ECLI:NL:RBNHO:2017:3782

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
8 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2942 ea
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten inzake functie toekenning binnen het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP)

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 18 mei 2017, hebben eisers beroep ingesteld tegen besluiten van de korpschef van politie, waarbij hen een functie uit het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) is toegekend. De primaire besluiten, genomen op 16 december 2013, bepaalden dat eisers per 1 januari 2012 overgaan naar de LFNP-functie Docent A (schaal 8). De bestreden besluiten van 12 juni 2014 verklaarden de bezwaren van eisers ongegrond. Tijdens de zitting op 28 maart 2017 zijn de beroepen gevoegd behandeld. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben hun bezwaren tegen de besluitvorming van de korpschef uiteengezet.

De rechtbank heeft de argumenten van eisers beoordeeld in het licht van de relevante regelgeving en eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De rechtbank concludeert dat de korpschef de transponeringstabel (TPT) ten onrechte als een algemeen verbindend voorschrift heeft aangemerkt, maar dat dit niet leidt tot een onhoudbaar resultaat van de matching. De rechtbank oordeelt dat de keuze voor het domein Ondersteuning en de functie van Docent A voldoende gemotiveerd zijn en dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied.

De rechtbank wijst de beroepen van eisers af en verklaart deze ongegrond. De uitspraak benadrukt dat de korpschef in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de omstandigheden van eisers geen onbillijkheid van overwegende aard opleveren. De rechtbank heeft de proceskosten niet toegewezen, aangezien de beroepsgronden van eisers niet slagen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 14/1391, HAA 14/2870, 14/2907 en 14/2942,

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2017 in de zaken tussen

[eiser 1] , te [woonplaats 1] ,

[eiser 2] ,te [woonplaats 2] ,
[eiser 3] ,te [woonplaats 3] ,
[eiser 4], te [woonplaats 4] , eisers
(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

De korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. F.A.M. Bot).

Procesverloop

Bij besluiten van 16 december 2013 (primaire besluiten) heeft verweerder eisers een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eisers per 1 januari 2012 overgaan naar de LFNP-functie Docent A (schaal 8). Bij besluiten van 12 juni 2014 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het hen betreffende bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld ter zitting op 28 maart 2017.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [naam] .

