ECLI:NL:RBNHO:2016:1673

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
15/810349-15 en 15/700113-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake poging woninginbraak, voltooide woninginbraak en diefstal van een auto met vrijspraak voor diefstal

Op 25 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot woninginbraak, voltooide woninginbraak en diefstal van een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij rekening is gehouden met de omstandigheid dat de verdachte bij zijn aanhouding door een politiehond is gebeten, wat leidde tot een strafvermindering van een maand. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging dat er geen sprake was van poging en medeplegen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de misdrijven, waaronder getuigenverklaringen en sporenonderzoek. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij daarbij betrokken was. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/810349-15 en 15/700113-12 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 25 februari 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 februari 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. van Oosten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 22 oktober 2015 te Haarlem, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen uit een woning, althans een pand aan de [straatnaam] 1A een of meer goederen van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), en/of dat (die) weg te nemen goed(eren) onder zijn (hun)
bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning, althans dat pand is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader[s], althans een of meer van hen een deur van die woning, althans dat pand heeft/hebben geforceerd, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen tengevolge van de van zijn, verdachte's, en/of zijn mededader(s) wil
onafhankelijke omstandigheid;
feit 2
hij op of omstreeks 19 november 2015 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [straatnaam 2]) heeft weggenomen een of meer horloges en/of een laptop en/of een hoeveelheid [buitenlands] [papier- en munt]geld en/of een zonnebril en/of een tas [North Face] en/of [een] autosleutel[s], in elk geval enig goed en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 3
hij op of omstreeks 19 november 2015 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto [merk Peugeot], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van valse sleutel[s];
feit 4
primair
hij op of omstreeks 12 oktober 2015 in de gemeente Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf, gevestigd op/aan de [straatnaam 3]) aldaar, heeft weggenomen een of meer telefoon(s) (merk Samsung -type 6, Galaxy note 4, Galaxy S4, Galaxy S3- en/of merk Iphone -type 5s en 5- en/of merk Sony -type Xperia Sp-) en/of (een) siera(a)d(en) (kettingen, ringen, oorbellen, hangertjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen telefoon(s) en/of siera(a)d(en) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair
[slachtoffer 4] en/of een of meer persoon/personen op of omstreeks 12 oktober 2015 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een of meer telefoon(s) (merk Samsung -type 6, Galaxy note 4, Galaxy S4, Galaxy S3- en/of merk Iphone -type 5s en 5- en/of merk Sony -type Xperia Sp-) en/of (een) siera(a)d(en) (kettingen, ringen, oorbellen, hangertjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [slachtoffer 4] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen telefoon(s) en/of siera(a)d(en) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [slachtoffer 4] en/of die persoon/personen (met een scooter) naar het [slachtoffer 3] te brengen en/of
- op de uitkijk te staan toen die [slachtoffer 4] en die persoon/personen het pand van het [slachtoffer 3] binnen waren gegaan en/of
- die [slachtoffer 4] en/of die persoon/personen na de inbaak weer op te halen bij het [slachtoffer 3].

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 en 4. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
VrijspraakMet de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd. Derhalve moet hij daarvan worden vrijgesproken.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 22 oktober 2015, omstreeks 13.45 uur, verlaten [slachtoffer 4] en haar man hun huis aan de [straatnaam] 1a te Haarlem. [slachtoffer] heeft de woning afgesloten en zonder schade achtergelaten. [2]
