ECLI:NL:RBNHO:2016:9133

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2016
Publicatiedatum
4 november 2016
Zaaknummer
15/800176-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige oplichting van vrouwen door valse hoedanigheid en samenweefsel van verdichtsels

Op 4 november 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van grootschalige oplichting van meerdere vrouwen. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2016. De officier van justitie, mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen, heeft vorderingen gedaan tegen de verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte.

De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van oplichting, waarbij de verdachte zich voordeed als medewerker van de ING-bank en andere valse identiteiten aannam om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen. Hij heeft hen onder andere geldbedragen laten overmaken en contracten laten afsluiten op hun naam, met de belofte dat hij deze later op zijn naam zou zetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan meerdere gevallen van oplichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op verschillende manieren het vertrouwen van zijn slachtoffers had misbruikt, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade voor hen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en heeft schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800176-16 (P)
Uitspraakdatum: 4 november 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A.C. Kooper-Gerritsen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart 2016 tot en met 15 april 2016 te Oostzaan en/of Heerlen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet
doen van een inschuld, te weten
- een leasecontract m.b.t. een Mercedes A klasse (voorzien van het kenteken GJ-359-R) en/of
- een of meer aanbetalingen voor die Mercedes (ten bedrage van totaal 2400 euro) en/of
- een of meer geldbedragen (5000 euro en/of een geldbedrag van 650 euro) en/of
- een KPN contract voor een Iphone inclusief hoes en/of
- een Mediamarkt contract voor een Ipad, Imac en/of een Imac-tas en/of
- het verhogen van haar creditcardlimiet,
door:
- zich tegenover die [slachtoffer 1] voor te doen als medewerker van de ING-bank en/of financieel expert en/of
- het vertrouwen te winnen van die [slachtoffer 1] door het tonen van haar financiële overzicht en/of het blijk geven van bekendheid met vertrouwelijke informatie betreffende die [slachtoffer 1] en/of door een (liefdes)relatie aan te gaan met die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] te vertellen dat hij, verdachte, voor haar de overstap van de ING naar de ABN AMRO zou regelen en/of dat hij voor die overstap 5000 euro nodig had en/of
- die [slachtoffer 1] te vragen die contracten af te sluiten op haar naam, omdat hij, verdachte, zijn legitimatiebewijs is vergeten en/of
- aan die [slachtoffer 1] gevraagd om het leasecontract voor de Mercedes op haar naam te zetten en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij in juli een erfenis zou krijgen, waarna hij het leasecontract van de Mercedes over zou zetten op zijn, verdachtes, naam, en/of
- te zeggen dat die [slachtoffer 1] de Audi van zijn, verdachtes, zus zou kunnen krijgen en/of
- die [slachtoffer 1] te zeggen dat die Audi wel nieuwe banden nodig had die zij dan zou moeten betalen en/of (vervolgens) om 650 euro voor nieuwe banden te vragen en/of
- die [slachtoffer 1] te vragen haar creditcardlimiet te verhogen voor een gezamenlijke
vakantie en/of daartoe een contactpersoon aan te reiken,
waardoor die [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovengenoemde afgifte en/of aangaan van bovengenoemde inschuld;
2.
hij in of omstreeks de periode van 05 augustus 2015 tot en met 07 augustus 2015 te Roosendaal en/of (elders) Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 1130 euro en/of 439 euro, in elk geval enig geldbedrag, door
- zich voor te als iemand die een baan kan regelen bij de overheid en/of
- te zeggen dat hij daarvoor geld nodig had voor een opleiding voor die [slachtoffer 2] en/of dat zij voor genoemde opleiding een laptop nodig had die hij, verdachte, voor haar zou regelen en/of
- ( app)berichtjes te sturen met verzoeken om geld en/of een foto van een laptop,
waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 02 september 2015 tot en met 27 september 2015 te Heerhugowaard en/of (elders) in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- een geldbedrag van 1000 euro en/of 510 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of
- een T-mobile contract voor een mobiele telefoon Samsung Galaxy S5 en/of
- een Apple Ipad Mini Retina en/of
- ( een) KPN contract(en) voor een of meerdere mobiele telefoon(s) Apple
Iphone6 en/of
- een Vodafone-contract voor een mobiele telefoon Apple Iphone 6,
door
- een afspraak met die [slachtoffer 3] te maken en/of haar vertrouwen te winnen door snel over een gezamenlijk toekomst te praten en/of
- te vertellen dat zijn nichtje haar rijlessen kon geven, waarvoor die [slachtoffer 3] het lesgeld aan hem moest geven en/of
- die [slachtoffer 3] te vragen om contracten af te sluiten op haar naam, omdat hij zijn bankpassen en/of id-bewijs kwijt was geraakt en/of
- die [slachtoffer 3] heeft toegezegd dat hij de contract(en) na het weekend op zijn naam zou overzetten, en/of
- te zeggen dat hij, verdachte de bankpas nodig had zodat hij instellingen voor die [slachtoffer 3] zou kunnen veranderen,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of aangaan van
bovengenoemde inschuld;
4.
