ECLI:NL:RBNHO:2015:7929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3598
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake derdenbeslag op AOW-pensioen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die haar pensioen onder de Algemene Ouderdomswet (AOW) ziet getroffen door derdenbeslag, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Dit besluit hield in dat er € 63,64 per maand zou worden ingehouden op haar AOW-pensioen, dat vanaf augustus 2015 op € 995,92 per maand was vastgesteld.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak zonder zitting kan worden gedaan als het verzoek kennelijk ongegrond is. In dit geval was er geen sprake van een onomkeerbare situatie of acute financiële nood, wat betekent dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster heeft niet aangetoond dat de inhouding op haar AOW-pensioen leidt tot een financiële noodsituatie.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verwezen naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is vastgesteld dat de Sociale verzekeringsbank verplicht is om medewerking te verlenen aan het gelegde executoriale beslag. De bestuursrechter kan enkel toetsen of het bestuursorgaan binnen de kaders van het beslag is gebleven. Gezien deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat verzoekster zich tot de burgerlijke rechter moet wenden als zij de aan het beslag ten grondslag liggende vordering wil bestrijden.

De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 15/3598

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 september 2015 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. B. Wernik),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder, omdat er derdenbeslag is gelegd op verzoeksters pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), bepaald dat € 63,64 per maand wordt ingehouden op dat pensioen en de hoogte van het te ontvangen netto AOW-pensioen per maand vanaf augustus 2015 gesteld op € 995,92.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
2.Bij vonnis in kort geding van 18 mei 2015 is verzoekster door de voorzieningenrechter van deze rechtbank – voor zover hier van belang – veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 381,16 voor verschotten en € 527,- voor salaris advocaat, in totaal € 908,16. Gerechtsdeurwaarders [naam] hebben op 31 juli 2015 executoriaal beslag gelegd bij verweerder op het AOW-pensioen van verzoekster voor een bedrag van in totaal € 1233,46 (€ 908,16, vermeerderd met kosten) en verweerder daarbij onder meer verzocht rekening te houden met de beslagvrije voet van € 971,80.
3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft. Dat de inhouding op haar AOW-pensioen van €63,64 per maand leidt tot een financiële noodsituatie, heeft verzoekster niet onderbouwd.
4. De voorzieningenrechter wijst er voorts op dat volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie de uitspraken ECLI:NL:CRVB:2007:BA8609 en ECLI:CRVB:2015:2513) verweerder gehouden is om medewerking te verlenen aan het gelegde executoriale beslag. Het is aan de burgerlijke rechter voorbehouden om een eventueel oordeel te vellen over de geldigheid van het beslag. Bij de beoordeling van een betalingsbeslissing als hier in geschil moet het gelegde beslag als een gegeven worden aanvaard en dient de bestuursrechter zijn toetsing te beperken tot het beantwoorden van de vraag of het bestuursorgaan bij het nemen van de betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven.
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder buiten de kaders van het beslag is getreden.
Voor zover verzoekster de aan het beslag ten grondslag liggende vordering wil bestrijden, dient zij zich te wenden tot de burgerlijke rechter.
5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het verzoek kennelijk ongegrond en de voorzieningenrechter wijst het daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.