ECLI:NL:RBNHO:2015:3429

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
14-1488
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor verplaatsen recreatieve opstal en nieuwbouw zomerhuis op Texel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van een recreatieve opstal van [adres 1] naar [adres 2] en voor de (nieuw-)bouw van een zomerhuis aan [adres 2]. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 25 juni 2014 geweigerd, omdat de bouw in strijd zou zijn met het bestemmingsplan.

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 29 januari 2015 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de weigering onterecht was, onder andere omdat verweerder eerder toezeggingen had gedaan over medewerking aan haar plannen. Verweerder heeft echter gesteld dat de aanvraag terecht is geweigerd, omdat de bouwplannen niet in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan.

De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag van eiseres in strijd is met het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 2013’, dat op het moment van de beslissing van toepassing was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een uitdrukkelijke toezegging van verweerder die eiseres gerechtvaardigde verwachtingen had kunnen geven. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 april 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 14/1488

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2015 in de zaak tussen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,gevestigd te[vestigingsplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. E. A. Wentink - Quelle),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel, verweerder

(gemachtigde: C.H. Witte).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit rechtstreeks beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2014. Namens eiseres is verschenen de heer [naam]. Eiseres is bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 14 mei 2013, en aangevuld op 20 december 2013, heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning ten behoeve van het verplaatsen van een recreatieve opstal, die vijf slaapplaatsen vertegenwoordigt, van [adres 1] in [plaats] (hierna: [adres 1]) naar [adres 2] in [plaats] (hierna: [adres 2]), en ten behoeve van de (nieuw-)bouw van een zomerhuis aan [adres 2]. De aanvraag is voorzien van een ruimtelijke onderbouwing van
19 december 2013.
2. Het ontwerp-weigeringsbesluit heeft vanaf 19 maart 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Eiseres heeft op 11 april 2014 een zienswijze ingediend.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, na toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), geweigerd de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Volgens verweerder is de bouw van een zomerhuis aan [adres 2] in strijd met het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 1996’ en het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel Herziening ex artikel 30 W.R.O.’ van juli 1998, omdat er in het (herziene) bestemmingsplan onvoldoende slaapplaatsen zijn opgenomen voor de (nieuw-)bouw van een zomerhuis. De (nieuw-)bouw van een zomerhuis aan [adres 2] is ook in strijd met het nieuwe bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 2013’, omdat het buiten een in dat bestemmingsplan opgenomen bouwvlak voor verblijfsrecreatieve gebouwen gepland is.
4. Eiseres voert aan dat haar aanvraag ten onrechte is geweigerd. Het nieuwe bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 2013’ mag niet aan haar worden tegengeworpen, omdat het niet onherroepelijk is. Volgens eiseres is bovendien sprake van een schending van het vertrouwensbeginsel omdat verweerder in 2010 al aan haar heeft toegezegd dat medewerking zou worden verleend aan haar plannen. Uit een besluitenlijst van verweerder van 3 augustus 2010 en een brief van verweerder van 2 september 2010 blijkt dat aan eiseres daaromtrent concrete toezeggingen zijn gedaan. Eiseres voert tot slot aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is genomen, nu verweerder niet is ingegaan op haar ruimtelijke onderbouwing.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag van eiseres terecht is geweigerd. Het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel kan niet slagen. Uit de besluitenlijst van 3 augustus 2010 en de brief van 2 september 2010 kan niet worden afgeleid dat sprake is van uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezeggingen, die bij eiseres gerechtvaardigde en gedragsbepalende verwachtingen hebben gewekt. Er is sprake van een principe-uitspraak, waar eiseres zich jaren later niet meer op kan beroepen. Zelfs als het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel zou slagen, kan verweerder geen medewerking verlenen aan haar plannen, omdat dit in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan.
6.1
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo – voor zover hier van belang – is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
6.2
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo – voor zover hier van belang – wordt de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
6.3
Ingevolge het tweede lid van dit artikel – voor zover hier van belang – wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
6.4
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, kan de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, slechts worden verleend indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
7. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat de beslissing om al dan niet ontheffing te verlenen van een bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft. De rechter moet deze beslissing terughoudend toetsen. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om al dan niet ontheffing te verlenen heeft kunnen komen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2002).
