In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 29 september 2016, wordt de bijstandsverlening aan een vluchteling en zijn minderjarige echtgenote behandeld. Eiser, een vluchteling uit Syrië, ontving bijstand naar de norm van een alleenstaande, terwijl zijn echtgenote, die ook uit Syrië was gevlucht, geen bijstand ontving omdat zij minderjarig was. De rechtbank oordeelt dat de situatie van de echtgenote, die vanwege de oorlog in Syrië haar ouders niet kan aanspreken voor financiële ondersteuning, als een uitzonderingssituatie moet worden beschouwd. De rechtbank stelt vast dat er zeer dringende redenen zijn om af te wijken van de standaardbepalingen van de Participatiewet (PW) die minderjarigen uitsluiten van bijstandsverlening. De rechtbank herroept het besluit van de gemeente en kent bijstand naar de norm van gehuwden toe aan beide eisers, met terugwerkende kracht. Daarnaast wordt de gemeente opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over de bijzondere bijstand voor stofferings- en inrichtingskosten, waarbij de rechtbank opmerkt dat de eerder toegekende bedragen niet voldoende zijn. De rechtbank wijst ook op de proceskosten die de eisers hebben gemaakt en veroordeelt de gemeente tot betaling hiervan. De uitspraak benadrukt de noodzaak om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van vluchtelingen in het kader van de sociale zekerheidswetgeving.