Overwegingen

1. In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Daartoe is een stelsel van (uiteindelijk) 92 functies met daarbij behorende functie-benamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nationale Politie (LFNP) en is vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, nr. 13079).
Voor een uiteenzetting over de onderscheiden stappen in het kader van de invoering van het LFNP alsmede een weergave van de toepasselijke regelgeving verwijst de rechtbank naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de CRvB) van 1 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL: CRVB:2015:1663.
De rechtbank beoordeelt de zaak met inachtneming van die uitspraken.
2. De uitgangspositie voor de omzetting naar het LFNP van [eiser 1] en [eiser 2] is per 31 december 2011 de specialist /009/08, bij de Dienst Executive Ondersteuning (DEO CCB ME en Explosievenveiligheid en Wapens (schaal 8).
De uitgangspositie van [eiser 3] en [eiser 4] is per 31 december 2011 de specialist APAA VIO voortgezette rijopleiding (schaal 8). Op basis van de ten aanzien van eisers vastgestelde en in rechte vaststaande uitgangspositie en de transponeringstabel (TPT) zijn de primaire besluiten genomen, die bij de bestreden besluiten zijn gehandhaafd.
3. Eisers zijn het met die uitkomst niet eens.
4.1.
Eisers handhaven ter zitting hun betoog dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen niet. Zij beroepen zich ook niet (meer) op de hardheidsclausule.
4.2.
Ter zitting zijn namens eisers gronden aangevoerd ten aanzien van de motivering van de besluitvorming en de zorgvuldigheid van de gevoerde procedure. Over die gronden heeft de CRvB inmiddels geoordeeld. Uit het betoog komt naar voren dat eisers, althans hun gemachtigde, het niet eens zijn met de oordeel van de CRvB over die gronden.
De rechtbank ziet in wat is aangedragen evenwel geen aanleiding om voor de beroepen van eisers de inmiddels gevormde jurisprudentie buiten toepassing te laten of voor eisers een andere maatstaf te hanteren dan voor hun collega’s. De rechtbank verwijst dienaangaande naar de uitspraak van de CRvB van 9 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:959.
4.2.
Eisers hebben terecht aangevoerd dat verweerder de transponeringstabel (TPT) ten onrechte heeft aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de CRvB beantwoord in zijn onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015. De overwegingen in die uitspraken zijn ook in dit geval van toepassing.
4.3.
In aansluiting op wat onder 4.2 is overwogen, wordt verder vooropgesteld dat de CRvB in genoemde uitspraken van 1 juni 2015 heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat er aan de inhoud of wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat dit voorschrift niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten en dat de transponeringstabel, hoewel deze het karakter van een algemeen verbindend voorschrift ontbeert, als grondslag mag dienen voor besluitvorming als hier aan de orde, waarbij de korpschef in beginsel mag volstaan met een verwijzing daarnaar. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. In wat eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om daarover anders te oordelen.
4.4.
Voor zover eisers betogen dat verweerder bij de keuze voor het domein Ondersteuning in strijd handelt met artikel 3, vierde lid, van de Regeling, omdat verweerder ten onrechte niet de door de Regeling voorgeschreven volgorde heeft gehanteerd, waarbij eerst het meest vergelijkbare domein dient te worden bepaald en vervolgens pas het meest vergelijkbare vakgebied, overweegt de rechtbank, dat de rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, door de CRvB zijn beantwoord in zijn uitspraak van 14 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2710. De overwegingen in deze uitspraak, zijn ook in dit geval van toepassing.
4.5.
Eisers betogen dat het resultaat van de matching onhoudbaar is te achten.
Zij hebben daartoe aangevoerd dat wat betreft hun (korps)functie niet het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, maar het domein Uitvoering. Eisers geven weliswaar les, maar het gaat daarbij om lessen in de praktijk waarbij operationele taken worden verricht in gevaarvolle situaties met alle risico’s van dien. Zo begeleiden zij politiemedewerkers tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden (op straat), waardoor zij zelf ook in aanraking komen met het operationele politiewerk. Volgens eisers leveren hun werkzaamheden een directe bijdrage aan de politietaak.
4.6.
De rechtbank overweegt dat, anders dan eisers stellen, uit de korpsfunctie-beschrijving blijkt dat de hoofdbestanddelen van de functie van Specialist/009/08 in het bijzonder gericht zijn op het bieden van ondersteuning, ontwikkeling, Opleiding/Instructie, Contacten en Overige taken. De functie is blijkens de korpsfunctiebeschrijving in het bijzonder gericht op het bieden van ondersteuning en assistentie op basis van specialistische kennis of inbreng op een specifiek vakgebied, het signaleren van ontwikkelingen op het vakgebied en ontwikkelen van instrumenten, methoden, technieken en procedures betreffende het vakgebied alsmede het overdragen van kennis van het vakgebied, onder meer door het samenstellen van handboeken, geven van voorlichting, vervaardigen van cursusmateriaal en het optreden als docent. De rechtbank overweegt voorts dat ook uit de functiebeschrijving specialist APAA VIO voortgezette rijopleiding (schaal 8) voldoende blijkt dat de kern van de korpsfunctie bestaat uit kennisoverdracht. Dat het hier gaat om de functiebeschrijvingen voor de functies benoemd als specialist doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. De hoofdbestanddelen van die functies zijn immers volgens de beschrijving, “ondersteuning, ontwikkeling, opleiding/instructie, contacten en overige taken”. Voor zover de feitelijke situatie zou afwijken van de beschrijving van de korpsfunctie, geldt dat de functiebeschrijving leidend is bij de matching en dat het voor rekening en risico van eisers komt dat zij hebben berust in het besluit tot vaststelling van zijn uitgangspositie.
