In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen Simadan Holding B.V. en de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. De eiseres, Simadan Holding B.V., is onderworpen aan een last onder dwangsom vanwege overtredingen van de emissiegrenswaarden voor NOx en stof, zoals vastgelegd in voorschrift W79 van de omgevingsvergunning milieu van 25 juli 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 11 augustus 2014 een primair besluit hebben genomen waarin eiseres is gelast om de overtredingen te beëindigen en beëindigd te houden. Dit besluit werd door eiseres bestreden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de handhaving terecht was.
De rechtbank heeft in haar overwegingen onder andere gekeken naar de vraag of de emissie-eisen voor NOx en stof daadwerkelijk waren overschreden ten tijde van het primaire besluit. Eiseres voerde aan dat voorschrift W79 niet op haar van toepassing was, omdat zij BHO (Bioheatingoil) gebruikte in plaats van puur plantaardige olie. De rechtbank oordeelde echter dat de voorschriften van de onderliggende vergunning ook van toepassing zijn op de wijzigingen die bij een veranderingsvergunning zijn vergund. Dit betekende dat de emissie-eisen van voorschrift W79 ook golden voor het gebruik van BHO.
Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van eiseres over de meetmethoden en de eenheden van de emissiegrenswaarden beoordeeld. Eiseres stelde dat de meetgegevens van verweerder niet volledig waren en dat de gebruikte eenheden niet overeenkwamen met die in de vergunning. De rechtbank oordeelde dat de meetgegevens van verweerder wel degelijk geldig waren en dat de eenheden correct waren toegepast. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er sprake was van een overtreding van de emissie-eisen en dat de Gedeputeerde Staten bevoegd waren om handhavend op te treden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.