hij in of omstreeks de periode van 30 maart 2016 tot en met 13 april 2016 te Heerlen en/of (elders) in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 2000 euro en/of 1700 euro, in elk geval enig geldbedrag, door
- een aantal afspraakjes met die [slachtoffer 4] te maken en/of
- te vertellen dat een vriend van hem een auto te koop had staan en hij, verdachte kon regelen dat zij die auto voor een inkoopprijs zou kunnen kopen en/of
- die [slachtoffer 4] te vragen om hem, verdachte, een aanbetaling te geven van 2000 euro, die hij, verdachte aan die vriend zou betalen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 4] te bellen met het verzoek 1700 euro naar hem over te maken voor het bestellen van nieuwe onderdelen voor de auto
- die [slachtoffer 4] te vertellen dat hij, verdachte de garagehouder contant zou betalen,
waardoor die [slachtoffer 4] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
5. (15/710120-16)
hij in of omstreeks de periode van 22 mei 2013 tot en met 19juni 2013 te Leiden en/of (elders) in Nederland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een lening/flexibel krediet van 35.000 euro en/of de afgifte van een geldbedrag van tweemaal 4200 euro, in elk geval enig
goed/geldbedrag, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijn [naam 1] en/of verteld dat hij werkte bij het ministerie van Veiligheid en Justitie en/of op een gegeven moment verteld dat een oom van hem een auto wilde kopen in Goes en gevraagd aan die [slachtoffer 5] of zij daarbij kon helpen en/of verteld dat zijn oom hiervoor nog 4200 euro nodig had en/of verteld dat zij het geld
diezelfde dag nog terug zou krijgen,
waardoor [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte door dat geld te pinnen en/of aan hem, verdachte te overhandigen
en/of hebben hij, verdachte, verteld dat hij samen met die [slachtoffer 5] een auto wilde
kopen en of dat hij dat via zijn werk kon doen en/of dat het financieel aantrekkelijk was als zij, [slachtoffer 5] , als zijn partners deze auto zou kopen en/of (vervolgens) aangegeven dat hij een auto wilde welke hij had gezien bij autobedrijf Wittebrug (gevestigd op de Donau 120 te ‘s-Gravenhage) en/of (vervolgens) is hij, verdachte, samen met die [slachtoffer 5] naar die auto gaan kijken en/of een bezoek aan dat garagebedrijf gebracht waarbij bleek dat die auto 29.500 Euro kostte en/of (vervolgens) verteld dat dit geld/het aankoopbedrag van die auto via zijn werk teruggestort zou worden,
waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot hem aangaan van een schuld, te weten een lening/flexibel krediet ten bedrage van 35.000 euro, althans enig geldbedrag;
6. (15/710120-16)
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2013 tot en met 12juli 2013 te Vlissingen en/of Middelburg, althans (elders) in Nederland met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van 1200,-- Euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, zich voorgedaan als zijnde genaamd [naam 2] en/of via app ge-appt/meegedeeld/aangegeven dat hij een opleiding Assurantie-B had gedaan en/of dat hij een woning had gekocht in Vlissingen en/of (vervolgens) met [slachtoffer 6] een afspraak bij een café gemaakt (teneinde haar vertrouwen te winnen) en/of (vervolgens) na een telefonisch gesprek aan die [slachtoffer 6] verteld dat diezelfde avond nog een jukebox in zijn nieuwe woning afgeleverd zou worden en/of dat die jukebox rond de 3000,-- euro zou kosten en/of aan die
[slachtoffer 6] gevraagd of zij 1500,-- kon pinnen, waardoor [slachtoffer 6] werd bewogen bovenomschreven afgifte;
7. (15/710120-16)
hij in of omstreeks de periode van 06 april 2013 tot en met 12 juli 2013 te Vlissingen en/of Middelburg en/of (elders) in Nederland met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een lening van 2800,-- Euro en/of tot de afgifte van een geldbedrag van 2000,-- Euro, in elk geval van enig goed/geldbedrag, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk
– zakelijk weergegeven - opzettelijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een afspraak met die [slachtoffer 7] gemaakt en/of zich voorgedaan als zijnde te zijn genaamd [naam 3] en/of verteld als medewerker van de ABN AMRO hackers op te sporen en/of verteld dat hij uit Amsterdam kwam en wel in Vlissingen/Middelburg zou willen komen wonen en/of een aantal (vervolg)afspraakjes met [slachtoffer 7] gemaakt waarbij is gesproken over samenwonen en trouwen en/of het maken van toekomstplannen en/of (vervolgens) aan die [slachtoffer 7] voorgesteld om een rekening te openen bij ABN AMRO en/of op die rekening samen geld te storten om van te leven, (mede) waardoor die [slachtoffer 7] een rekening bij de ABN AMRO op haar naam heeft geopend en/of daarbij een lening van 2800,-- euro heeft aangevraagd en/of verkregen en/of (aldus) die [slachtoffer 7] werd bewogen tot het aangaan van een schuld en/of werd bewogen tot afgifte van 2000,-- euro, aangezien die [slachtoffer 7] 2000,-- euro van die bankrekening bij de ABN AMRO heeft opgenomen en/of aan hem, verdachte, heeft gegeven/overhandigd;
8.
hij op of omstreeks 24 april 2016 te Oostzaan, gemeente Zaanstad, althans in Nederland opzettelijk een valselijk opgemaakt, en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een rijbewijs op zijn, verdachte ‘s naam, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd
was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
.Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 8 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Met betrekking tot de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit, primair bij gebreke van voldoende bewijsmiddelen, subsidiair omdat hetgeen de aangeefsters verdachte hebben verweten niet als oplichting kan worden gekwalificeerd nu niet is gebleken dat verdachte hen meerdere leugens heeft verteld, dan wel dat die leugens de aangeefsters ertoe hebben bewogen geld af te geven of een schuld aan te gaan.
3.3. (
Partiële) vrijspraakmet betrekking tot feit 1 ( [slachtoffer 1] ):De rechtbank komt hier tot een partiële vrijspraak. Ter zake van de aankoop van producten bij de Mediamarkt, het aangaan van een telefoonabonnement, alsmede het afsluiten van een leasecontract bij Mercedes Benz en het betalen van € 650,- voor nieuwe autobanden, kan niet worden vastgesteld dat aangeefster hiertoe is overgegaan als gevolg van enig oplichtingsmiddel zoals ten laste gelegd, zodat verdachte in zoverre van het onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Niet is gebleken dat deze betalingen/schulden het gevolg zijn geweest van de (wel vast te stellen) leugen van verdachte dat hij voor ING werkzaam was. De aankoop van producten bij de Mediamarkt en het aangaan van het telefoonabonnement zijn eerder het gevolg van de mededeling van verdachte dat hij zijn legitimatiebewijs niet bij zich had en de toezegging om de contracten later op zijn naam te zullen zetten. Gelet op de inhoud van alle aangiftes in het dossier en de samenhang daartussen ligt het niet erg voor de hand dat verdachte daarin oprecht is geweest, maar op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat dit leugens waren en dient verdachte in zoverre het voordeel van de twijfel te krijgen. Dat geldt ook ten aanzien van het leasecontract voor de Mercedes en de betaling voor nieuwe autobanden, nu aangeefster hiertoe lijkt te zijn bewogen door de mededeling van verdachte dat hij in afwachting was van een erfenis van zijn vader, terwijl niet is onderzocht of die mededeling op waarheid berust en hierover dus geen duidelijkheid bestaat.
