Op 25 maart 2016 diende mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, een bezwaarschrift in tegen de afwijzing van de rechter-commissaris om twee verbalisanten te horen in een strafzaak. De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, behandelde het bezwaarschrift op 29 april 2016. De rechtbank oordeelde dat het horen van de verbalisanten niet van belang was voor het vaststellen van relevante feiten in het kader van het onderzoek naar een mogelijk vormverzuim of voor de strafmaat. De rechter-commissaris had eerder op 16 maart 2016 het verzoek tot het horen van de getuigen afgewezen, omdat de onderbouwing van het verzoek niet voldoende was om aan te nemen dat het horen van de getuigen relevant zou zijn voor de zaak. De rechtbank bevestigde deze beslissing en verklaarde het bezwaarschrift ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de verklaringen van de verbalisanten niet uitsloten dat de verdachte meerdere keren door de politiehond was gebeten, maar dat dit niet relevant was voor de beslissing in de strafzaak. De rechtbank concludeerde dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn afwijzing had kunnen komen en verklaarde het bezwaarschrift ongegrond.