8.
Ten tijde van de aanvraag was op de locatie [adres 2] het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 1996’ en het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel Herziening ex artikel 30 W.R.O.’ van juli 1998 van toepassing. Op 12 juni 2013 is het nieuwe bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 2013’ vastgesteld, dat vervolgens op
11 februari 2014 in werking is getreden. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7470) geldt als uitgangspunt dat bij het nemen van een besluit op bezwaar het recht moet worden toegepast zoals het op dat moment geldt. Bij wijze van uitzondering mag een bouwaanvraag worden getoetst aan het ten tijde van de indiening ervan nog wel, maar ten tijde van het besluit op de aanvraag, dan wel het besluit op een daartegen ingediend bezwaar niet meer geldend bestemmingsplan, doch slechts indien ten tijde van de indiening van de aanvraag het daarin vervatte bouwplan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en er op dat moment nog geen voorbereidingsbesluit van kracht was geworden voor een nieuw bestemmingsplan dan wel een ontwerp voor een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd waarmee dat bouwplan in strijd was. Deze uitzondering doet zich hier niet voor, omdat het bouwplan van eiseres in strijd is met het ten tijde van de indiening van de aanvraag geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 1996’ en het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel Herziening ex artikel 30 W.R.O.’ van juli 1998. Het bestreden besluit wordt daarom getoetst aan het nieuwe bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel 2013’.
9.
In het nieuwe bestemmingsplan zijn voor het perceel [adres 2] twee verschillende bestemmingen opgenomen. Het betreft de bestemmingen ‘recreatie – recreatief opstal’ met vijf slaapplaatsen, en ‘recreatie – verblijfsrecreatieve gebouwen’ met 45 slaapplaatsen. Binnen deze bestemmingen zijn bouwvlakken opgenomen. Op het perceel [adres 3] ligt een bouwvlak voor een recreatief opstal en op het perceel [adres 4] ligt een bouwvlak voor verblijfsrecreatieve gebouwen. In het bouwvlak [adres 2] zijn de vijf slaapplaatsen opgenomen komende vanaf [adres 1], daarmee is het maximum aantal recreatieve slaapplaatsen in het bouwvlak [adres 2] in het nieuwe bestemmingsplan verhoogd met vijf slaapplaatsen. Voor zover de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning ziet op het verplaatsen van een recreatieve opstal (vijf slaapplaatsen) van [adres 1] naar [adres 2], stelt de rechtbank vast dat daaraan met het nieuwe bestemmingsplan tegemoet is gekomen.
10. Voor zover de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning ziet op de
(nieuw-)bouw van een zomerhuis aan [adres 2], staat vast dat dit strijdig is met het nieuwe bestemmingsplan, omdat eiseres buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak voor verblijfsrecreatieve gebouwen wil bouwen.
11. Ten aanzien van het beroep van eiseres op het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank als volgt. Volgens vaste rechtspraak kan dit beroep in beginsel uitsluitend slagen indien namens een bevoegd orgaan jegens de belanghebbende uitdrukkelijk, ondubbelzinnig en ongeclausuleerd toezeggingen zijn gedaan die bij die belanghebbende gerechtvaardigde en gedragsbepalende verwachtingen hebben gewekt.
12. Verweerder heeft met de brief van 2 september 2010 gereageerd op het verzoek van eiseres van 31 januari 2010, om mee te werken aan de verplaatsing van het recreatief opstal aan [adres 1] naar [adres 2]. Verweerder heeft aan eiseres medegedeeld dat op 3 augustus 2010 is besloten medewerking te verlenen tot het opstarten van een projectprocedure. In de brief staat dat een projectbesluit een ruimtelijke onderbouwing vereist waarin moet worden ingegaan op de verwijdering van de recreatieve opstal op de oude locatie aan [adres 1], en de nieuwbouw van een recreatief opstal op de nieuwe locatie aan [adres 2]. Verweerder heeft voorts aan eiseres medegedeeld dat de gemeenteraad een besluit zal nemen over het voeren van de daadwerkelijke projectprocedure zodra de onderbouwing van eiseres is aangeleverd.
13. Volgens verweerder is in de brief van 2 september 2010 een principe uitspraak gedaan, hetgeen door eiseres niet is weersproken. Verweerder spreekt slechts de bereidheid uit om aan de gemeenteraad voor te stellen om medewerking te verlenen aan de aanvraag van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres jaren later – zij deed haar aanvraag pas op 14 mei 2013 – geen beroep doen op de inhoud van deze brief, waarin overigens geen enkele toezegging is gedaan over de precieze locatie van (nieuw-)bouw aan het perceel [adres 2]. Verweerder heeft eiseres er in de brief van 2 september 2010 zelfs op gewezen dat haar aanvraag gezien wordt als een verzoek om informatie, waar geen rechten aan kunnen worden ontleend. Van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging van de zijde van het bevoegde orgaan is dan ook niet gebleken, het beroep op schending van het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
14. Vaststaat dat de (nieuw-)bouw van een zomerhuis aan [adres 2] strijdig is met het nieuwe bestemmingsplan en de uitgangspunten van het beleid, omdat eiseres buiten het op de plankaart aangegeven bouwvlak voor verblijfsrecreatieve gebouwen wil bouwen. Verweerder kon de aanvraag van eiseres daarom in redelijkheid afwijzen.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Ebbink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2015.
griffier rechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State