Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[V.O.F.],
[gedaagde2],
[gedaagde3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 juli 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 6 januari 2016.
2.De feiten
ERFDIENSTBAARHEDEN; KWALITATIEVE BEDINGEN; BIJZONDERE VERPLICHTINGEN
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
de bestaande doorgang loopende langs de Zuidelijke grens van het bij deze verkochte perceel”. Het is, naar objectieve maatstaven beoordeeld, blijkens de bewoordingen van het proces-verbaal dus kennelijk de bedoeling van de bij de vestiging van de erfdienstbaarheid betrokken partijen geweest, om de toen bestaande toestand te handhaven. Tevens naar objectieve maatstaven bezien, moet er naar het oordeel van de rechtbank van uit worden gegaan dat met het woord “
doorgang” is gedoeld op het geheel van de opening in de erfafscheiding en het vanaf die opening lopende pad naar de [straat]. Die opening en dat pad tezamen boden immers een doorgang van perceel [nummer] (later hernummerd naar [B.]/[C.]) naar de [straat].
doorgang” alleen is gedoeld op het pad dat liep langs de gehele zuidelijke grens van het perceel van (nu) [gedaagden] naar de [straat], ongeacht de vraag waar de opening tussen de percelen zat. Hij wijst ter onderbouwing hiervan naar het feit dat zowel perceel [B.] als perceel [C.] als heersend erf worden genoemd. De rechtbank volgt [eiser] hierin echter niet. Zou deze uitleg immers juist zijn, dan valt niet in te zien waarom is verwezen naar de “
bestaande doorgang” en niet sec een recht van overpad over bedoeld pad is gevestigd.
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)