hals en borst. Het slachtoffer heeft daardoor zeer ernstig en in potentie dodelijk lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een verbrijzelingsbreuk van de schedel en een klaplong. De rechtbank is gelet op deze gang van zaken van oordeel dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd het slachtoffer van het leven te beroven en acht poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigd bewezen.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 12 mei 2016 te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster] opzettelijk van het leven te beroven,
- meerdere malen met een hamer tegen het hoofd van die [aangeefster] heeft geslagen en
- meerdere malen met een buxusschaar en messen in het gezicht en hoofd en armen en benen, althans in het lichaam van die [aangeefster] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 12 mei 2016 te Zuidoostbeemster, gemeente Beemster, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto van het merk Chevrolet, type Aveo, met [kenteken] , heeft weggenomen, toebehorende aan [aangeefster] , waarbij verdachte voornoemde auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door de autosleutel uit de woning van die [aangeefster] weg te nemen.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:poging tot doodslag
Feit 2:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Beroep op ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte
6.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte onder invloed van grote hoeveelheden drugs en alcohol verkeerde en op de bewuste dag een overdosis had genomen. De zogenoemde culpa in causa redenering gaat niet op, omdat bij verdachte niet eerder een soortgelijke impulsdoorbraak heeft plaatsgevonden onder invloed van drugs en alcohol, om welke reden hij niet bedacht kon zijn op een dergelijk concreet gevolg.
6.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet vaststaat dat verdachte op 12 mei 2016 de naar zijn zeggen overgebleven hoeveelheid drugs heeft genomen. Het is de vraag of verdachte überhaupt zoveel drugs heeft genomen, en als dat het geval is staat niet vast dat het op de dag zelf was gelet op zijn wisselende verklaringen. Verdachte heeft immers ook verklaard dat hij al vóór 12 mei 2016 zijn laatste drugs had genomen. Er is derhalve geen sprake van ontoerekeningsvatbaarheid.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Ontoerekeningsvatbaarheid
De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid het volgende. Zo er al sprake zou zijn van druggebruik – hetgeen enkel blijkt uit de verklaring van verdachte hieromtrent – is het onduidelijk op welk moment en welke hoeveelheid drugs verdachte zou hebben ingenomen, als ook in hoeverre dit invloed heeft gehad op verdachtes handelen. Verdachte heeft hierover onduidelijke en wisselende verklaringen afgelegd. Tevens wordt door aangeefster weersproken dat verdachte op 12 mei 2016 onder invloed verkeerde; zij heeft verklaard dat verdachte tijdens haar ontmoeting op het erf in de ochtend van 12 mei 2016 helder overkwam en dat zij goed met hem kon communiceren. De rechtbank is van oordeel dat het dossier en ook het verhandelde ter terechtzitting geen steun bieden voor het door de raadsman ingenomen standpunt en verwerpt het verweer.
Toerekenbaarheid
In opdracht van de officier van justitie hebben de arts in opleiding tot psychiater B. de Ridder (onder supervisie van I. Maksimovic, psychiater) en de psycholoog I.M.A.E. van Vlimmeren een psychiatrisch respectievelijk psychologisch onderzoek ingesteld omtrent de persoon van verdachte. De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen van de deskundigen, zoals neergelegd in de Pro Justitiarapporten van 30 november 2016 en 25 november 2016 en de aanvulling daarop naar aanleiding van aanvullende vragen van de officier van justitie van 13 januari 2017 en 6 januari 2017.
De psychiater komt tot de conclusie dat er ten tijde van het tenlastegelegde bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van een depressieve stoornis, eenmalig, ernstig, zonder psychotische kenmerken, thans grotendeels in remissie en in de zin van misbruik van diverse middelen. Naar de mening van de psychiater was verdachte vanuit zijn depressie in verminderde mate in staat om weerstand te bieden ten aanzien van het gebruik van cocaïne, xtc en alcohol in de periode voorafgaand aan het tenlastegelegde en kan verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd ten aanzien van het tenlastegelegde.
De psychiater merkt op dat het onderzoek in die zin beperkt is, nu het slechts is gebaseerd op de verklaringen van verdachte.
De psycholoog komt tot de conclusie dat kan worden gesteld, als het verhaal van verdachte klopt, dat er sprake is van een depressieve stoornis, recidiverend en ernstig, die thans in gedeeltelijke remissie is. Vanwege de invloed van de depressieve stoornis op zijn besluit tot middelengebruik, wordt geadviseerd hem het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Of verdachte mogelijk in een drugspsychose is geraakt valt retrospectief niet meer vast te stellen.
De psycholoog merkt op dat de Franse afkomst van verdachte maakt dat het testpsychologisch onderzoek beperkt is gebleven en het niet mogelijk is geweest om referenten te raadplegen.
