ECLI:NL:RBNHO:2017:4194
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Korting op WW-uitkering in verband met deeltijdpensioen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde M.B. de Gooijer, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het verzoek om herziening van de korting op zijn WW-uitkering in verband met een deeltijdpensioen werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in februari 2013 minder is gaan werken, maar dat het deeltijdpensioen pas later is aangevraagd en niet samenhangt met een verlies aan arbeidsuren. De rechtbank oordeelde dat de korting op de WW-uitkering terecht was toegepast, omdat de pensioenuitkering als inkomen in de zin van de Werkloosheidswet moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft de stelling van de eiser dat er sprake was van een uitzonderingsregel als bedoeld in het Algemeen Inkomensbesluit (AIB) verworpen, omdat niet was aangetoond dat de pensioenuitkering in plaats was gekomen van een verlies aan arbeidsuren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.