met betrekking tot feit 2 ( [slachtoffer 2] ):De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voorhanden zijnde stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat mevrouw [slachtoffer 2] door enig oplichtingsmiddel is bewogen tot afgifte van geldbedragen. Aangeefster heeft deze geldbedragen aan verdachte betaald ten behoeve van een opleiding en/of een laptop, in verband met de toezegging van verdachte dat hij ‘een baan bij de overheid’ voor haar kon regelen mits zij genoemde investering wilde doen. Ook in dit kader heeft geen nader onderzoek plaatsgevonden omtrent het waarheidsgehalte van hetgeen verdachte aangeefster heeft voorgespiegeld. Ook hier geldt dat het gezien de overige inhoud van het dossier niet direct voor de hand ligt dat verdachte deze baan voor aangeefster kon regelen, maar zeker gezien de algemene formulering ervan kan dit niet zonder meer en niet zonder nader onderzoek worden uitgesloten. Bovendien heeft aangeefster zelf besloten van verdere bemiddeling door verdachte af te zien, zodat het waarheidsgehalte van verdachtes toezegging ook niet aan de hand van de uitkomst van de beweerde bemiddeling kan worden getoetst. Verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
met betrekking tot feit 3 ( [slachtoffer 3] ):De rechtbank komt tot een partiële vrijspraak met betrekking tot de afgifte van € 1.500,- door mevrouw [slachtoffer 3] aan verdachte ten behoeve van rijlessen. Mevrouw [slachtoffer 3] heeft aan verdachte een bedrag van € 1.500,- gegeven voor het regelen van rijlessen voor haar bij rijschool VVC-Sabrina. Verdachte zou dit voor haar regelen omdat een nichtje van hem bij die rijschool zou werken. De politie heeft niet onderzocht of er een nichtje van verdachte werkzaam is of was bij die rijschool. Evenmin heeft de politie, of aangeefster, met de rijschool contact opgenomen met de vraag of zij iets van de betaling afweten. Bij deze stand van zaken kan het door de officier van justitie gestelde leugenachtige karakter van verdachtes toezegging niet worden vastgesteld, zodat vrijspraak moet volgen van dit deel van de tenlastelegging.
met betrekking tot feit 4 ( [slachtoffer 4] ):De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voorhanden zijnde stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat mevrouw [slachtoffer 4] door enig oplichtingsmiddel is bewogen tot de afgifte van geldbedragen. Vastgesteld kan worden dat mevrouw [slachtoffer 4] een nieuwe auto wilde aanschaffen en dat verdachte een geschikte auto voor haar wist. Samen met verdachte is zij naar een garagebedrijf in Den Haag gegaan om de auto te zien, waarna een aanbetaling heeft plaatsgevonden. Naderhand heeft zij nog een bedrag ten behoeve van nieuwe onderdelen voor de auto op de rekening van verdachte gestort. Nu er geen enkel onderzoek naar dit garagebedrijf heeft plaatsgevonden, kan niet worden vastgesteld of er in dit geval sprake is geweest van oplichting. Verdachte moet dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 5, 6 ,7 en 8 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
met betrekking tot feit 1:
Op 15 april 2016 doet [slachtoffer 1] aangifte van diefstal, fraude en oplichting in de periode van 16 maart 2016 tot en met 15 april 2016 te Oostzaan en verklaart dat zij via de datingssite Tinder op 16 maart 2016 een date had met [verdachte] . Hij vertelt dat hij werkzaam is geweest in de advocatuur, maar daarmee is gestopt en terechtgekomen is bij de ING Bank. Hij is daar rayonmanager en zit in de ondernemingsraad. Hij weet dat zij al jaren klant is van ING, zowel zakelijk als privé, en dat zij een ‘hoofdpijndossier’ heeft. Hij weet ook dat zij een langdurig ziektebed achter de rug heeft. Voor haar voelt het vertrouwd en ze stelt zich erg kwetsbaar op. [verdachte] geeft aan dat hij haar wil helpen om over te stappen van de ABN AMRO Bank naar de ING Bank. Hij beschikt over een formulier met daarop al haar gegevens. Zij heeft het volste vertrouwen in [verdachte] . Op een gegeven moment zegt [verdachte] tegen haar dat hij druk bezig is met de bankzaken en dat hij een boetebedrag van € 3.786,- heeft moeten betalen. Hij zegt dit bedrag voor zijn rekening te nemen, maar nog € 5.000,- nodig te hebben om de overstap volledig te maken. Bij haar vrienden leent aangeefster € 5.000,- en geeft dit aan verdachte [2] .
Op 8 april 2016 verklaart verdachte tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, dat hij nooit bij de ING heeft gewerkt [3] .
met betrekking tot feit 3:
Op 28 september 2015 doet [slachtoffer 3] aangifte van fraude in de periode van 2 september 2015 tot en met 27 september 2015 te Heerhugowaard en verklaart dat zij via een datingssite in contact is gekomen met een man. Hij heet [verdachte] en werkt bij de ING. Op 16 september 2015 spreken ze af in Alkmaar. [verdachte] vertelt haar dat hij voor zijn baas twee telefoons moet aanvragen. Omdat hij zijn ID en bankpassen kwijt is, vraagt hij haar om abonnementen op haar naam te zetten. Na het weekeinde zou hij ze laten overschrijven. Bij T-mobile heeft [verdachte] een Samsung Galaxy S5 aangeschaft met een abonnement dat loopt tot 15 september 2017. Verder wil [verdachte] een tablet, een Apple Ipad mini retina. Hierna gaan [verdachte] en zij naar een KPN winkel, waar [verdachte] twee Apple Iphones 16GB met abonnement aanschaft. Via automatische incasso zal per maand € 72,50 per mobiele telefoon worden afgeschreven en is 2 x € 30,- in rekening gebracht voor de nieuwe aansluiting. Bij Vodafone heeft [verdachte] een abonnement voor een Apple iphone 6 afgesloten.
Die avond na het eten wordt [verdachte] gebeld door zijn baas. [verdachte] vertelt haar dat hij moet werken en is vervolgens met de tasjes met de tablet en de mobiele telefoons erin vertrokken. Hij laat niets meer van zich horen.
Bij haar aangifte heeft aangeefster de afgesloten contracten/ abonnementen overgelegd [4] .
Op 8 april 2016 verklaart verdachte tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, dat hij nooit bij de ING heeft gewerkt [5] .
met betrekking tot feit 5:
Op 17 juli 2013 (blijkens proces-verbaal van 10 november 2013 gecorrigeerd) doet [slachtoffer 5] aangifte van oplichting over de periode van 22 mei 2013 tot 19 juni 2013 te Leiden en verklaart dat zij via internet een man heeft leren kennen onder de naam [naam 1] , geboren in augustus 1978 en woonachtig aan de Zilvermeeuwlaan 160 in Den Haag. Hij werkt voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Vanaf april 2013 spreken zij dagelijks af, meestal bij haar thuis. Op 22 mei 2013 leent zij € 4.200,- aan [naam 1] zodat een oom van hem een auto kan kopen in Goes. Via het werk van [naam 1] zou zij het bedrag diezelfde dag terugkrijgen. Op 24 mei 2013 laat [naam 1] op zijn telefoon aan haar zien dat er een fout is gemaakt en dat twee keer een bedrag van € 4.200,- op haar rekening is teruggestort. [naam 1] is verzocht het teveel teruggestorte bedrag van € 4.200,- terug te brengen naar zijn werk. [slachtoffer 5] heeft toen nogmaals € 4.200,- gepind en afgegeven aan verdachte.