Omstreeks 14.00 uur die dag ziet getuige [getuige 1] twee jongens door de [straatnaam] lopen. Ze kijken aldoor om zich heen en naar de huizen in de straat. Ze lopen naar de tuin van de [straatnaam] 1. ‘Jongen 1’ is ongeveer 18 – 20 jaar oud, heeft zwart, met gel achterover gekamd haar, een lichte of lichtgetinte huidskleur en draagt een zwarte jas tot op het bovenbeen met capuchon met bontkraag. ‘Jongen 2’ draagt een korte grijsachtige jas en is ongeveer 18 - 20 jaar oud. [3] Rondom hetzelfde tijdstip hoort getuige [getuige 2] een geluid vanuit de richting van de woning gelegen aan de [straatnaam] 1a. Hij kijkt naar de woning en ziet vervolgens twee jongens van de oprit van de woning aflopen. ‘Jongen 1’ heeft een lichtgetinte huidskleur, Marokkaans uiterlijk, is ongeveer 16 jaar oud, heeft zwart naar achter gekamd haar, draagt een donkerblauwe parka jas tot over zijn kont met een bruinkleurige bontkraag en een donkergrijze broek. [4] ‘Jongen 2’ heeft een iets donkerder huidskleur, [5] is ongeveer 16 jaar oud en draagt een donkergrijze pet, een donkerblauw of zwart jack tot de heup en een donkerblauwe of donkergrijze broek. [6]
Getuige [getuige 3] hoort omstreeks 14.10 uur die dag breekgeluiden bij de voordeur van [straatnaam] 1a. Hij hoort gekraak van hout en harde bonken, vermoedelijk tegen de deur. [7] Hierna hoort hij een deur heel hard open slaan. [8] [getuige 3] belt 112, loopt naar buiten en roept naar omstanders. [9] Hij ziet dat de voordeur van de woning aan de [straatnaam] 1a open staat. Twee jongens zouden op de hoek van de [straatnaam 4] met de [straatnaam] naar [getuige 3] hebben staan kijken en zouden daarna de [straatnaam 4] in zijn gerend. [10]
Omstreeks 14.20 uur die dag staan twee jongens naast de bosschages van perceel [straatnaam] 1c steeds om de hoek te kijken in de richting van de [straatnaam]. Kort hierna lopen zij weg. Hierbij kijken zij continu schichtig om zich heen en voornamelijk naar achter. ‘Jongen 1’ is 15 – 16 jaar oud, vermoedelijk van Marokkaanse afkomst en draagt een zwarte jas tot over zijn billen, voorzien van een capuchon. ‘Jongen 2’ is ongeveer 15 - 16 jaar oud, vermoedelijk van Surinaamse afkomst, draagt een bruine pet, mogelijk van het merk ‘Gucci’, en een zwarte korte jas. [11]
Op 22 oktober 2015, omstreeks 14.15 uur, krijgen verbalisanten een melding dat er mogelijk een inbraak gaande is in een woning aan de [straatnaam] 1a. Terwijl zij daar naartoe rijden wordt doorgegeven dat een getuige twee jongens bij de betreffende woning heeft zien wegrennen. Eén van hen zou een korte zwarte jas dragen en de ander een zwarte langere jas. Kort hierna rijden verbalisanten op de [straatnaam 5] en zien zij twee personen lopen die aan het summier genoemde signalement voldoen. Zij houden de twee personen staande om 14.23 uur. Het betreffen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. [medeverdachte] draagt een donkere jas tot op de heup en verdachte draagt een jas tot over de heup met capuchon en bontkraag. Dan vernemen verbalisanten dat de getuige zou spreken over een jongen met Marokkaans uiterlijk en een jongen met een Surinaams uiterlijk. Een van hen zou een korte zwarte jas dragen en de ander een zwarte langere jas met capuchon. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voldoen aan dit signalement. Hierop zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aangehouden. [12]
Omstreeks 15.00 uur die dag komt [slachtoffer] weer thuis en wordt zij aangesproken door een politieagent welke vertelt dat er is ingebroken. De voordeur en het kozijn ervan zijn beschadigd. De schade bestaat uit drie moet afdrukken van een voorwerp gelijkend op een breekijzer. Deze zitten op de voordeur en het kozijn. Het deurkozijn is deels afgebroken. [13]
Bij een sporenonderzoek in en om de woning aan de [straatnaam] 1a op 23 oktober 2015 wordt op een groot plat houten handvat aan de buitenzijde van de voordeur een schoenspoor van een profiel met een aantal grotere noppen aangetroffen. Op dat handvat wordt ook een klein deel van een ander schoenspoor zichtbaar. Het profiel hiervan bestaat uit een ribbel- dan wel zigzagpatroon. [14] Het profiel van de door verdachte gedragen schoenen is sterk gelijkend aan het profiel van het tweede schoenspoor. [15] Uit nader schoensporenonderzoek blijkt dat het aangetroffen schoenspoor met de noppen is veroorzaakt door de rechterschoen van medeverdachte [medeverdachte]. [16]
3.5.
Bewijsoverwegingen feit 1
Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de ten laste gelegde poging tot woninginbraak. De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat de gegeven signalementen onvoldoende specifiek zijn om vast te kunnen stellen dat verdachte één van de twee jongens is die door verschillende getuigen zijn gezien. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van een poging tot inbraak aangezien er geen sprake is van een begin van uitvoering. Er zou evengoed sprake kunnen zijn van vernieling, aldus de raadsman. Tenslotte heeft de raadsman bepleit dat er geen sprake is van medeplegen door verdachte, nu, als hij al bij het feit betrokken is geweest, niet blijkt wat zijn rol hierin is geweest.
