In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag kansspelbelasting. De eiseres, [X] B.V., had een naheffingsaanslag ontvangen van € 144.272 voor het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 oktober 2008, welke door de inspecteur was verminderd tot € 128.785 na een uitspraak op bezwaar. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze naheffingsaanslag, waarbij de inspecteur een verweerschrift heeft ingediend. De zitting vond plaats op 26 februari 2015 in Haarlem, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en twee andere personen, terwijl de inspecteur werd vertegenwoordigd door drie medewerkers.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het Loyaliteitsprogramma van eiseres, dat deelnemers de mogelijkheid bood om prijzen te winnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres op het moment van het ter beschikking stellen van de prijzen had besloten de wettelijk voorgeschreven inhoudingen voor haar rekening te nemen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag niet terecht was opgelegd, omdat eiseres niet had aangegeven dat de prijzen netto waren en er geen bewijs was dat zij de kansspelbelasting op de prijswinnaars zou verhalen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag vernietigd. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 980 en is het betaalde griffierecht van € 318 aan eiseres vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.