ECLI:NL:RBROT:2013:BZ9514
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H. Janssen
- T. Trotman
- J.L.M. Boek
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift ex artikel 182 lid 6 Sv en de rol van de rechter-commissaris in het strafproces
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 april 2013 een beslissing genomen op een bezwaarschrift van de verdachte, ingediend tegen een beschikking van de rechter-commissaris. De rechtbank bespreekt de nieuwe positie en bevoegdheden van de rechter-commissaris in het licht van de Wet versterking positie rechter-commissaris. De rechtbank behandelt de verschillende fasen van het strafproces, waaronder de fase voor en na het dagvaarden, en de fase van het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank legt uit dat de rechter-commissaris niet meer primair als onderzoeksrechter opereert, maar als rechter in het vooronderzoek, die toezicht houdt op het goede verloop van het opsporingsonderzoek. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat de rechter-commissaris in deze zaak met het onderzoek is belast op basis van een verwijzingsopdracht van de rechtbank. De beslissing van de rechtbank is uitvoerig gemotiveerd en houdt rekening met de relevante wetsartikelen en de rolverdeling tussen de rechter-commissaris en de zittingsrechter. De rechtbank benadrukt dat de zittingsrechter de regiefunctie heeft na dagvaarding en dat de rechter-commissaris alleen op verwijzing van de zittingsrechter onderzoekshandelingen kan verrichten. De rechtbank verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn bezwaar, waarmee de beslissing van de rechter-commissaris wordt bevestigd.