De rechtbank overweegt het volgende.
signalementen
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn zeer korte tijd nadat getuige [getuige 3] breekgeluiden hoorde staande gehouden en vervolgens aangehouden in de nabijheid van de [straatnaam] 1a. De rechterschoen van medeverdachte [medeverdachte] heeft een afdruk achtergelaten op de voordeur van de betreffende woning. Het profiel van de schoenen van verdachte is sterk gelijkend op een tweede schoenspoor dat op deze voordeur is aangetroffen. Meerdere getuigen hebben twee jongens in de buurt van deze woning gezien en hebben overeenkomende signalementen afgegeven. Een van hen ziet om 14.20, dus drie minuten voor het staande houden, dat zij bij de bosjes naast perceel 1c, de [straatnaam] in de gaten hielden en schichtig om zich heen keken bij het weglopen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] voldoen aan elk van de signalementen die door de verschillende getuigen zijn gegeven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de twee jongens die door verschillende getuigen zijn gezien, telkens verdachte en medeverdachte [medeverdachte] betreffen.
poging
De rechtbank verwerpt voorts het verweer van de raadsman dat er geen sprake zou zijn van een poging tot inbraak. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte en de medeverdachte de deur van de woning hebben ingetrapt. Deze handeling wordt naar haar uiterlijke verschijningsvorm geacht te zijn gericht op het opzettelijk plegen van een woninginbraak en is daartoe ook geëigend. De rechtbank neemt hiertoe voorts in aanmerking dat een getuige ongeveer tien bonken heeft gehoord en vervolgens een deur heel hard open hoorde slaan. Deze getuige is toen naar buiten gegaan en heeft geroepen naar omstanders. Kennelijk zijn verdachte en de medeverdachte er daardoor vandoor gegaan. Verdachte en de medeverdachte staan vervolgens om een hoek de betreffende straat in te kijken en bij het weglopen kijken zij schichtig om zich heen. Ook heeft een getuige aangegeven dat beide verdachten voorafgaand aan de poging tot inbraak meerdere keren door de straat zijn gelopen en veel aandacht voor de huizen hadden. Bij de betreffende voordeur zijn voorts drie moet afdrukken van een op een breekijzer gelijkend voorwerp aangetroffen. Al het voorgaande in acht nemend komt de rechtbank tot het oordeel dat er wel degelijk sprake is geweest van begin van uitvoering en daarmee van een strafbare poging tot woninginbraak.
medeplegen
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank het volgende.
Zoals hiervoor overwogen betreffen de twee jongens die door verschillende getuigen zijn gezien verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Zij zijn dan ook degenen die bij de voordeur van de woning aan de [straatnaam] 1a zijn geweest. Op de voordeur van deze woning is, naast een schoenspoor afkomstig van de schoen van [medeverdachte], een ander schoenspoor aangetroffen. Het profiel van de schoenen van verdachte is sterk gelijkend op het aangetroffen tweede schoenspoor. Hieruit leidt de rechtbank af dat ook verdachte tegen de betreffende deur heeft geschopt, teneinde deze open te trappen. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] gezamenlijk uitvoering hebben gegeven aan hun voornemen om in te breken in de betreffende woning. Uit deze gezamenlijke uitvoering leidt de rechtbank af dat verdachte en de medeverdachte nauw en bewust hebben samengewerkt. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er sprake is van medeplegen.
3.6.
Redengevende feiten en omstandigheden feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 23 november 2015 (dossierpagina’s 187-191);
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 23 november 2015 (dossierpagina’s 193-195).
3.7.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
hij op 22 oktober 2015 te Haarlem, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een woning aan de [straatnaam] een of meer goederen van hun gading en/of geld, geheel toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zijn mededader, en dat (die) weg te nemen goed(eren) onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader naar die woning is toegegaan waarna hij, verdachte en zijn mededader, een deur van die woning, hebben geforceerd, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, alleen ten gevolge van de van zijn, verdachtes, en zijn mededaders wil onafhankelijke omstandigheid;
feit 2
hij op 19 november 2015 te Haarlem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [straatnaam 2]) heeft weggenomen horloges en een laptop en een hoeveelheid buitenlands papier- en muntgeld en een tas [North Face] en een autosleutel, geheel toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
feit 3
hij op 19 november 2015 te Haarlem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto [merk Peugeot], geheel toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij hij en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een gevangenisstraf van zes maanden dient te worden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat verdachte bij diens aanhouding op 19 november 2015 is gebeten door een politiehond. Hierbij is de ambtsinstructie overtreden en dat dient te leiden tot een korting van een maand op de op te leggen gevangenisstraf, aldus de raadsman.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een auto, aan een woninginbraak in vereniging en aan een poging daartoe. Dat zijn drie ernstige feiten. De betreffende benadeelden hebben als gevolg van verdachtes handelen schade geleden en overlast ondervonden. Ook brengen dergelijke feiten in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid met zich mee. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij kennelijk slechts zijn eigen financiële gewin op het oog heeft gehad, en hierbij geen rekening heeft gehouden met de belangen van degenen van wie hij spullen wegnam of probeerde weg te nemen. Dit dient tot uitdrukking te komen in de strafmodaliteit en in de hoogte van de op te leggen straf. De rechtbank heeft in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 januari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Ten aanzien van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd met betrekking tot het bijten van verdachte door de politiehond heeft de rechtbank het volgende overwogen.