De officier van justitie heeft gesteld dat de conclusies van de deskundigen niet worden gedragen door de onderliggende onderzoeksbevindingen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank over de toerekenbaarheid van verdachte
De rechtbank overweegt ten aanzien van de toerekenbaarheid het volgende. De deskundigen zijn tot hun conclusie gekomen op basis van beperkt onderzoek namelijk slechts gebaseerd op verklaringen van verdachte. Een delict scenario kon niet worden vastgesteld omdat verdachte geheugenverlies claimt door drugsgebruik. Heteroanamnese heeft niet kunnen plaatsvinden. Referenten, zoals de [naam] gemeenschap in [geboorteland] waar verdachte van april 2011 tot april 2016 heeft gewoond, zijn niet geraadpleegd. Ook vormde de Franse taal een barrière. Gezien de beperktheid van het onderzoek acht de rechtbank de genoemde conclusies in de rapporten onvoldoende onderbouwd en te vergaand. De rechtbank zal het advies van de deskundigen dan ook niet overnemen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft de officier van justitie acht geslagen op de richtlijn van het Openbaar Ministerie, waarbij de officier heeft meegewogen dat deze poging dicht tegen een voltooide doodslag aan zit, het slachtoffer in haar eigen woning is aangevallen en dat er sprake is geweest van twee aanvalsmomenten. Tevens heeft de officier van justitie de gevolgen die de feiten voor het slachtoffer hebben gehad meegewogen.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht de op te leggen straf sterk te matigen. De raadsman heeft hiertoe gewezen op het gegeven dat verdachte de Nederlandse taal niet spreekt en geen bezoek ontvangt in detentie, waardoor hij geïsoleerd is en detentie hem daardoor extra zwaar valt.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 12 mei 2016 aangeefster in haar woning op twee momenten aangevallen, namelijk eerst in de loods op haar erf en later in haar slaapkamer en is daarna weggevlucht in haar auto, haar zwaargewond alleen thuis achterlatend. Verdachte heeft haar meermalen met een hamer op haar hoofd geslagen en met een heggenschaar en messen gestoken. Het slachtoffer is hierdoor levensbedreigend gewond geraakt en moest met spoed worden geopereerd. Dat aangeefster niet is overleden, is een omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken. Door te handelen zoals hierboven omschreven, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De reden voor dit zéér gewelddadige optreden is vooralsnog onbekend gebleven. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat de gebeurtenis enorme impact heeft gehad op het slachtoffer en nog steeds heeft. Zij wordt niet alleen dagelijks getroffen door de aanblik van haar vele littekens, ook haar reuk en smaak zijn weg, ze ziet wazig en heeft een beperking aan de motoriek van haar handen. Voorts ondervindt aangeefster nog dagelijks de psychische gevolgen van het feit. Het voorval heeft niet alleen op het slachtoffer grote impact gehad, maar ook op haar naasten en de buren die haar hebben aangetroffen. Het gaat om een zeer ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en heeft geleid tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit alles verdachte zeer aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 7 september 2016, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Misdrijven tegen het leven gericht behoren tot de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Als het delict voltooid wordt, zijn de gevolgen ervan onomkeerbaar. Aan een poging tot doodslag wordt derhalve zwaar gewicht toegekend en de rechtbank is dan ook van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend is. Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een lagere straf dan de door de officier van justitie geëiste straf. De rechtbank zal verdachte conform de eis van de officier van justitie tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren veroordelen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 143.187,87 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Ter terechtzitting hebben de raadslieden van de benadeelde partij de vordering nader toegelicht.
De gestelde materiele schade bedraagt € 18.187,87 en bestaat uit:
  • Ziekenhuis- en revalidatievergoeding € 784,00
  • Eigen bijdrage ziektekostenverzekering 2016 en 2017 € 770,00
  • Reiskosten € 2.053,87
  • Hyundai auto € 5.500,00
  • Kosten onderhoud tuin € 1.140,00
  • Kosten beveiliging huis € 1.700,00
  • Huishoudelijke hulp € 6.240,00
De gestelde immateriële schade bedraagt € 125.000,00.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van
€ 14.616,23rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten.
De reiskosten van de vriend van de benadeelde partij, de kosten voor de beveiliging van het huis en de kosten voor onderhoud van de tuin komen naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze kosten niet rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde. De kosten voor huishoudelijke hulp komen naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank het volgende. Niet in geschil is dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten immateriële schade heeft geleden. Dit is door de benadeelde partij toegelicht in de schriftelijke toelichting op de vordering en is evenzeer tot uitdrukking gekomen in het door het slachtoffer uitgeoefende spreekrecht. Daaruit blijkt dat het lichamelijk letsel én de psychische gevolgen voor de benadeelde zeer groot zijn. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter zitting komt de rechtbank thans vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 40.000,00billijk voor. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen schade gekeken naar uitspraken zoals die in Nederland in soortgelijke strafzaken zijn gedaan. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat thans nog geen sprake is van een medische eindsituatie die (mogelijk) toekenning van een hoger bedrag aan immateriële schade zou kunnen rechtvaardigen.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag en diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 45, 57, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 (acht) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster]geleden schade tot een bedrag van
€ 54.616,23, bestaande uit € 14.616,23 voor de materiële en € 40.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangeefster] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op
€ 350,00en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[aangeefster]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 54.616,23,vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
300 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Warmerdam, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. de Roo,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 mei 2017.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.Het proces-verbaal van verhoor [aangeefster] d.d. 13 mei 2016, p. 75.
4.Het proces-verbaal van verhoor [aangeefster] d.d. 17 mei 2016, p. 80.
5.Het proces-verbaal van nader verhoor [aangeefster] d.d. 23 december 2016, losse bijlage.
6.Het proces-verbaal van verhoor [aangeefster] d.d. 13 mei 2016, p. 75.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] d.d. 12 mei 2016, p. 133 en 134.
8.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d. 12 mei 2016, p. 131 en 132.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2016, p. 55.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 september 2016, opgemaakt door D. Botter (forensisch arts KNMG), p. 110-112.
11.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 september 2016, p. 22-24.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 november 2016, p. 259-262 FD.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek d.d. 23 januari 2017, p. 6-9 FD aanvulling.
14.Het proces-verbaal beelden [adres] d.d. 14 mei 2016, p.40 en 42.
15.Het proces-verbaal passeren ANPR Hazeldonk d.d. 1 september 2016, p. 53.
16.Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 13 mei 2016, p. 76.
17.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 mei 2017.