In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de oplegging van een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht (BP) voor de aanleg van een ondergrondse hoogspanningsverbinding door TenneT TSO B.V. De eisers, bestaande uit verschillende maatschappen en een college van diakenen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, dat hen verplichtte om de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding te gedogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende overleg heeft plaatsgevonden tussen de eisers en TenneT, en dat TenneT zich in redelijkheid heeft ingespannen om tot overeenstemming te komen. De rechtbank oordeelde dat de door TenneT gedane voorstellen niet op voorhand als onwerkelijk of onredelijk konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft de stellingen van de eisers verworpen, waaronder de claim dat TenneT geen serieuze poging heeft gedaan om tot een minnelijke regeling te komen. De rechtbank concludeerde dat de Minister aan zijn vergewisplicht heeft voldaan en dat de gedoogplicht terecht is opgelegd. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en het beroep van de eisers werd ongegrond verklaard.