[naam 1] heeft haar verteld dat hij samen met haar een auto wil kopen, dat hij dit via zijn werk kan doen en dat het financieel aantrekkelijk is als zij als zijn partner de aankoop doet. De auto zal op haar naam staan en zij zal de maandtermijnen via zijn werk krijgen. De auto kost € 29.500,-. In verband met de aankoop van een Audi bij autobedrijf Witteburg gevestigd op de Donau 120 te ‘s-Gravenhage sluit [slachtoffer 5] op 8 juni 2013 bij de ABN AMRO Bank een lening af van € 35.000,-. Op 10 juni 2013 en 11 juni 2013 hebben ze in totaal een bedrag van € 30.000,- contant opgenomen. Dit geldbedrag zou [naam 1] op 13 juni 2013 naar zijn werk meenemen. Op 12 juni 2013 is zij samen met [naam 1] naar Amsterdam gegaan. [naam 1] heeft op dat moment de € 30.000,- bij zich. [naam 1] zegt tegen haar dat hij het bedrag moet afgeven op het politiebureau aan de Warmoesstraat. Even later komt [naam 1] terug en zegt tegen haar dat de persoon van personeelszaken nog een bedrag van € 5.000,- moet hebben om de financiering van de auto te regelen. Omdat [naam 1] € 300,- bij zich heeft, pint zij € 4.700,-. Vervolgens gaat [naam 1] weer weg. Even later appt hij haar dat zijn moeder is opgenomen in het AMC en vraagt of zij daarheen wil komen. Korte tijd later appt [naam 1] dat het niet meer nodig is omdat zijn moeder is overleden.
Op 13 juni 2013 heeft verdachte telefonisch contact opgenomen met haar. Hij zou het geldbedrag nog steeds bij zich hebben. Het garagebedrijf moet begrip hebben voor de situatie. Daarna heeft [slachtoffer 5] geen contact meer kunnen krijgen met [naam 1] . [naam 1] heeft tot 3 juni 2013 gebruikt gemaakt van het telefoonnummer: [telefoonnummer] . Het nieuwe telefoonnummer van hem is [telefoonnummer] [6] .
Op 28 juli 2013 verklaart [getuige] , [vestigingsplaats] , dat op 8 juni 2013 een man en een vrouw een Audi A5 bij hem hebben gekocht. Bij het maken van de proefrit moet er een legitimatiebewijs overhandigd worden. Het viel de getuige op dat de man hier onmiddellijk de leiding nam en tegen de vrouw zei dat zij haar legitimatie moest overhandigen. Het aankoopbedrag komt op € 29.595,-. Vervolgens heeft de man gezegd dat er contant betaald gaat worden. Het contract wordt ook geregistreerd op naam van de vrouw. Bij het opmaken van het contract valt het de getuige op dat de vrouw verbaasd naar de man kijkt op het moment dat zij het bedrag ziet. De man zei tegen de vrouw dat zij het contract moet tekenen.
Uiteindelijk is de auto op de afgesproken afleverdatum op 12 juni 2013 niet opgehaald [7] .
De [getuige] is werkzaam bij ABN AMRO Bank in Leiden en verklaart dat hij begin juni 2013 een krediet van € 35.000,- heeft verstrekt aan mevrouw [slachtoffer 5] . Bij haar was een man met wie zij zou trouwen. De getuige vindt het vreemd dat het niet getrouwde stel samen een krediet komt aanvragen. Uit ervaring weet de getuige dat dit in de Marokkaanse cultuur bijna niet voorkomt. De vrouw komt bij de aanvraag erg gesloten over en de getuige moet de woorden bijna uit haar trekken. Nadat het krediet is goedgekeurd, heeft mevrouw [slachtoffer 5] een dag later, in het gezelschap van dezelfde man, een bedrag van
€ 20.000,- opgenomen [8] .
Op 5 maart 2015 verklaart verdachte tegenover de politie dat [slachtoffer 5] een ex-vriendin van hem is. De achternaam [naam 1] is de achternaam van zijn moeder. Hij herkent zichzelf op de hem getoonde foto [9] .
met betrekking tot feit 6:
Op 12 juli 2013 doet [slachtoffer 6] aangifte van oplichting te Middelburg en verklaart dat zij bij ABN AMRO Bank werkt. Iets voor de meivakantie in 2013 komt er een man de bank binnen. De man kijkt haar steeds aan. Later komt hij weer de bank binnen en wil een rekening openen. Zij plant een afspraak met hem, maar de man komt dan niet opdagen. Op 13 mei 2013 komt zij de man tegen in de AH te Vlissingen. Hij geeft haar zijn telefoonnummer. De man is zeer overweldigend en flirtend. De man vraagt of zij een date met hem wil. De vrijdag daarop stuurt zij een appbericht naar het telefoonnummer [telefoonnummer]
De man vertelt dat hij jurist is en voor Meeuw werkt. Hij begint vrij snel over trouwen, kinderen en over geldzaken te praten. Hij vraagt naar haar spaargeld. Zij vraagt hem naar zijn naam. Daar doet de man een beetje vaag over. Uiteindelijk zegt hij dat hij [naam 2] heet. De man wint het vertrouwen van haar door over zijn eigen geldzaken te vertellen en te vertellen dat hij een Assurantie-B opleiding heeft gedaan. Op 20 mei 2013 spreken zij en de man af in Middelburg in een café. Daarna gaan zij naar haar woning. Hij vertelt haar dat hij een woning heeft gekocht boven restaurant Raymondo aan de Boulevard te Vlissingen en op zoek is naar een zaak waar hij meubels kan kopen. Hij vraagt haar of zij een hypotheek kan aangaan, zodat hij belastingvoordeel heeft op een auto. In de woning van [slachtoffer 6] voert de man een telefoongesprek over een jukebox die nog die avond betaald moet worden. De man vraagt of zijn zus € 1.500,- op de rekening van [slachtoffer 6] mag storten zodat zij dat bedrag er weer af kan halen. Uiteindelijk geeft zij haar rekeningnummer door. Met de man gaat zij naar Middelburg om daar het geld te pinnen. Ondertussen gaat de man naar een andere bank. Zij ziet dat er geen geld op haar rekening is gestort. De man vraagt vervolgens of hij het geld kan lenen. Zijn zus heeft niet begrepen dat het direct overgemaakt moest worden. Zij voelt weerstand, maar heeft wel € 1.200,- gepind en aan de man gegeven. Zij zegt dan dat zij erg twijfelt. De man geeft aan dat zij het geld binnen een paar dagen terug heeft. De dinsdag daarna geeft de man haar € 200,- terug. Dat geeft haar weer vertrouwen. Woensdag spreken zij weer af. Ze zijn bij haar thuis. De telefoon van de man gaat en hij wil direct weg. Zij zet hem af op het station in Middelburg. Zij vraagt nog naar haar geld en de man zegt dat hij het zal overmaken. Zij heeft haar geld niet gekregen.
