ECLI:NL:RBNHO:2016:6307

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 augustus 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
HAA - 15 _ 1884 en 15 _ 1885
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaarde bezwaren tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 augustus 2016 uitspraak gedaan in de zaken HAA 15/1884 en HAA 15/1885, waarin eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden mr. A.J. van der Schaaf en mr. S. Bharatsingh, in beroep zijn gekomen tegen de uitspraken van de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amsterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 niet op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Hierdoor is de bezwaartermijn pas gaan lopen op de dag van ontvangst van het aanslagbiljet door de eisers, wat in dit geval op 27 februari 2007 was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaarschriften van eisers tijdig zijn ontvangen, namelijk op 8 maart 2007, en dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaren. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw op de bezwaren te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 992 en is het betaalde griffierecht van € 90 aan eisers vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Holland
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummers: HAA 15/1884 en 15/1885
proces-verbaal van de mondelinge uitspraken van de meervoudige kamer van 3 augustus 2016 in de zaken tussen

[X 1] , wonende te [Z] , eiseresen [X 2] , wonende te [Z] , eiser,

tezamen met eiseres hierna te noemen eisers
(gemachtigden: mr. A.J. van der Schaaf en mr. S. Bharatsingh),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Amsterdam, verweerder.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 16 maart 2015 op de bezwaren van eisers tegen de aan hen voor het jaar 2001 opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (met boete en heffingsrente).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft voor beide zaken gezamenlijk plaatsgevonden op 27 juli 2016. Namens eisers is als gemachtigde verschenen mr. S. Bharatsingh. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. T.V. van der Veen en H.P.E. Bourne.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- verklaart de bezwaren ontvankelijk;
- draagt verweerder op om opnieuw op de bezwaren te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 992;
- draagt verweerder op het voor beide zaken in totaal betaalde griffierecht van € 90 aan eisers te vergoeden.

Overwegingen

1. In geschil is of eisers terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaren.
2. Ingevolge artikel 22j, aanhef en onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) in samenhang met artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vangt de termijn voor het instellen van bezwaar aan met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3. De navorderingsaanslagen zijn gedagtekend 29 december 2006. Eisers hebben de ontvangst van de navorderingsaanslagen betwist en daarbij gemotiveerd gesteld dat verzending van de navorderingsaanslagen door verweerder niet (juist) heeft plaatsgevonden, waardoor de navorderingsaanslagen niet eerder dan 27 februari 2007 bekend zijn gemaakt aan eisers en de bezwaartermijn dus eerst vanaf die datum is gaan lopen.
4. De rechtbank stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Bekendmaking van een besluit kan ingevolge 3:41 van de Awb onder meer geschieden door toezending. Indien de bekendmaking van een belastingaanslag geschiedt door toezending, kan in de regel ervan worden uitgegaan dat met de terpostbezorging van de belastingaanslag de bekendmaking heeft plaatsgevonden.
Het is, gelet op de betwisting door eisers, aan verweerder om aannemelijk te maken dat hij de navorderingsaanslagen, zoals hij heeft gesteld, ter post heeft bezorgd. Ter zitting is vast komen te staan dat verweerder hiertoe niet in staat is. Dit brengt mee dat moet worden aangenomen dat de navorderingsaanslagen niet op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt. De bezwaartermijn vangt in dat geval pas aan op de dag van de ontvangst van het aanslagbiljet of een afschrift daarvan door de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger (vgl. HR 15 maart 2000, nr. 34.999, ECLI:NL:HR:2000:AA5141, BNB 2000/220)
.Tussen partijen is niet in geschil dat de bezwaartermijn in dit kader is aangevangen op 27 februari 2007. Aangezien de bezwaarschriften nadien binnen de wettelijke bezwaartermijn – op 8 maart 2007 – zijn ontvangen door verweerder, zijn eisers ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaren.
5. Partijen hebben ter zitting gezamenlijk verklaard dat de zaken bij ontvankelijkheid van de bezwaren dienen te worden teruggewezen naar verweerder. De rechtbank ziet geen aanleiding anders te beslissen (vgl. HR 9 juni 2006, nr. 41.130, ECLI:NL:HR:2006:AX7330).
6. Gelet op het vorenoverwogene zijn de beroepen van eisers gegrond verklaard, zijn de uitspraken op bezwaar vernietigd, zijn eisers ontvankelijk in hun bezwaar verklaard en zijn de zaken teruggewezen naar verweerder ter inhoudelijke beoordeling daarvan.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor 1, waarbij geldt dat de twee zaken van eisers samenhangend zijn in de zin van artikel 3 van het Besluit, zodat genoemd bedrag eenmaal voor vergoeding in aanmerking komt). De rechtbank ziet in de handelwijze van verweerder geen onzorgvuldigheid die aanleiding geeft voor een hogere wegingsfactor zoals de gemachtigde van eisers ter zitting heeft bepleit.
Een eventuele vergoeding van de kosten van bezwaar dient door verweerder te worden beoordeeld bij de (hernieuwde) behandeling van de bezwaren.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Jong, voorzitter, en mr. M.C. van As en mr. J. Gooijer, leden, in aanwezigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.