In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die huishoudelijke hulp ontving op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo. Eiseres had in het verleden recht op huishoudelijke hulp vanwege haar fysieke beperkingen, maar het college beëindigde deze hulp per 1 januari 2016 en stelde een algemene voorziening schoonmaakondersteuning voor. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde beroep in.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de behoeften van eiseres en de gevolgen van de beëindiging van de maatwerkvoorziening. De rechtbank oordeelde dat de algemene voorziening niet voldeed aan de eisen van de Wmo 2015, omdat deze niet als een echte algemene voorziening kon worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat eiseres recht had op de eerder toegekende huishoudelijke hulp van drie uur per week, zoals deze tot 1 januari 2016 was toegekend, en dat deze hulp per direct moest worden hervat tot de oorspronkelijke einddatum van 13 augustus 2017.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om de huishoudelijke hulp te continueren. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de behoeften van cliënten in het kader van de Wmo 2015 en de verplichtingen van gemeenten om passende ondersteuning te bieden.