Ter ondersteuning van haar aangifte heeft zij app-berichten van de periode 17 mei 2013 tot en met 23 mei 2013 bijgesloten, welke zij met [naam 2] heeft gehad. Zij heeft ook een foto van de man [10] .
Op 15 maart 2015 verklaart verdachte tegenover de politie dat hij [slachtoffer 6] kent van de ABN. Hij is haar nog geld schuldig. Zij hebben een paar keer een date gehad.
met betrekking tot feit 7:
Op 1 juli 2013 doet [slachtoffer 7] aangifte van oplichting in de periode van 6 april 2013 tot en met 12 juli 2013 te Vlissingen en verklaart dat zij in de DA werkt en daar op 6 april 2013 in contact is gekomen met een man. Zij spreken af om iets te gaan drinken. De man vertelt dat hij [naam 3] heet en dat hij voor de ABN hackers opspoort. Na het eerste afspraakje volgen meer afspraken. Er wordt gesproken over samenwonen en trouwen. [naam 3] heeft grootse plannen. Om deze te realiseren stelt hij haar voor om een gezamenlijke ABN AMRO rekening te openen. Daar kunnen zij samen geld op storten. Op 22 april 2013 opent zij deze rekening. De rekening is ook voor de man, maar staat alleen op haar naam. Alleen zij heeft een pas van de rekening. Tot 26 mei 2013 heeft [naam 3] echter het pasje met de pincode in zijn bezit. Op 25 april 2013 neemt zij € 2.000,- op. [naam 3] staat op dat moment buiten. Het geld geeft zij aan [naam 3] om het op haar Raborekening te storten. Dat is nooit gebeurd. Later blijkt dat het gaat om een bedrag van € 2.800,-.
[naam 3] heeft verder een Ipad en een Iphone met een abonnement, dat op naam van haar staat, in zijn bezit. Via een simwisseling heeft zij wel de abonnementen. Zij heeft de Iphone voor [naam 3] aangeschaft, omdat hij haar daarom gevraagd heeft en hij zoveel voor haar doet. De Ipad heeft hij zonder haar toestemming meegenomen. Op 27 mei 2013 heeft [naam 3] € 1.500,- aan haar teruggegeven. De overige € 500,- en de Ipad heeft zij nooit teruggekregen. Zij is er achter gekomen dat [naam 3] bij de reclassering bekend is als [verdachte] . Het door [naam 3] gebruikte telefoonnummer is: [telefoonnummer]
Bij haar aangifte heeft ze een foto van [naam 3] bijgesloten [11] .
De [getuige] kent verdachte als [verdachte] , desgevraagd door [slachtoffer 7] . Hij kent hem via de stichting Door. [verdachte] werkte daar niet, maar zat daar in de opvang. De stichting Door vangt mensen op via de reclassering. [verdachte] heeft een maand of drie bij stichting Door gewoond [12] .
Op 15 maart 2015 verklaart verdachte tegenover de politie dat hij [slachtoffer 7] goed kent. Het is een ex-vriendin van hem en heeft een paar maanden een relatie met haar gehad. Dat was in april/mei 2013. Zijn bijnaam is [naam 4] . Verdachte herkent zich op een getoonde foto.
Hij is haar iets schuldig. Het klopt dat voor haar een Iphone en een Ipad abonnement is afgesloten [13] .
met betrekking tot feiten 5, 6 en 7:
Op 7 april 2015 relateert verbalisant Van Rosevelt dat hij in het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte de historische rekeningafschriften van verdachte over de periode 1 januari 2013 tot en met 25 maart 2015 bij de ABN AMRO Bank heeft ingevorderd en verkregen. Gebleken is dat verdachte niet over een legaal inkomen beschikt. Verder merkt verbalisant op dat op de bankafschriften normale uitgaven voor voeding, kleding, verzekeringen en eventuele vaste lasten zoals huur en energie, ontbreken [14] .
met betrekking tot feit 8:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 8 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor door de politie d.d. 8 juni 2016, waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina 163);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant [verbalisant] d.d. 3 mei 2016 (dossierpagina’s 402 en 403);
3.5.
Bewijsoverwegingen
Voor het antwoord op de vraag of uit door verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat het slachtoffer door een samenweefsel van verdichtsels werd bewogen tot afgifte van een goed of tot het aangaan van een schuld als bedoeld in artikel 326 Sr, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer (HR 15 november 2011,
ECLI:NL:HR:2011:BQ8600 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2011:BQ8600)).
met betrekking tot feit 1:
Naar het oordeel van rechtbank laat het handelen van verdachte zich kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 Sr.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tegenover mevrouw [slachtoffer 1] heeft gelogen over zijn werkzaamheden, door te zeggen dat hij werkzaam was als rayonmanager bij de ING en dat hij voorheen advocaat was. Verdachte is bekend met de slechte financiële situatie van [slachtoffer 1] en toont persoonlijke bankbescheiden van haar. Hij deelt haar mee dat hij ervoor kan zorgen dat zij overstapt naar de ING Bank als zij daarvoor € 5.000,- betaalt. Middels de persoonlijke bankbescheiden wekt verdachte het vertrouwen van de op dat moment kwetsbare [slachtoffer 1] en wordt zij door de meerdere voornoemde leugens bewogen tot afgifte van het geldbedrag van € 5.000,-.
met betrekking tot feit 3:
Naar het oordeel van rechtbank laat het handelen van verdachte zich kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 Sr.
