In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 augustus 2016 uitspraak gedaan in de zaken HAA 15/1884 en HAA 15/1885, waarin eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden mr. A.J. van der Schaaf en mr. S. Bharatsingh, in beroep zijn gekomen tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amsterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 niet op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Hierdoor is de bezwaartermijn pas gaan lopen op de dag van ontvangst van het aanslagbiljet door de eisers, wat in dit geval op 27 februari 2007 was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaarschriften van eisers tijdig zijn ontvangen, namelijk op 8 maart 2007, en dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaren. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw op de bezwaren te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 992 en is het betaalde griffierecht van € 90 aan eisers vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam.