De rechtbank ziet zich, gelet op het bepaalde in artikel 55.2, onder d, van de planregels, verder gesteld voor de vraag of het gebruik in overeenstemming was met het voorheen geldende bestemmingsplan.
Derde-partij heeft ter zitting toegelicht dat alles wat tijdens de controle door verweerder op 12 augustus 2014 op het perceel is waargenomen zich bevindt dan wel plaatsvindt binnen het gedeelte van het perceel met de aanduiding “gronddepot” en dat het gedeelte van het perceel met deze aanduiding onder het vorige en huidige bestemmingsplan dezelfde omvang heeft.
De rechtbank is, mede gelet op het onder 3.5 overwogene, van oordeel dat het gebruik dat van het perceel wordt gemaakt zoals dat door verweerder is geconstateerd in augustus 2014 in overeenstemming is met de voorheen ter plaatse geldende bestemming “Bedrijf – Agrarisch Loonbedrijf” alsmede met de ook toen geldende aanduiding “gronddepot”.
Binnen de aanduiding gronddepot is het naar het oordeel van de rechtbank toegestaan grond op te slaan. Daarnaast is het opslaan van puin, groen (tuinafval), bestratingsmateriaal, hout en baggermateriaal, het stallen van voertuigen als graafmachines, shovels en vrachtwagens, het stallen van bouwketen en opslagcontainers en het zeven van grond naar het oordeel van de rechtbank toegestaan binnen de bestemming “Bedrijf-Agrarisch Loonbedrijf”. Dergelijk gebruik behoort naar het oordeel van de rechtbank tot werkzaamheden die passen binnen de reguliere bedrijfsvoering, welke werkzaamheden blijkens de definitie van het begrip “agrarisch loonbedrijf” al dan niet in combinatie met grondverzetwerkzaamheden kunnen worden verricht.
Van het (permanent) storten van puin zoals bedoeld in artikel 33.1, aanhef, onder e, van de planregels is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Ter zitting heeft derde-partij toegelicht dat als gevolg van het verrichten van tot de reguliere bedrijfsvoering behorende werkzaamheden puin vrijkomt. Dit puin wordt tijdelijk op de grond gedeponeerd en na hooguit een maand afgevoerd met gebruikmaking van containers. Gezien deze toelichting is de conclusie gerechtvaardigd dat, indien dergelijk gebruik niet zou zijn toegestaan, de op grond van de bestemming toegestane bedrijfsvoering ten onrechte zou worden ingeperkt. Het tijdelijk opslaan van het puin vormt naar het oordeel van de rechtbank een onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering.
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat van strijd met het bepaalde in artikel 33.1, aanhef en onder d en e, van de planregels van het voorheen geldende bestemmingsplan geen sprake is en dat het gebruik aldus in overeenstemming was met dat bestemmingsplan. Ook aan het bepaalde in artikel 55.2, onder d, van de planregels is aldus voldaan.