Blijkens de bewijsmiddelen heeft verdachte tegenover mevrouw [slachtoffer 3] gelogen over zijn baan bij de ING. Als zij samen naar Alkmaar gaan, deelt verdachte, dan kennelijk ook leugenachtig, mee dat hij voor zijn baas een paar telefoons moet aanvragen. Omdat hij geen ID en bankpassen bij zich zou hebben, vraagt hij [slachtoffer 3] om hem daarbij te helpen. Mede door de mededeling van verdachte dat hij na het weekend de afgesloten abonnementen laat overschrijven, wordt mevrouw [slachtoffer 3] bewogen om hem te helpen. Op één dag worden drie contracten bij drie verschillende providers afgesloten voor respectievelijk 4 mobiele telefoons en een Ipad. Vervolgens vertrekt verdachte met de telefoons en de Ipad en laat niets meer van zich horen. De afgesloten abonnementen worden niet overgeschreven.
met betrekking tot feiten 1 en 3:
De rechtbank neemt de aangiftes tot uitgangspunt, nu er geen enkele twijfel bestaat over de inhoud daarvan ten aanzien van de feitelijke gang van zaken. Voor zover die verklaringen slechts ten dele door schriftelijke bescheiden worden ondersteund, vindt de rechtbank steunbewijs in de samenhang tussen met name de twee onderhavige aangiftes, maar ook in de overige aangiftes tegen verdachte in het dossier. Ten aanzien van feit 1 weegt daarbij nog mee dat aangeefster ten behoeve van de betaling van € 5.000,- aan verdachte dit geldbedrag bij haar vrienden heeft geleend, waardoor verklaarbaar is dat zij daarvan geen bewijsstuk heeft kunnen overleggen.
met betrekking tot feiten 5, 6 en 7:
De rechtbank stelt vast dat de modus operandi van de oplichting van [slachtoffer 5] (feit 5), [slachtoffer 6]
(feit 6) en [slachtoffer 7] (feit 7) op essentiële punten met elkaar overeen komt. In een periode van slechts enkele maanden liet hij de drie vrouwen geloven dat hij uit was op een (langdurige) relatie met hen, maakte hij gebruik van een valse naam, verzon telkens een andere werkgever waarbij hij in dienst zou zijn – terwijl in die periode niet van enige legale inkomstenbron van verdachte is gebleken – en liet hij de slachtoffers, bij wie hij vertrouwen had gewekt, geldbedragen aan hem betalen. Na ontvangst van het geld liet hij niets meer van zich horen. Met name uit het gebruik maken van een valse naam leidt de rechtbank af dat verdachte reeds bij het aangaan van de relatie de intentie had om zijn ware identiteit te verhullen en de vrouwen op te lichten.
Op grond van dit alles acht de rechtbank bewezen dat verdachte de onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat hij zijn slachtoffers heeft opgelicht door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels in de zin van artikel 326 Sr.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 16 maart 2016 tot en met 15 april 2016 te Oostzaan met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van € 5.000,- door:
- zich tegenover die [slachtoffer 1] voor te doen als medewerker van de ING Bank en
- het vertrouwen te winnen van die [slachtoffer 1] door het tonen van haar financiële overzicht en het blijk geven van bekendheid met vertrouwelijke informatie betreffende die [slachtoffer 1] en
- die [slachtoffer 1] te vertellen dat hij, verdachte, voor haar de overstap naar de ING Bank zou regelen en dat hij voor die overstap € 5.000,- nodig had,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;
3.
hij in de periode van 2 september 2015 tot en met 27 september 2015 te Heerhugowaard met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten:
- een T-mobile contract voor een mobiele telefoon Samsung Galaxy S5 en
- een Apple Ipad Mini Retina en
- KPN contracten voor een mobiele telefoons Apple Iphone6 en
- een Vodafone-contract voor een mobiele telefoon Apple Iphone 6,
door:
- die [slachtoffer 3] te vragen om contracten af te sluiten op haar naam, omdat hij zijn bankpassen en id-bewijs kwijt was geraakt en
- die [slachtoffer 3] heeft toegezegd dat hij de contracten na het weekend op zijn naam zou overzetten,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot het aangaan van bovengenoemde schuld;
5.
hij in de periode van 22 mei 2013 tot en met 19 juni 2013 te Leiden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een flexibel krediet van € 35.000,- en de afgifte van een geldbedrag van tweemaal € 4.200,-, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als [naam 1] en verteld dat hij werkte bij het ministerie van Veiligheid en Justitie en op een gegeven moment verteld dat een oom van hem een auto wilde kopen in Goes en gevraagd aan die [slachtoffer 5] of zij daarbij kon helpen en verteld dat zijn oom hiervoor nog € 4.200,- nodig had en verteld dat zij het geld diezelfde dag nog terug zou krijgen, waardoor [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte door dat geld te pinnen en aan hem, verdachte, te overhandigen en hebbende hij, verdachte, verteld dat hij samen met die [slachtoffer 5] een auto wilde kopen en dat hij dat via zijn werk kon doen en dat het financieel aantrekkelijk was als zij, [slachtoffer 5] , als zijnde partners deze auto zou kopen en vervolgens aangegeven dat hij een auto wilde die hij had gezien bij autobedrijf Wittebrug (gevestigd op de Donau 120 te ‘s-Gravenhage) en vervolgens is hij, verdachte, samen met die [slachtoffer 5] naar die auto gaan kijken en heeft hij een bezoek aan dat garagebedrijf gebracht waarbij bleek dat die auto € 29.500,- kostte en vervolgens heeft hij verteld dat dit geld via zijn werk teruggestort zou worden, waardoor die [slachtoffer 5] werd bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een flexibel krediet ten bedrage van € 35.000,-;
6.
hij in de periode van 1 mei 2013 tot en met 12 juli 2013 te Vlissingen en/of Middelburg, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van € 1.200,-, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde genaamd [naam 2] en geappt dat hij een opleiding Assurantie-B had gedaan en dat hij een woning had gekocht in Vlissingen en vervolgens met [slachtoffer 6] een afspraak bij een café gemaakt en vervolgens na een telefonisch gesprek aan die [slachtoffer 6] verteld dat diezelfde avond nog een jukebox in zijn nieuwe woning afgeleverd zou worden en dat die jukebox rond de
€ 3.000,- zou kosten en aan die [slachtoffer 6] gevraagd of zij € 1.500,- kon pinnen, waardoor [slachtoffer 6] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7.
hij in de periode van 06 april 2013 tot en met 12 juli 2013 te Vlissingen en/of Middelburg met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 7] heeft bewogen tot het aangaan van een schuld, te weten een lening van € 2.800,- en tot de afgifte van een geldbedrag van € 2.000,-, hebbende verdachte met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – opzettelijk en in strijd met de waarheid een afspraak met die [slachtoffer 7] gemaakt en zich voorgedaan als [naam 3] en verteld als medewerker van de ABN AMRO hackers op te sporen en verteld dat hij uit Amsterdam kwam en wel in Vlissingen/Middelburg zou willen komen wonen en een aantal vervolgafspraakjes met [slachtoffer 7] gemaakt waarbij is gesproken over samenwonen en trouwen en het maken van toekomstplannen en vervolgens aan die [slachtoffer 7] voorgesteld om een rekening te openen bij ABN AMRO en op die rekening samen geld te storten om van te leven, mede waardoor die [slachtoffer 7] een rekening bij de ABN AMRO op haar naam heeft geopend en daarbij een lening van € 2.800,- heeft aangevraagd en verkregen en aldus die [slachtoffer 7] werd bewogen tot het aangaan van een schuld en werd bewogen tot afgifte van € 2.000,-, aangezien die [slachtoffer 7] € 2.000,- van die bankrekening bij de ABN AMRO heeft opgenomen en aan hem, verdachte, heeft gegeven;
8.
