ECLI:NL:RBNHO:2016:10323
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de crisisheffing in relatie tot loon uit vroegere dienstbetrekking en de rechtmatigheid volgens het EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zaandam, over de crisisheffing die is geheven op loon uit vroegere dienstbetrekking. Eiseres, [X] B.V., had bezwaar gemaakt tegen de afdracht van een bedrag van € 19.159 aan pseudo-eindheffing hoog loon, welke was aangegeven in de aangifte loonheffingen voor maart 2013. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 30 november 2016 is eiseres niet verschenen, terwijl de inspecteur zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de rechtmatigheid van de crisisheffing beoordeeld aan de hand van de Wet op de loonbelasting 1964 en de relevante artikelen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank concludeert dat de crisisheffing niet in strijd is met het systeem van de Wet en dat deze niet discriminerend is. Eiseres heeft niet aangetoond dat er sprake is van een individuele en buitensporige last, en de rechtbank verwerpt haar stellingen hierover. De rechtbank oordeelt dat de crisisheffing voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar is, en dat deze een legitiem doel dient in het algemeen belang.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de inspecteur om de crisisheffing te heffen wordt bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.