ECLI:NL:RBNHO:2015:4255

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
22 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1292
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening alcoholslotprogramma na termijnoverschrijding bezwaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard had gekregen door de Algemeen Directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en een alcoholslotprogramma opgelegd kreeg, heeft op 18 maart 2015 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 15 juli 2013. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn van zes weken, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ruimschoots is overschreden. De voorzieningenrechter heeft de vraag beantwoord of deze termijnoverschrijding verschoonbaar is. Verzoeker voerde aan dat het CBR in een bijlage bij het bezwaarschrift onduidelijke informatie had verstrekt, waardoor hij in de veronderstelling verkeerde dat bezwaar maken zinloos was. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het de keuze van de belanghebbende is om al dan niet rechtsmiddelen in te stellen en dat de informatie van het CBR niet voldoende was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te verklaren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/1292

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 mei 2015 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. B.E.J. Torny),
en
de Algemeen Directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard en hem een alcoholslotprogramma opgelegd.
Verzoeker heeft op 18 maart 2015 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Het bestreden besluit dateert van 15 juli 2013. De Awb bepaalt dat binnen zes weken bezwaar kan worden gemaakt. Deze mogelijkheid en termijn wordt ook nadrukkelijk in het bestreden besluit genoemd. Verzoeker heeft pas op 18 maart 2015 bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Dit betekent dat de bezwaartermijn van zes weken ruimschoots is overschreden.
De voorzieningenrechter moet vervolgens de vraag beantwoorden of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
Verzoeker heeft (samengevat) aangevoerd dat het CBR in een bijlage bij het bezwaarschrift een aantal situaties heeft beschreven, waarin het volgens het CBR geen zin heeft om een bezwaarschrift in te dienen. Volgens verzoeker zijn de in deze bijlage opgenomen mededelingen uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd. Verzoeker ging er daarom van uit, en mocht er ook redelijkerwijs van uitgaan, dat dit juiste informatie was. Hierdoor heeft het CBR bij verzoeker het vertrouwen gewekt dat bezwaar maken volkomen zinloos was. Aan verzoeker kan niet worden tegengeworpen dat hij nu pas bezwaar maakt. De termijnoverschrijding is daarom verschoonbaar, waardoor de niet-ontvankelijkverklaring achterwege dient te blijven. Verzoeker verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 maart 2015 (ECLI:NL:RBAMS:2015:1509).
Volgens verzoeker is voorts de verwijzing naar de jurisprudentie ten aanzien van het aanvoeren van persoonlijke omstandigheden onjuist gebleken, omdat de Afdeling in een uitspraak van 4 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:622) zijn eerdere standpunt hierover heeft heroverwogen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het een keuze van de belanghebbende om al dan niet rechtsmiddelen in te stellen tegen een besluit. Het CBR geeft in de bijlage ook aan dat de belanghebbende het recht heeft om een bezwaarschrift in te dienen als hij het niet eens is met een besluit van het CBR. Het CBR geeft slechts aan dat het in enkele situaties geen zin heeft om een bezwaarschrift in te dienen, omdat de hoogste bestuursrechter (de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) zich daarover al heeft uitgelaten. Dat verzoeker ervoor heeft gekozen om geen bezwaar te maken tegen het bestreden besluit komt voor zijn risico. Bij het maken van deze (juridische) keuze kan de belanghebbende juridische bijstand zoeken. Dat de Afdeling onlangs zijn jurisprudentie ten aanzien van het alcoholslotprogramma heeft gewijzigd, leidt niet tot een ander oordeel.
Nu het bezwaar niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard en het bestreden besluit in stand zal blijven, is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.