hij op 24 april 2016 te Oostzaan, gemeente Zaanstad, opzettelijk een valselijk opgemaakt geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een rijbewijs op zijn, verdachtes naam, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten:

Het bewezenverklaarde levert op:
met betrekking tot de feiten 1, 3, 5, 6 en 7, telkens:
oplichting.
met betrekking tot feit 8:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest, onder de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 14 oktober 2016.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, in geval van een bewezenverklaring, verzocht een groter deel dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, nu Reclassering Nederland tevens elektronische detentie heeft geadviseerd. Daarnaast wijst de raadsman op een tweetal uitspraken in volgens hem vergelijkbare zaken van rechtbanken (ECLI:NL:RBNHO:2016:5346 en ECLI:NL:RBZWB:2016:3725), waarbij aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf is opgelegd. Bovendien zijn de slachtoffers erbij gebaat dat verdachte eerder vrijkomt, omdat hij dan gelegenheid heeft de schulden in te lossen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen. Hij wist het vertrouwen te winnen van zijn slachtoffers en heeft dit vertrouwen vervolgens ernstig misbruikt. Daarbij ging hij geraffineerd te werk en heeft hij louter gehandeld uit winstbejag. Verdachte lijkt zich geen enkele rekenschap te hebben gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De slachtoffers zijn ernstig gedupeerd en zullen mogelijk nog lange tijd de gevolgen ondervinden van hetgeen verdachte hen heeft aangedaan. Deze gevolgen zijn zowel financieel door gemaakte schulden die zij moeten afbetalen of spaargeld dat zij kwijt zijn, als emotioneel doordat hun vertrouwen diep is beschaamd. Tot slot heeft verdachte een vals rijbewijs voorhanden gehad. Hieruit blijkt dat verdachte niet schuwt ook het openbaar vertrouwen, het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moet kunnen stellen, te beschamen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 september 2016, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 14 oktober 2016 van M. Rovers, als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
Dit reclasseringsrapport houdt - voor zover van belang - in:
Betrokkene is een 38-jarige man die wordt verdacht van oplichting. Hij acht zich niet schuldig aan het tenlastegelegde. Er is sprake van een delict patroon met betrekking tot vermogensdelicten zonder geweld. Als criminogene factoren worden de factoren denkpatronen en antisociale gedragingen beschouwd. Daarnaast vormen de instabiliteit op het gebied van basisvoorwaarden zoals huisvesting, inkomen en dagbesteding een risicofactor maar zijn deze ook het gevolg van de problematiek op het gebied van de denkpatronen en de antisociale gedragingen. Betrokkene uit het verlangen naar een maatschappelijk aanvaarde levensstijl. Wij kunnen echter, zolang hij zich in detentie bevindt, niet bepalen in hoeverre sprake is van een sociaal wenselijke presentatie. Betrokkene geeft aan te zullen meewerken met bijzondere voorwaarden. Daarbij dient te worden aangetekend dat in het verleden zulke voornemens niet leidden tot een succesvolle afronding van programma's.
Gezien de criminogene factoren, achten wij het recidiverisico hoog.
Gezien onttrekkingen aan voorwaarden in het verleden, achten wij het risico hoog.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden moet worden opgelegd. Het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf of een voorwaardelijke straf, al dan niet met bijzondere voorwaarden, is een gepasseerd station, gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten, de eerdere veroordelingen van verdachte voor soortgelijke feiten en het volledig lijken te ontbreken van enig inzicht in het laakbare van zijn handelen en het niet blijk geven van enige intrinsieke motivatie om tot gedragsverandering te komen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte zich in het verleden onvoldoende heeft gehouden aan de hem opgelegde bijzondere voorwaarden. Weliswaar heeft verdachte aangegeven dat hij zich aan de eventueel op te leggen voorwaarden zal houden, doch de reclassering acht het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan de voorwaarden hoog. Bovendien heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende blijk gegeven dat hij zich thans wel aan eventuele voorwaarden zal houden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf gekeken naar opgelegde straffen in vergelijkbare zaken en rekening gehouden met de (partiële) vrijspraken voor een deel van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, waardoor de straf lager uitkomt dan door de officier van justitie is gevorderd.

7.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten
1
stk. Rijbewijs Kl.: roze, vals 4654987650,
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Dit voorwerp behoort verdachte toe en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feit. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormeld in beslag genomen voorwerp in strijd met de wet of het algemeen belang.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten
1. stk. Telefoontoestel Iphone 6s [nummer 3] dient te worden teruggegeven aan
[slachtoffer 1] , aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4. 1.00 stk. Zonnebril Kl: goudkl. Louis Vuitton [nummer 4] zit in een bruine brillenkoker;
7. 1.00 stk. bankpas GWK Travelex [bankrekeningnummer 1]
9. 1.00 stk. Bankpas Repsol Masland [bankrekeningnummer 2] ,
dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5. 1.00 stk. bankpas ABN-AMRO [bankrekeningnummer 3] ,
6. 1.00 stk. Bankpas Kl: zwart Via Buy [bankrekeningnummer 4] ,
8. 1.00 stk. Bankpas Classic Card [bankrekeningnummer 5]
10. 1.00 stk. Visitekaartjes Biertaxi Adam, [nummer 1] en
11. 1.00 stk. Identiteitsbewijs [ID nummer] ,
12. 1.00 stk. Identiteitsbewijs Marokkaans, [nummer 1] en
14. 1.00 stk. Etui Kl: bruin, [nummer 2] ,
dienen te worden teruggegeven aan de beslagene.

9.Vorderingen benadeelde partij

9.1.
[slachtoffer 1]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft mr. J.C. Dekkers verbonden aan DAS rechtsbijstand een vordering tot schadevergoeding van € 14.123,90 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De schade is als volgt opgebouwd:
- betaling overstap ABN naar ING € 5.000,00
- autobanden € 600,00
- Telefoon (KPN) € 1.084,22
- Apple Mac Book & Ipad € 2.904,48
- Autoschade € 644,50
- diefstal creditcard en pinpas € 3.390,79
- kosten rechtsbijstand (eigen bijdrage DAS) € 500,00
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 5.000,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte partieel is vrijgesproken van de overige tenlastegelegde onderdelen van de tenlastelegging, kan de benadeelde partij in die onderdelen van haar vordering niet worden ontvangen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 500,00, zijnde de eigen bijdrage, welke de benadeelde partij heeft moeten voldoen aan de DAS Rechtsbijstand.