4.7.
De functie van Docent A is blijkens de korpsfunctiebeschrijving in het bijzonder gericht op het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van onderwijs binnen een afgebakend, dan wel aanverwant vakgebied/specialisme teneinde studenten te ondersteunen bij het verwerven van competenties, het leveren van een bijdrage aan onderwijsontwikkeling en kennisontwikkeling alsmede het begeleiden/adviseren op dat terrein.
4.8.
Volgens pagina 50 van de Handleiding is het wezenskenmerk van een docent de overdracht van kennis en/of het aanleren van vaardigheden. Indien uit een korpsfunctie-beschrijving blijkt dat in overwegende mate sprake is van de hiervoor bedoelde elementen, is het domein Ondersteuning, vakgebied Docenten, het meest vergelijkbaar.
Dat het domein Ondersteuning het meest vergelijkbaar is, volgt uit de keuze zoals gemaakt in het systeem LFNP. In dit domein komt immers het vakgebied Docenten voor.
Dat een docent mogelijkerwijze deelneemt of ter plaatse doceert aan de (dagelijkse) politiepraktijk en/of zelf risico loopt in het kader van praktijklessen, maakt vorenstaande niet anders, gelet op meergenoemde systeemkeuze, aldus de Handleiding.
4.7.
Gelet op de korpsfunctiebeschrijvingen, de toelichting in de Handleiding alsmede de in het functievergelijkingsformulier gegeven motivering, acht de rechtbank de keuze voor het domein Ondersteuning voldoende (inzichtelijk) gemotiveerd.
4.8.
In aanmerking genomen dat het hoofdbestanddeel van de korpsfuncties van eisers bestaan uit kennisoverdracht, heeft verweerder op goede gronden de LFNP-functie van
Docent A, met als vakgebied Docenten, aan eisers toegekend. De korpschef heeft zich daarbij in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door eisers naar voren gebrachte omstandigheden niet leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard en dat evenmin sprake is van een bijzondere situatie. Uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 volgt dat het een bewuste keuze is geweest om docenten onder te brengen in het domein Ondersteuning. Dat een politieambtenaar kan overgaan naar een LFNP-functie waarvan de inhoud afwijkt van zijn korpsfunctie is bovendien inherent aan de (door de regelgever) bewust gekozen wijze waarop moet worden gematcht en is ook verklaarbaar uit het gegeven dat de werkzaamheden binnen verschillende politieregio’s worden ondergebracht in één nieuw landelijk functiegebouw.
4.9.
De conclusie is dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de matching in hun geval niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins tot een onhoudbaar resultaat heeft geleid.
4.10.
Het beroep op het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel slaagt niet.
De matching is – zoals hiervoor is overwogen – conform de Regeling geschied.
Verweerder heeft voorts – gelet op het toepasselijk toetsingskader en gezien de gedingstukken – de nodige kennis omtrent relevante feiten en de af te wegen belangen vergaard en heeft deze, gezien de motivering van het bestreden besluit, bij zijn besluitvorming betrokken. Verweerder is in het bestreden besluit ook ingegaan op de aangevoerde gronden. Daarmee is wel degelijk, zij het summier, gemotiveerd waarom het resultaat van de matching overeenkomstig de Regeling is geschied en niet anderszins onhoudbaar is te achten. Zoals de CRvB heeft overwogen in de uitspraak van 20 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB: 2016:3994, was het weliswaar beter geweest als de motivering op dit punt wat meer op de persoon van de betrokkene toegesneden was geweest, maar van een motiveringsgebrek op dit punt kan niet worden gesproken, juist nu de korpschef voor besluitvorming als hier aan de orde in beginsel mag verwijzen naar de transponeringstabel. (vergelijk de uitspraak van de Raad van 21 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1448).
4.11.
In dit verband is ter zitting door eisers ten slotte betoogd dat verweerder de ten aanzien van hen genomen bestreden besluiten ondeugdelijk heeft gemotiveerd door de transponeringstabel op te vatten als een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in verbinding met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen bezwaar en beroep openstaat, en dit als dragende overweging voor de ongegrondverklaring van hun bezwaren te hanteren.
Nu zij hiertegen terecht zijn opgekomen en hebben moeten procederen om een deugdelijke motivering te verkrijgen, maken zij aanspraak op vergoeding van proceskosten.
De rechtsvragen die met dit betoog worden opgeworpen, heeft de CRvB reeds beantwoord in zijn uitspraken van 24 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4804, en 3 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:752. De overwegingen in deze uitspraken zijn ook in dit geval van toepassing. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan ook geen aanleiding.
In het verlengde hiervan bestaat evenmin aanleiding om te bepalen dat verweerder het betaalde griffierecht vergoedt.
5. De beroepsgronden slagen niet. De beroepen zijn ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van
C.H. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.