In artikel 15 van de “ambtsinstructie voor de politie” is bepaald dat het inzetten van een politie-surveillance hond slechts is geoorloofd onder het direct en voortdurend toezicht van een geleider. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit artikel niet is overtreden bij de aanhouding van verdachte. Uit het proces-verbaal [17] van de betreffende verbalisant blijkt immers dat op het moment dat de hond in de bosschages springt waar verdachte zich bevindt, de zoekactie inmiddels is gestaakt. Er was op dat moment dan ook geen sprake van ‘inzet’ van de politie-surveillancehond, als bedoeld in artikel 15 van de ambtsinstructie. De geleider en de hond waren daar op dat moment slechts nog aanwezig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat genoemde bepaling niet is overtreden. Dit neemt echter niet weg dat verdachte bij zijn aanhouding fors door de hond is gebeten. Verdachte zal hier onmiskenbaar veel pijn door hebben ondervonden. Dit blijkt niet alleen uit het genoemde proces-verbaal, maar ook uit de waarneming van de littekens op het been van verdachte door de rechtbank tijdens de terechtzitting. De rechtbank zal bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf met deze omstandigheid rekening houden, in die zin dat de rechtbank de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf met één maand zal matigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft - tijdig - een vordering tot schadevergoeding van € 373,67 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat, zoals de benadeelde partij desgevraagd ter terechtzitting heeft aangegeven, uit de vermissing van een horloge, een geldstuk en de kosten van schadeherstelling van de deur.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een (van de) medeverdachte(n) dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen, kort gezegd: diefstal in vereniging met braak, aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 1 februari 2013 in de zaak met parketnummer 15/700113-12 heeft de politierechter te Noord-Holland, locatie Haarlem verdachte ter zake van diefstal met braak veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van honderdtwintig dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 22 januari 2016 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 25 oktober 2014 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu het verkeerde parketnummer op de vordering tot tenuitvoerlegging staat vermeld. In eerste aanleg is verdachte door de politierechter veroordeeld, het hoofdparketnummer van dit vonnis is 15/700113-12. Tegen dit vonnis heeft verdachte hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Verdachte is door het gerechtshof te Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Dit arrest van het gerechtshof heeft als parketnummer 23/000637-14. Dit parketnummer had op de vordering tot tenuitvoerlegging dienen te staan, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte is in de zaak met hoofdparketnummer 15/700113-12 veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van honderdtwintig dagen. Verdachte is door het gerechtshof te Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen dit vonnis. Hiermee is het vonnis zoals dat in eerste aanleg is gegeven onherroepelijk geworden. Het is dan ook het vonnis in eerste aanleg, met parketnummer 15/700113-12, waarvan de officier van justitie de tenuitvoerlegging vordert. De rechtbank komt tot de slotsom dat het correcte parketnummer op de vordering tot tenuitvoerlegging staat vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.7. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TIEN (10) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 373,67(zegge: driehonderddrieënzeventig euro en zevenenzestig eurocent), bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 373,67 (zegge: driehonderddrieënzeventig euro en zevenenzestig eurocent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
zeven (7) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/700113-12 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van
honderdtwintig (120) dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 1 februari 2013.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. B.J.G. Leeuw, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2016.
Mr. Leeuw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 22 oktober 2015 (dossierpagina 91).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 23 oktober 2015 (dossierpagina’s 125 en 126).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 22 oktober 2015 (dossierpagina 114).
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 23 oktober 2015 (dossierpagina 118-midden).
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 22 oktober 2015 (dossierpagina 115).
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 22 oktober 2015 (dossierpagina 109).
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 27 oktober 2015 (dossierpagina 112).
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 22 oktober 2015 (dossierpagina 109).
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 27 oktober 2015 (dossierpagina’s 112-onder en 113).
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 22 oktober 2015 (dossierpagina’s 121 en 122).
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2015 (dossierpagina’s 8 en 9).
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] d.d. 22 oktober 2015 (dossierpagina 91).
14.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 23 oktober 2015 (dossierpagina’s 100 en 101-boven).
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2015 (dossierpagina’s 102-onder en 103).
16.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 23 oktober 2015 (dossierpagina 101) en proces-verbaal van uitslag schoensporenonderzoek d.d. 30 oktober 2015 (dossierpagina’s 104 en 105).
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 november 2015 (dossierpagina’s 9-11).