9.2.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.569,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
9.3.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.332,45 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Het bedrag is als volgt samengesteld:
- contant geld € 1.510,00
- opgenomen geld € 620,00
- vervangen pinpas € 7,50
- T-Mobile € 1.216,96
- KPN € 1.258,00
- Vodafone € 719,99
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 3.194,95 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit, te weten de kosten voor de afgesloten abonnementen. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 3.194,95, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu verdachte partieel is vrijgesproken van de overige tenlastegelegde onderdelen van de tenlastelegging, kan de benadeelde partij in die onderdelen van haar vorderingen niet worden ontvangen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.4.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.880,88 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
9.5.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 57.068,57 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 5 ten laste gelegde feit, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
- aflossing lening € 47.230,55
- weggenomen spaartegoed € 9.400,00
- huur auto € 258,99
- boete CJIB € 179,03.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 43.400,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 5 bewezen verklaarde feit, waarbij de rechtbank is uitgegaan van een bedrag van € 35.000,- voor de afgesloten lening voor de auto. Dit bedrag is immers ter beschikking gesteld aan verdachte. De kosten voor de huur van de auto en de betaalde boete aan het CJIB komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze posten geen rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van 43.400,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.6.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 1.000,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 6 ten laste gelegde feit, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 6 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
9.7.
[slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.688,75 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 7 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
- gepind geld € 500,00
- Ipad abonnement € 888,75
- Iphone abonnement € 1.800,00
- immateriële schade € 500,00
Nu de benadeelde partij haar vordering met betrekking tot de materiële schade niet met bescheiden heeft onderbouwd, terwijl de vordering gemotiveerd wordt betwist, dient zij naar het oordeel van de rechtbank niet te worden ontvangen in haar vordering.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat toewijzing van immateriële schade in vermogensdelicten slechts in zeer bijzondere gevallen plaatsvindt. In het onderhavige geval ziet de rechtbank zonder nadere onderbouwing van de post geen aanleiding om aan de benadeelde partij een vergoeding wegens immateriële schade toe te kennen. Weliswaar worden vermogensdelicten uiteraard veelal als zeer belastend ervaren, hetgeen blijkens de toelichting op de vordering van de benadeelde partij ook nu het geval is, maar dit betekent nog niet dat er immateriële schade in de zin van de wet is geleden.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1, 3, 5 en 6 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: oplichting meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van de respectievelijke vordering van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36b, 36c, 36f, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feiten 2 en 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
 Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 3, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Onttrekt aan het verkeer:
3. 1.00 stk. Rijbewijs Kl.: roze, vals 4654987650,
 Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van het navolgende voorwerp:
1. stk. Telefoontoestel Iphone 6s [nummer 3]
 Gelast de teruggave aan de beslagene van de navolgende voorwerpen:
5. 1.00 stk. bankpas ABN-AMRO [bankrekeningnummer 3] ,
6. 1.00 stk. Bankpas Kl: zwart Via Buy [bankrekeningnummer 4] ,
8. 1.00 stk. Bankpas Classic Card [bankrekeningnummer 5]
10. 1.00 stk. Visitekaartjes Biertaxi Adam, [nummer 1] en
11. 1.00 stk. Identiteitsbewijs [ID nummer]
12. 1.00 stk. Identiteitsbewijs Marokkaans, [nummer 1] en
14. 1.00 stk. Etui Kl: bruin, [nummer 2] .
 Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
4. 1.00 stk. Zonnebril Kl: goudkl. Louis Vuitton [nummer 4] zit in een bruine brillenkoker;
7. 1.00 stk. bankpas GWK Travelex [bankrekeningnummer 1] ,
9. 1.00 stk. Bankpas Repsol Masland [bankrekeningnummer 2] .
 Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 7] niet-ontvankelijk in hun respectievelijke vorderingen.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,- (vijf duizend euro)bestaande uit de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 500,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,- (vijf duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.194,95 (drie duizend en een honderd en vier en negentig euro en vijf en negentig cent)bestaande uit de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 3]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.194,95 (drie duizend en een honderd en vier en negentig euro en vijf en negentig cent)bestaande uit de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
41 (een en veertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 5]geleden schade tot een bedrag van
€ 43.400,- (drie en veertig duizend en vier honderd euro) bestaande uit de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 5] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 43.400,- (drie en veertig duizend en vier honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
252 (twee honderd en twee en vijftig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,- (een duizend euro) bestaande uit de materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,- (een duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. D.D.M. Hazeu en mr. H.A. Stalenhoef, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2016.
Mr. Van Andel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , inhoudende de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 15 april 2016 (doorgenummerde pagina’s 20 tot en met 25, met bijlagen)
3.verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, op 8 april 2016
4.proces-verbaal van verbalisant [slachtoffer 3] , inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 28 september 2015 (doorgenummerde pagina’s 197 tot en met 214)
5.verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, op 8 april 2016
6.proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , houdende de aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 17 juli 2013 doorgenummerde pagina’s 52 en 53 + bijlagen op pagina’s 54 t/m 60)
7.proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] inhoudende getuigenverklaring van [getuige] d.d. 28 juli 2013 (doorgenummerde pagina’s 62 tot en met 65)
8.proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] inhoudende getuigenverklaring van [getuige] .d. 22 juli 2013 (doorgenummerde pagina’s 74 en 75)
9.proces-verbaal van [verbalisant] , inhoudende de verklaring van verdachte d.d. 15 maart 2015 (pagina 22)
10.proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , inhoudende de aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 12 juli 2013 (doorgenummerde pagina’s 83 tot en met 86)
11.proces-verbaal van [verbalisant] , inhoudende de aangifte van [slachtoffer 7] d.d. 12 juli 2013 (doorgenummerde pagina’s 117 tot en met 122)
12.proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] d.d. 23 oktober 2013, inhoudende de getuigenverklaring van Xander Dennis Goossen (doorgenummerde pagina’s 123 en 124)
13.proces-verbaal van [verbalisant] , inhoudende de verklaring van verdachte d.d. 15 maart 2015 (pagina’s 23 en 24)
14.proces-verbaal van [verbalisant] d.d. 7 april 2015, inhoudende onderzoek naar de bankrekening van [verdachte] (doorgenummerde pagina’s 166 en 167, met bijlagen op 168-173)